Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 t/m 6

Beoordeling 7.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vmbo | 4804 woorden
  • 18 februari 2016
  • 67 keer beoordeeld
Cijfer 7.4
67 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1.1 Nederland krijgt een koning

  • Nederland was in de 17e en 18e eeuw een republiek, dat was toen zeldzaam.
  • Monarchie was een prinsdom, als er een prins aan het hoofd stond.
  • Een koninkrijk als de vorst de titel van de koning had.
  • Een keizerrijk als er een keizer was.
  • In een republiek heeft het staatshoofd zijn macht niet geërfd. Ze hebben een president als staatshoofd.
  • In 1789 brak de Franse revolutie uit. Frankrijk werd een democratie ( land waarin volk de regeerders kiest) en raakte in oorlog met andere landen. In 1795 vielen de fransen Nederland binnen, de stadhouder vluchtte en daar maakte ze gebruik van. Ze maakte van Nederland een democratie.
  • Napoleon kwam aan de macht in Frankrijk en ook in Nederland en maakte een einde aan democratie in Nederland.
  • In 1806 gaf napoleon zijn broer Lodewijk napoleon de macht in Nederland. ‘’koninkrijk Holland’’. Maar dat duurde niet lang, 1880 haalde napoleon hem daar weg en werd Nederland een Franse provincie.
  • De zoon van de laatste stadhouder werd koning. Koning Willem 1. Hij kreeg geen onbeperkte macht. Zijn bevoegdheden werden vastgesteld in de grondwet. In de constitutie staan de belangrijkste rechten van het volk en de regels voor het bestuur. Nederland werd geen absolute monarchie maar een constitutionele monarchie.
  • Macht moest gedeeld worden met parlement, dat staten generaal werd genoemd. Die is onder te verdelen in de eerste en tweede kamer. Leden 1e kamer gekozen door de koning, leden 2e kamer werden gekozen door provinciale staten. Maar die waren niet democratisch gekozen maar kwamen van rijke families.
  • Doordat het volk nergens invloed had ontstonden er politieke stromingen die dat wilden veranderen. De belangrijkste van het liberalisme ze streven naar vrijheid.
  •  Koning willen de 1e leek geliefd maar dat veranderede toen ze erachter kwamen dat hij veel te veel had uitgegeven en dus kwam er in 1814 een nieuwe grondwet die het parlement meer zeggenschap gaf. Willen 1 werd beledigd en trad af en zijn zoon kwam aan de macht

1.2 de grondwet van 1848

  • Willem 2 gaf zijn macht af  omdat de economie heel slecht was met veel honger.
  • In 1848 brak in Parijs een revolutie uit. De koning vluchtte naar Frankrijk en Frankrijk werd opnieuw een republiek.
  • Willem de 2e was bang afgezet te worden en daarom gaf hij de liberalen hun zin. De leider van de liberalen ( Thorbecke) mocht een nieuwe grondwet schrijven. In de grondwet van 1848 schreef Thorbecke “de koning is onschendbaar , de ministers zijn verantwoordelijk.’’ Als de koning nu iets fout deed werden de ministers verantwoordelijk.
  • Census kiesrecht =  alleen wie een flik belasting bedrag betaalde, mocht stemmen.
  • De grondwet van 1848 Gaf het parlement de hoogste macht, dat kwam door controlerende en wetgevende bevoegdheden. Met de controlerende bevoegdheden kon het parlement de regering en alle ministers daarin controleren.. met de wetgevende bevoegdheden kon het samen met de regering wetten maken.
  • De tweede kamer kreeg het recht van amendement ( het recht om een wet te veranderen ) en het recht van initiatief ( het recht om zelf wetten voor te stellen).
  • Allebei de kamers kregen het recht van budget : het recht om de begroting van de overheid goed te keuren of af te wijzen. Beide kamers kregen ook recht van enquête ( het recht om onderzoek te doen). En het recht van interpellatie ( het recht om ministers te ondervragen en om antwoord te krijgen).
  • De belangrijkste grondrechten die er kwamen waren vrijheid van drukpers. Recht van vereniging en vergadering. En vrijheid van godsdienst en onderwijs

1.3 Nederlandse rechtsstaat.

  • Door de grondwet van 1848 word Nederland een rechtsstaat.
  • Onafhankelijke rechtsspraak = de rechters zijn niet ondergeschikt aan de minister en andere politici en bestuurders.
  • De grondwet uit 1848 worden ook wel klassieke grondrechten of vrijheidsrechten genoemd. Ze bevestigen vrijheid voor ALLE burgers.
  • Sinds 1919 heeft iedere Nederlander kiesrecht en telt elke stem even zwaar mee.
  • In 2001 kregen de burgers een nieuw recht : het raadgevend referendum , dit betekent dat de bevolking kan stemmen over een wet of wetvoorstel. Maar de regering is niet verplicht dat op te volgen.
  • Bij een correctief referendum heeft de bevolking het laatste woord. Maar dat is in Nederland niet ingevoerd

2.1 liberalen en confessionelen

  • Liberalen = streven naar vrijheid van de burgers.
  • Confessionele = politieke stroming die uitgaat  van een godsgeloof.
  • Door de grondwet van 1848 kreeg Nederland een parlementair stelsel. Nog geen democratie omdat alleen de rijken nu nog maar konden stemmen. In de politiek hadden de liberalen het voor het zeggen.
  • De eerste emancipatiebeweging was  die van de protestanten. Ze probeerden de niet-christelijke ideeën tegen te houden.
  • Steeds meer protestantse mensen gingen minder uit van wat in de bijbel stond, behalve de orthodoxe en gereformeerden protestanten. Die gingen nog wel van de bijbel uit maar deze mensen kwamen niet uit de hogere middenklasse en werden daarom de ‘’kleine luyden’’ genoemd.
  • Liberalen vond dat de katholieke stroming achterlijk was. Het paste niet in de moderne tijd. Maar in 1848 was er vrijheid van onderwijs, maar de bijzondere scholen kregen geen extra geld en moesten alles zelf betalen. De liberalen hoopte daarmee dat kinderen naar openbare scholen zouden gaan..
  • Onder leiding van hun leider Abraham Kuyper organiseerde de gereformeerden een protestactie tegen de school wet, de katholieken deden ook mee. Het had niet veel succes maar Kuyper bleef doorgaan totdat bijzondere scholen net zoveel kregen als openbare scholen.
  • Volgens Kuyper stelde je met de moderne ideeën de mens boven god, en dat was fout. In 1879 stichtte Kuyper de ARP op , Anti-Revolutionaire Partij.
  • De leider van de katholieken was Herman Schaepman. Ook de katholieken begonnen te emanciperen en maakte eigen kerken etc.  ze zouden samen moeten werken met de antirevolutionairen, deze twee groepen waren normaal aardsvijanden maar de liberalen waren nu een grotere vijand. Ze hadden wel een overeenkomst en dat was dat de katholieken en de Anti-Revolutioneren allebei het christelijk geloof hebben.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

2.2 socialisten en feministen

  • Socialisme = politieke stroming die streeft naar meer gelijkheid.
  • Feminisme =  streeft naar gelijke rechten voor vrouwen.
  • Om samen sterk te staan richtte arbeiders vakbonden op. Vakbonden konden met werkgevers onderhandelen over meer loon of kortere wektijden. Veel arbeiders sloten zich aan bij een socialistische partij, de grootste was de SDAP Sociaaldemocratische Arbeiderspartij. De leider daarvan was Pieter Jelles Troelstra.
  • Het socialisme werd uiteindelijk verdeeld in 2 partijen.
    1. Communisten: revolutionaire socialisten.
    2. Sociaal democraten
  • De SDAP begon revolutionair maar veranderde tot een gematigde partij. Toen Troelstra de revolutie uitriep wilden veel partijgenoten er toen niks meer van horen.
  • Het feminisme dat rond 1890 ontstond werd de eerste feministische golf genoemd.
  • Belangrijke eis tijdens de eerste feministische golf was het vrouwenkiesrecht. In 1894 werd de vereniging voor vrouwenkiesrecht opgericht. De voorzitter was Aletta Jacobs. Zij was het eerste meisje die naar het hbs was gegaan ende eerste vrouwelijke arts was zij.
  • Rond 1970 ontstond de tweede feministische golf. Toen eiste de feministen dat getrouwde vrouwen konden werken en mannen serieus mee deden aan de opvoeding en huishouden.
  • Alleen de Vrije Vrouwenvereniging onder leiding van Wilhelmina Drucker was voor volkomen gelijkheid, dus dat vrouwen ook écht carrière konden maken.

2.3 pacificatie en verzuiling

  • Steeds meer liberalen wouden wel het kiesrecht uitbreiden maar dat moesten kinderen wel goed opgeleid worden zodat ze later ‘’verstandig’’ zijn en beslissingen kunnen nemen.
  • Het kiesrecht werd steeds uitgebreider.
  • Omdat de SDAP niet wilde meeregeren vormde de liberaal Cor van der Linden een minderheidskabinet.
  • Cort van der Linden wilden de schoolstrijd en de kiesrechtkwestie oplossen. Dat lukte in 1917. Nederland kreeg een algemeen mannenkiesrecht en vrouwen kregen passief kiesrecht, dat betekent dat je wel gekozen kon worden maar zelf niet mocht stemmen. Ook kwam er een evenredig vertegenwoordiging.
  • Voor één zetel moet een partij minimaal de kiesdeler halen. De kiesdeler is alle uitgebrachte stemmen gedeeld door het aantal Kamerzetels.
  • Een jaar later kregen vrouwen ook actief kiesrecht en daarmee was algemeen kiesrecht een feit.
  • Verzuiling = Nederland raakte onderverdeeld in 4 zuilen. Met een duidelijke identiteit
    1. Protestanten
    2. Katholieken.
    3. Socialisten
    4. Liberalen.
  • Doordat openbare en bijzondere scholen nu even veel geld koste werden bijzondere scholen veel voller en gingen mensen naar hun eigen soort school bijvoorbeeld katholieke school. En daardoor kwamen mensen steeds minder in contact met andere zuilen.

3.1 politieke partijen in Nederland.

  • Door evenredige vertegenwoordiging kregen ook kleine partijen kans.
  • KVP = Katholieke Volkspartij
  • PvdA = partij van de arbeid
  • VVD = Volkspartij voor de Vrijheid en Democratie
  • In 1946 vormde de KVP en de PvdA een rooms-rood kabinet. ( overigens later ook de grootste partijen allebei met 30 % )
  • In de jaren 1960  begon de ontzuiling en dat betekende dat de mensen zich los maakten van hun zuil en met andere mensen in contact kwamen.
  • Het KVP , ARP en CHU hebben samen 1 partij opgericht, het Christen-Democratisch Appel (CDA). Het was niet aan 1 geloof gebonden en daarom noemde ze het Christen-Democratisch
  • Polarisatie = het verscherpen van politieke tegenstellingen. De kleine partijen werden erdoor weggevaagd.
  • Paarse kabinet = regering waarin socialisten ( rood ) en liberalen ( blauw) samenwerken.

3.2 kabinetten en wetten.

  • Lijsttrekker =  nummer 1 op de kieslijst van een partij.
  • De kandidaten op de bovenste plaatsen vormen in de tweede kamer een fractie. De lijsttrekker is meestal de fractievoorzitter.
  • Omdat er niet 1 partij de meerderheid heeft moet er een coalitie worden gevormd met 2 of meerdere partijen.
  • In het regeerakkoord staat wat het nieuwe cabinet moet gaan doen.
  • De vice-premiers vervangen de minister-president als hij er niet is.
  • Als een kabinet binnen 4 jaar opnieuw moet worden gekozen is er spraken van kabinet crisis. De meningsverschillen tussen de coalitiepartijen zijn dan zo groot dat ze niet meer samen verder kunnen.
  • Een motie is een uitspraak van de eerste of tweede kamer.
  • Het kabinet kan ook worden gelijmd en dat betekend dat er nieuwe afspraken komen, maar dat regeren doorgaat.
  • Als een wetsvoorstel niet meer dan de helft van de zetels van de tweede kamer krijgt, kunnen er verschillende dingen gebeuren.
    1. Het kabinet kan het wetsvoorstel intrekken
    2. Het kan het zo veranderen dat er wel een meerderheid is.
    3. Er kan worden gedreigd met aftreden.
    4. Kamerleden die eerst tegen het voorstel waren hadden nu twee keuzes , het voorstel goedkeuren of een kabinetscrisis laten ontstaan.

3.3 Nederland Europa

  • Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) , opgericht door :

Duitsland, Frankrijk, Italië, Nederland België en Luxemburg. Het moest zorgen voor geen oorlog meer, maar ook voor economisch voordeel.

  • De EGKS breidde zich later ui tot de EEG ( Europese Economische Gemeenschap).  Ze gingen dezelfde tol heffen op invoer en uitvoer. De EEG bleek goed voor de welvaart en het kreeg meer lidstaten.
  • In 1991 waren er 12 landen lid en besloten het te veranderen in de Europese Unie (EU). De inwoners van de lidstaten werden nu Europese burgers dat betekende dat ze in heel de Eu dezelfde rechten hebben en zich overal in de EU vrij mochten vestigen. Na enige jaren waren er al 27 lidstaten.
  • De Eu heeft een Europees parlement met  785 leden die om de 5 jaar worden gekozen met algemeen kiesrecht. Het vergadert afwisselend is Brussel en Straatsburg.
  • Raad van ministers = vergadering van ministers van de EU-lidstaten.
  • Vetorecht =  dat betekent dan één land en besluit kan tegen houden. Het zorgt vaak wel voor eindeloze discussies

4.1  de eerste wereldoorlog

  • Oostenrijk-Hongarije was in 1914 een van de grootste landen van Europa. Ze heersten over Kroaten en Tsjechen. Maar hun rijk werd bedreigd door het opkomende nationalisme. Het was vooral sterk bij Servië. Toen frans Ferdinant werd vermoord dachten ze ook gelijk dat Servië het had gedaan. Oostenrijk-Hongarije nam dus ook wraak, dat bleek ontzettend dom want ze sleepte Europa mee de oorlog in.
  • De belangrijkste oorzaak van de eerste wereld oorlog was het nationalisme in Europa. Andere oorzaken waren militairisme en wapenwedloop. Ook het kolonialisme leidde tot spanningen. Frankrijk had de meeste kolonies en Duitsland was jaloers en wou er meer.
  • Ver voor de oorlog waren er al bondgenootschappen gesloten, bijvoorbeeld Frankrijk en Rusland hadden afgesproken samen tegen Duitsland te vechten in de oorlog. Het Britse leger werkte in het geheim samen met het Franse leger. Duitsland en Oostenrijk Hongarije waren ook bondgenootschappen.
  • Burgers waren enthousiast over de oorlog en dachten dat het snel voorbij zou zijn en melde zich aan als vrijwilligers.
  • De Franse hielden voor Parijs stand en de Duitsers gingen kilometers terug en groeven zich in , ze bouwden loopgraven.
  • In 1917 stortte het Russische leger in, Rusland staakte de strijd. Daardoor kon Duitsland naar het westen trekken. Maar de VS greep in en de Duitsers werden terug gestuurd en ze staakte de strijd. Op 11 november 1918 kwam met de wapenstilstand een eind aan de oorlog.
  • Het leven voor de militairen was heel slecht maar de buitenwereld wist daar niks van af want met censuur werd de waarheid verborgen.

4.2 het communisme in de Sovjet-Unie

  • Veel socialisten dachten voor de 1e wereld oorlog dat ze een oorlog konden voorkomen. Ze geloofden in de internationale solidariteit van de arbeiders. De arbeiders zouden niet vechten tegen hun kameraden uit andere landen. Maar in 1914 besloten de socialistische partijen overal te verdedigen om hun vaderland. De leider van de socialisten was Lenin. Hij was woedend en hij vroeg alle arbeiders uit alle landen om in opstand te komen, ze moesten de kapitalistische machthebbers verjagen.
  • Na de revolutie moesten ze volgens Lenin een dictatuur vestigen om hun tegenstanders definitief uit te schakelen.
  • De socialisten die de revolutie volgens Lenin had verraden wou hij niks meer mee te maken hebben en hij noemde zijn partij nu dus de communistische partij.
  • In 1917 brak in Rusland de revolutie uit, de communisten hadden daar niks mee te maken maar de boeren kwamen spontaan in opstand omdat er te weinig eten was en ze de oorlog helemaal zat waren.
  • De tsaar werd verjaagd maar de nieuwe regering zette de oorlog door.
  • De Duitsers brachten Lenin in het geheim naar Rusland en hij kreeg daar macht en kreeg Rusland uit de oorlog.
  • Om een samenleving te krijgen met vrij en gelijkheid moesten er mensen uitgeschakeld worden die daar op tegen waren. Er kwam een burger oorlog. De boeren vochten tegen de communisten.
  • De communisten stichtte de Sovjet-Unie op, dat werd een totalitaire staat.
  • In 1924 overleed Lenin en kwam Stalin aan de macht. Hij wou van de Sovjet-Unie een industriële supermacht maken. Er kwam een plan economie en de boeren werden gedwongen om eraan mee te werken.
  • De sovjet unie kreeg een systeem dat de stalinisme werd genoemd.
  • Er kwam persoonsverheerlijking op gang, er kwamen posters van Stalin en iedereen moest weten en vinden dat hij de beste was en zo werd hij ook voor gedaan aan kleine kinderen die zelfs liedjes over hem zongen ‘’vadertje Stalin’’.

4.3 Duitsland in het interbellum ( 1918-1939)

  • Omdat het in Berlijn te onrustig was, kwam het parlement eerst bijeen in Weimar, daarom werd de eerste Duitse democratie de Republiek van Weimar genoemd.
  • Duitsland kreeg de schuld van de oorlog. In 1919 moest Duitsland het verdag van Versailles onderteken. Daar stond in dat Duitsland schuldig was voor de oorlog. Heel lang moest Duitsland herstelbetalingen doen.
  • Duitsland werd gedemilitariseerd, het leger mocht niet groter zijn dan honderdduizend man en mocht ook geen gevechtsvliegtuigen, wapens of andere zware wapens hebben.
  • Door de Volkenbond moest een volgende oorlog voorkomen worden.
  • Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP) was de partij van Adolf Hitler. Mussolini was zijn voorbeeld.
  • Er moest 1 leider zijn, de Duce zo liet Mussolini zich noemen.
  • Ook het nationaalsocialisme was extreem nationalistisch, militaristisch en antidemocratisch. Hij beleefde dat ze polen en Rusland erbij zouden krijgen om daar een leefruimte voor duitsland te creëren.  Er was 1 verschil met het fascisme en dat was dat de nazi’s antisemitistisch waren.
  • De nazi’s kregen veel aanhangers door de wereldwijde economische crisis. In januari 1933 kwam Hitler aan de macht en maakte van Duitsland een totalitaire dictatuur :’’socialisten en communisten werden mishandeld en vermoord’’.
  • President Wilson van de VS wou een Volkenbond oprichten na de eerste wereldoorlog. Het doel daarvan was een tweede WO te voorkomen. Dat was mislukt omdat de VS er niet aan mee wou werken. Het had geen leger en is het dus mislukt. In 1946 is de Volkenbond opgeheven.
  • Hyperinflatie
  • Antisemitistisch =  tegen joden.
  • Politieke gevolgen crisis in Duitsland waren dat de Duitse kiezer vertrouwen verloor in de democratische partijen à de nazi’s winnen. Maar de communisten ook.

4.4 de tweede wereldoorlog.

  • Op 1 september 1939 viel Duitsland Polen binnen, 2 dagen later verklaarde Groot-Brittannië en Frankrijk Duitsland de oorlog.
  • Hitler wou revanche door de nederlaag van de eerste wereldoorlog. Duitsland veroverde Oostenrijk en een deel van Tsjechië. GB en FR lieten hun hun gang gaan zodat hij dan misschien tevreden mee zou zijn. Maar dat was niet zo en in 1939 kwamen ze er achter dat er maar 1 manier was om Hitler te stoppen: ‘’oorlog.’’
  • Blitzkrieg is een snelle oorlog “bliksem” oorlog.
  • Polen was kansloos tegen Duitsland. Ze gaven zich ook na 4 weken al over. In 1940  viel Duitsland West-Europa aan. Op 10 mei begon de blitzkrieg tegen Nederland België en Frankrijk. Nederland en België gaven de strijd al snel op, en Frankrijk binnen 6 weken.
  • GB stond er nu nog maar alleen voor. Er kwam een luchtoorlog boven Engeland. Churchill weigerde zich over te geven.
  • Op 22 juni 1941 viel Duitsland de Sovjet-Unie aan. Duitsland dacht Rusland snel te veroveren maar na een paar maanden stonden ze voor Moskou en werden ze ‘’teruggeslagen’’.
  • As-mogendheden = Duitsland Italië en Japan in de tweede wereld oorlog.
  • Japan vocht eerst niet mee totdat Japan plotseling Pearl Harbour in Amerika aanviel. Hitler verklaarde de VS de oorlog.
  • Vanaf nu ging de oorlog tussen Duitsland Japan en Italië – Groot-Brittannië , de VS en de Sovjet-Unie.
  • Op 2 Februari 1943 gaven de Duitsers zich in Stalingrad over, dat was het keerpunt in de oorlog. Maar ze bleven terugvechten maar vanaf 6 juni 1944 werden ze ook terug gedwongen in het westen, die dag werd de D-Day genoemd. Duitsland werd binnengedrongen door de russen en de Amerikanen en toen op 30 april pleegde Hitler zelfmoord.
  • 8 mei gaf Duitsland zich over en moest er alleen nog afgerekend worden met Japan. Amerika gooide op 6 en 9 augustus een atoombom op de steden Hiroshima en Nagasaki. Hierbij was de oorlog voorbij.
  • De helft van de doden waren burgers, dat kwam door : de atoombommen, en  doordat de Duitsers zich van Hitler tot het einde moesten doodvechten. En het komt ook doordat 6 miljoen joden erbij werden vermoord.
  • Holocaust = massamoord op de joden in de tweede wereldoorlog.

5.1 dekolonisatie en de Koude Oorlog.

  • Na 1945 kwam de dekolonisatie op gang. In 1946 werd Brits-Indië 2 landen, India en Pakistan. Miljoenen moslims vluchtte uit India nar Pakistan. In Afrika begon de dekolonisatie rond 1955, en binnen 10 jaar lieten de Britten bijna al hun kolonies onafhankelijk worden.
  • Franse dekolonisatie
    • In 1945 verzette Frankrijk zich nog tegen de onafhankelijkheid bewegingen.
    • In Vietnam en zuidoost-Azië vochten de fransen een bloedige oorlog, maar 1954 gaven ze de strijd op.
    • 1962 moest Frankrijk Algerije opgeven.
    • 1956 Marokko onafhankelijk laten worden.
    • 1965 bijna heel Azië en Afrika onafhankelijk.
  • De Amerikaanse president Roosevelt haalde Stalin over om mee te doen aan een nieuwe volkerenorganisatie. De VN(Verenigde Naties). De VN werden in 1945 opgericht. Alle landen konden lid worden maar de belangrijkste beslissingen werden genomen door de veiligheidsraad., die bestond uit:  de VS, de Sovjet-Unie, China, Groot-Brittannië en Frankrijk. Deze 5 landen hadden veto recht, dat wil zeggen dat ze met hun stem elk plan tegen konden houden.
  • Tussen de VS en de Sovjet-Unie begon rond 1947 de Koude Oorlog.  Ze stonden lijnrecht tegenover elkaar. De Sovjet-Unie stond voor communisme en de VS voor Kapitalisme. En democratie. Europa raakte verdeeld in twee invloedssferen, in oost Europa kreeg de Sovjet-Unie het voor het zeggen. Stalin bracht daar allemaal trouwe communisten aan de macht. West Europa werd afhankelijk van de VS.
  • Tussen West-Europa en het Oostblok kwam het ijzeren gordijn, dit liep dwars door Duitsland. Maar een deel van Berlijn was ook van de Amerikanen. Maar Berlijn lag in Oost-Duitsland. Maar West-Europa gaf zijn stuk niet op. In 1949 stichtte West-Duitsland een eigen staat: de bondsrepubliek. In oost Duitsland kam er een communistische staat,     de DDR.
  • West-Europese landen en de VS en Canada richtte in 1949 een militair bondgenootschap, de NAVO. Deze stichtte ze op om West-Europa te beschermen tegen de Sovjet-Unie. De Sovjet-Unie vormde samen met de Oost-Europese landen het Warschaupact. De Amerikanen wouden geen militaire aanval tegen het communisme maar wou voorkomen dat het zich uit zou breidden, en daarom gaven de Amerikanen hulp aan alle landen die zich bedreigd voelden door de communisten. Door de Marshall hulp na de economie toe in West-Europa ( 1948-1950)

5.2 van bouw tot val van de Berlijns Muur.

  • De opvolger van Stalin was Chroestjov, de Sovjet-Unie en de VS maakte atoombommen om elkaar af te schrikken.
  • De grens tussen oost en west Berlijn was de enigste plaats waar het ijzeren gordijn nog open stond. Oost-Duitsers vluchtte van oost Berlijn naar west Berlijn. De DDR bouwde na 1961 de Berlijnse Muur.
  • Op Cuba had in 1959 een communist Fidel Castro de macht gegrepen. Amerikanen probeerde hem te verjagen alleen Fidel kreeg hulp van de Sovjet-Unie. Amerika kwam erachter dat er op Cuba Russische kernwapens stonden. Dat was maar 250 km van de VS. De Amerikaanse president Kennedy eiste dat Chroetsjov de kernwapens weg haalde, uit eindelijk deed Chroetsjov dat maar dan wel in ruil dat de VS Cuba met rust zou laten en hun kernwapens weg zou halen van Turkije.
  • Na de Cuba crisis, was er een periode van ontspanning maar de wapenwedloop bleef. De VS en de Sovjet-Unie bleven enorme hoeveelheden raketten en kernwapens maken.
  • Met het Oostblok ging het niet goed en in 1985 kwam Michail Gorbatsjov aan de macht. Volgens hem had het communisme glasnost nodig (openheid). Gorbatsjov hoopte het communisme te redden door enorme vrijheid van meningsuiting toe te staan, de wapenwedloop te eindeigen, maar het bleek het tegenover gestelde te gebeuren.  In 1989 stortte het Oostblok in. De Hongaren begonnen in mei het ijzeren gordijn door te knippen. Op 9 november viel de Berlijnse muur. Twee jaar later kwam ook een einde aan de Sovjet-Unie zelf. De koude oorlog was voorbij.

 

5.3 Een nieuwe wereldorde.

  • Doordat het communisme ten onder ging, groeide het nationalisme weer. Veel Sovjetrepublieken wouden los van de Sovjet-Unie en toen de anticommunist Jeltsin aan de macht kwam werd de Sovjet-Unie opgeheven en werden alle landen onafhankelijke staten.
  • De meeste oost/west- Duitsers wilde na de val van de Berlijnse muur hun land herenigen. Andere landen maakte daar zich zorgen over door wat er in het verleden is gebeurd maar de Duitse bondskanselier Kohl stelde hun gerust. Hij beloofde wets-Europese landen nauwere samenwerking. Dit leidde tot de oprichting van de Europese Unie.
  • Joegoslavië (Slovenië, Kroatië, Bosnië, Servië, Montenegro, Macedonië en Kosovo) ging met veel geweld ten onder. Het begon in 1991 toen Kroatië zich losmaakte.
  • Na de ondergang van de Sovjet-Unie waren de Amerikanen de enigste supermacht. President Bush senior zei dat er een nieuwe ‘wereldorde’ aan het ontstaan was. Irak viel in 1990 Koeweit binnen. De VS was bang dat de aanvoer van de olie in gevaar kwam. De veiligheidsraad gaf Irak tot 15 januari 1991 de tijd om Koeweit te verlaten. Maar ondertussen bracht Amerika een half miljoen soldaten naar het Midden-Oosten. Amerika won en Koeweit was bevrijd.
  • Osama bin Laden was het brein achter de aanslagen van 11-09-01. Hij was de leider van de terreurorganisatie Al-Qaida. De Amerikaanse president George Bush junior riep na de aanslagen ‘’de oorlog tegen het terrorisme” uit. Groot-Brittannië en de VS viel in oktober 2001 Afghanistan aan omdat Afghanistan Osama bin laden niet over wou dragen.  In 2003 werd ook Irak aangevallen omdat ze Osama bin laden hadden geholpen volgens de Amerikaanse president.

 

 

5.4 Israël en de Palestijnen.

  • Diaspora = verstrooiing van de joden over de wereld. Rond 1900 woonde de meesten joden in Rusland en polen. Door Jodenhaat verhuisden de meesten naar de VS. Maar sommige gingen ook naar Palestina omdat dat het land was waar hun voorouders vandaan kwamen.
  • Zionisme = het streven naar een joodse staat in de buurt van Jeruzalem.

De joden wouden een staat in Palestina alleen het Turkse bestuur wou dat niet omdat de palestijnen daar woonden. Maar na de eerste wereldoorlog kregen de Britten daar de leiding en die lieten de joden wel toe.

  • Het geweld tussen joden en de palestijnen man toe. Het Britse bestuur zou ophouden. De veiligheidsraad had een plan bedacht en dat was dat de joden en de Arabieren (palestijnen) een staat zouden krijgen. De joden gingen er mee akkoord alleen de palestijnen niet. De joden hadden de palestijnen weg gejaagd, een dag voor het Britse vertrek riep Ben Goerion de staat Israël uit.
  • Israëls grootse vijand was Nasser, hij was een Arabische nationalist. Hij wou 1 grote staat stichten voor alle Arabieren. Nasser dreigde de joden de zee in  te drijven allen Israël sloeg toe. Israël kreeg hulp van Amerika. Ze veroverde in 6 dagen:
    • De sinaiwoestijn
    • De gaza stook op Egypte
    • Golanhoogvlakte op Syrië
    • Westelijke Jordaanoever
    • Oost-Jeruzalem op Jordanië
  • De VS dwong Israël de aanval te staken omdat de Arabische landen de vs onder druk zetten. De Arabische landen hadden de olie ontdekt. Sinds dien houd de VS en Europa meer rekening met de Arabieren.
  • Op Camp David ( het vakantiehuis van de Amerikaanse president) haalde de Israëlische premier Begin de Egyptische president over om vrede te sluiten. Egypte was het eerste Arabische land dat vrede maakte, in ruil gaf Israël de sinai terug.

De joden wouden een staat in Palestina alleen het Turkse bestuur wou dat niet omdat de palestijnen daar woonden. Maar na de eerste wereldoorlog kregen de Britten daar de leiding en die lieten de joden wel toe.

  • Het geweld tussen joden en de palestijnen man toe. Het Britse bestuur zou ophouden. De veiligheidsraad had een plan bedacht en dat was dat de joden en de Arabieren (palestijnen) een staat zouden krijgen. De joden gingen er mee akkoord alleen de palestijnen niet. De joden hadden de palestijnen weg gejaagd, een dag voor het Britse vertrek riep Ben Goerion de staat Israël uit.
  • Israëls grootse vijand was Nasser, hij was een Arabische nationalist. Hij wou 1 grote staat stichten voor alle Arabieren. Nasser dreigde de joden de zee in  te drijven allen Israël sloeg toe. Israël kreeg hulp van Amerika. Ze veroverde in 6 dagen:
    • De sinaiwoestijn
    • De gaza stook op Egypte
    • Golanhoogvlakte op Syrië
    • Westelijke Jordaanoever
    • Oost-Jeruzalem op Jordanië
  • De VS dwong Israël de aanval te staken omdat de Arabische landen de vs onder druk zetten. De Arabische landen hadden de olie ontdekt. Sinds dien houd de VS en Europa meer rekening met de Arabieren.
  • Op Camp David ( het vakantiehuis van de Amerikaanse president) haalde de Israëlische premier Begin de Egyptische president over om vrede te sluiten. Egypte was het eerste Arabische land dat vrede maakte, in ruil gaf Israël de sinai terug.

6.1 een verzuild land in crisis

  • Als een van de weinige Europese landen bleef Nederland de hele Eerste wereldoorlog neutraal. De Duitsers verwoesten veel delen in België door dat ze door België hen gingen. De Belgen trokken massaal naar Nederland en Nederland hielp hun.
  • De geallieerden verboden Nederland de handel in steeds meer producten omdat het in Duitsland terecht on komen. Daardoor ontstond schaarste. Nederland kon steeds minder steenkool krijgen en daardoor konden fabrieken niet meer draaien en treinen niet meer reiden. Daardoor werd er een distributiesysteem opgezet. Nu kon je alleen nog spullen halen met bonnen. Zodat er voorkomen kon worden dat de ene heel veel had en de andere niks
  • Interbellum= periode tussen de twee wereldoorlogen. Na de beurskracht in New York kwam ook Nederland in de crisistijd. Om te voorkomen dat mensen zwart werkte moesten ze twee keer per dag naar een stempel lokaal om hun kaart te laten stempelen.
  • Werkverschaffingsprojecten= grote projecten waaraan werklozen moesten meedoen om hun uitkering te kunnen verdienen. In de crisistijd was Colijn minister-president (leider van ARP).
  • NSB= Nationaal socialistische beweging. Mussert geloofde dat Nederland een leider nodig had de het volk bestuurde en dat hij dat was. Hij stichtte de NSB. In 1935 kreeg hij 8% van de stemmen. Alleen twee jaar later maar de helft ervan. Mensen zagen toch meer in Colijn. Ze geloofden dat hij Nederland door deze zware tijden kon krijgen.

6.2  de Duitse bezetting

  • Op 10 mei 1940 trokken Duitse troepen s’ochtends vroeg de grens over. De Duitsers vonden niet dat het snel genoeg ging, daardoor bombardeerden ze op de 4e dag Rotterdam en gaf Nederland zich over en zo begon de bezetting.
  • Duitse agenten gingen in 1941 een joodse ijssalon binnen en de joden bespoten hun met ammoniak gas. Uit wraak pakte de Duitsers honderden joden op. Ze werden afgevoerd naar het concentratie kamp Mauthausen. De arbeiders kwamen in opstand en dat hadden de Duitsers niet verwacht. Maar de Duitsers konden hun weerrustig krijgen.  Joden moesten zich melden of werden opgepakt. Eerst werden ze naar Westerbork in Drenthe gebracht, vanuit daar werden ze afgevoerd naar Auschwitz en andere vernietigingskampen.
  • In het najaar van 1944 kwam er een eind aan transport in Nederland en er was dus een hongerwinter.
  • 4 mei is herdenkingsdag en 5 mei vieren we de bevrijding.

6.3 Indië verloren, geen rampspoed geboren.

  • Japan bezette Nederland-Indië. Alle Nederlands werden in kampen opgesloten en moesten dwang arbeid verrichten.
  • Soekarno riep de onafhankelijke republiek Indonesië uit.  Nederland moest met de republiek praten alleen Nederland wou dat Indonesië een federatie van drie deelstaten moet worden. Maar Soekarno wou dat het een onafhankelijke eenheidsstaat zou worden.
  • (KNIL) koninklijk Nederlands Indisch leger.  Nederlanders veroverde Java en Sumatra, maar in de maanden erna pleegde Indonesische vrijheidsstrijders steeds aanslagen en overvallen.
  • Door de Marshallhulp kwam Nederland boven op de nederlaag van het verlies van hun kolonie Nederland Indië

6.4 veranderend Nederland

  • In de jaren 1950 begonnen grote sociaal-culturele veranderingen, dat zijn veranderingen in de manier waarop de mensen leven en met elkaar omgaan.
  • Tweede feministische golf, daar wouden ze meer bereiken dan de eerste feministische golf.  De vrouwen wouden ook carrière kunnen maken.
  • Amerikanisering= toenemende invloed vanuit de Amerikaanse cultuur.
  • door de dekolonisatie kwamen veel migranten naar Nederland. Veel kwamen er  uit Nederlands-Indië maar er kwamen ook mensen uit Marokko en Turkije omdat zij het zware werk deden.
  • Aan de economische groei kwam een eind in 1973 door de oliecrisis.

 

REACTIES

K.

K.

Bedankt , goede samenvatting helpt goed!

5 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.