Samenvatting geschiedenis examenkatern H1
Par 1
Een verschil over het geloof leidde aan het begin van de 16e eeuw tot een scheuring binnen de katholieke kerk. à critici vs. Leiding van de katholieke kerk.
Sommige critici wilden alleen misbruiken zoals de aflaathandel afschaffen (Erasmus). Anderen wilden zich volledig afscheiden van het katholicisme en besloten een nieuwe richting te stichten of zich aan te sluiten bij een nieuwe vorm (Hervorming of Reformatie). Deze nieuwe richtingen die voortkwamen uit protest worden ook wel protestants genoemd. De grootste hervormers met de meeste aanhang waren Luther en Calvijn.
Luther had kritiek op de volgende punten:
- De machtsaanspraken en zelfgemaakte wetten en regels van de katholieke kerk waren onterecht;
- Alleen de bijbel was richtinggevend, men moest de bijbel lezen in de volkstaal en niet voorgelezen of verklaard krijgen door de priester in de kerk;
- Je kwam niet in de hemel door goed te werken en aflaten te kopen maar door in God te geloven;
- Hij wilde het pausschap, celibaat, veel sacramenten en heiligenverering afschaffen omdat dit niet in de bijbel staat
Luther zocht steun bij de Duitse vorsten, voor hen was dit aantrekkelijk omdat:
1. Zij werden het hoofd van de kerk;
2. Zij konden de kloosters sluiten en de bezittingen van de kloosters overnemen;
3. Onderdanen van het Lutheranisme moesten altijd de vorst gehoorzamen.
Vrede van Augsburg: vorst bepaalt de religie van zijn onderdanen, dit ging tegen de principes van Karel V in want hij wilde centralisatie. Bovendien wilde hij eenheid onder de christenen.
2 belangrijke verschillen tussen de opvattingen van Luther en Calvijn zijn:
1. Bij het Lutheranisme is de vorst het hoofd van de kerk, bij het Calvinisme bestuurt iedere gemeente zichzelf;
2. Calvinisten mogen wel tegen hun vorst in gaan als deze tegen ‘Gods gebod’ handelt, Lutheranisten niet.
In Nederland was de Calvinistische kerk het meest belangrijk. Eerst gereformeerde kerk, daarna Nederlands Hervormde Kerk.
Par 2
2 indirecte oorzaken voor de opstand waren:
1. De sterke positie van de stedelijke burgerij in Nederland, als gevolg van de handel en nijverheid was de welvaart toegenomen à privileges.
2. De splitsing van de Christelijke kerk door de Hervorming het merendeel van het volk bleef katholiek maar het protestantse deel groeide ook.
2 directe oorzaken voor het ontstaan van de opstand waren:
1. Karel V en Filips II gaan protestanten streng vervolgen. Ze wilden de katholieke kerk handhaven. Daarom vervolgden zij de protestanten met steeds strengere plakkaten (wetten). Veel plaatselijke bestuurders waren hier tegen.
2. Karel V en Filips II streven naar centralisatie en het ongedaan maken van privileges.
In april 1566 bood een groep edelen Margareta van Parma een smeekschrift aan met het verzoek de kettervervolgingen te matigen. Dit deed ze en hierdoor durfden de Calvinisten zich openlijker te uiten à hagenpreken en uiteindelijk de Beeldenstorm.
VV: De Instelling van drie Collaterale Raden à
Karel V benoemde 3 raden om hem te adviseren in zijn beleid:
Filips II geeft de Adel de schuld van deze Beeldenstorm en zend als reactie de Hertog van Alva naar Nederland. Margaretha van Parma neemt ontslag en Alva wordt de nieuwe landvoogd met Willem van Oranje als stadhouder. Alva stelde een centrale bank in: de raad van Beroerten deze trad hard op tegen de veroorzakers van de beeldenstorm. Het beleid van Alva werd de directe oorzaak van de opstand.
Na de verovering van Den Briel slaagden de Calvinisten erin zich meester te maken over veel Hollandse, Zeeuwse , Gelderse en Overijsselse steden. Vertegenwoordigers van de 12 Hollandse Gewesten en van de Geuzen kwamen in een Statenvergadering bijeen, zij besloten:
o Gezamenlijk de financiële lasten van de verdediging op zich te nemen;
o Willem van Oranje te erkennen als stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht (Hij was vervangen);
Deze Statenvergadering was revolutionair in 2 opzichten:
1. Alleen de landsheer (Filips II) of de stadhouder had recht om een Statenvergadering bijeen te roepen;
2. Alleen de landsheer mocht een stadhouder benoemen.
VV: Het Ontzet van Leiden à
Na de mislukking van de Spanjaarden om Alkmaar over te nemen gingen ze naar Leiden. Hier ontstond een grote Hongersnood, net als in Haarlem was gebeurd. Ze besloten de sluizen open te zetten, heel Holland stroomde onder. De Spanjaarden sloegen op de vlucht, het ontzet = de bevrijding.
Alva vreesde niet voor het verzet, hij rekende op steun vanuit Frankrijk. Toen hij die niet kreeg trad hij harder op tegen het verzet.
Omdat Alva er niet in slaagde de opstandelingen in Holland en Zeeland te bedwingen verving Filips II hem als landvoogd door Requesens. Het lukte hen beide niet de opstand te onderdrukken:
o Langdurige belegering van de steden kostte veel geld in verhouding tot de resultaten, Filips II was voortdurend in geldnood, dit zorgde ook voor ontbrekende motivatie onder de troepen;
o Holland en Zeeland waren strategisch militair in het voordeel.
Toen Requesens onverwachts stierf ontstond er een gezagscrisis in Spanje, hier konden Holland en Zeeland van profiteren.
De strijd leidde tot godsdienstige en politieke verdeeldheid in de Nederlanden:
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden