Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

H4, H5,H6, H7, H8, HC REPUBLIEK

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 5503 woorden
  • 19 juni 2018
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Geschiedenis PWW4 Samenvatting.

Samenvatting hoofdstuk 5
Paragraaf 5.1

>Wereldbeeld in 1450 = De wereld is plat
>Istanbul = handelspunt tussen Europa en Az
>Waarom op ontdekkingsreis?
- Opzoek naar specerijen
- avontuur
- kennis van de wereld opdoen
- Christendom verspreiden
> Wie gingen er op ontdekkingsreis?
- de rijken
(gesponsord door de Spanjaarden en Portugezen)
>driehoekhandel:


^^^ Dit noem je ook wel slimme handel. De reis begint in Europa en die vervoeren (zie plaatje) stoffen naar Afrika. Vanuit daar nemen ze slaven mee naar Noord- en Zuid-Amerika. Vanuit daar nemen ze weer andere stoffen mee die ze niet in Europa kunnen krijgen.

  • Maya’s, Azteken en Inca’s = hoog ontwikkelde culturen.
  • Gevolgen ontdekkingsreizen =
    - Nieuwe producten
    - Deelname slavenhandel
    - Nieuwe machtsverdeling
  • Culturele & wetenschappelijke gevolgen =
    - verandering wereldbeeld
    - nieuwe belangstelling
    - grotere wereldkennis

 

 

Paragraaf 5.2

  • Humanisme = klassieke oudheid + kritische manier van denken daarover.
  • Erasmus zette de eerste stap naar de kerkhervorming à door bijbel vertalingen à grondslag hervorming.
  • 1447 = uitvinding van de boekdruk kunst. à Johannes Gutenberg.
  • Renaissance = wedergeboorte

 

Paragraaf 5.3 à Opstand in de Nederlanden.

  • Maarthen Luther à begin 16e eeuw kritiek katholieke kerk.
    - Kerk = roem, rijkdom, macht, bijgeloof.
    - Paus = rijkdom, wereldmacht.
  • Handel in aflaten à zonden worden vergeven in ruil voor geld (katholieke kerk).
  • Alleen de bijbel is nodig à moet worden verspreid in volkstaal à groeiende aanhang Luther in Duitse rijk.
  • Volgens Luther mag de vorst het geloof van zijn onderdanen bepalen à veel vorsten steunen hem (vooral in Duitsland).
  • 1521 = Rijksdag in Worms à Karel V verklaart Luther vogelvrij (iedereen mag hem vermoorden) à scheuring Christelijke kerk.
  • 1555 = Vrede van Ausburg à Vorsten mogen zelf bepalen.

     

Paragraaf 5.4

  • Karel V = geboren 1500, Overleden 1580.
    - 1516 koning Spanje.
    - 1519 koning Oost-Hongarije
    - 1506 Heer van Nederland
    - &Heer Bourgondië
    - &Heer Portugal (door schoonvader)
  • Hij wilde 2 dingen bereiken :
    - centralisatie
    - katholicisme
  • Hoe kunnen we zien dat Karel V zijn rijk heeft behouden?
    - 1555 treed hij af, hij gaat met pensioen.
  • Hij splitst zijn rijk op:
    - Rooms deel krijgt zijn broer
    - Rest krijgt Filips II

 

Nederlandse Opstand:

  • 17 gewesten, allemaal eigen bestuur, munten, regels en taal.
  • Karel V à Centralisatie (Brussel) & Iedereen katholiek                     
  • Hongersnood
  • - Economisch = particularisme VS centralisme
    - Religieus = protestants VS katholiek
    - Sociaal = 10e penning
    - Hongersnood (1566)
  • Particularisme = in de handen van de burgers
  • Landvoogdes = Margreta van Parma à besturen de Nederlanden in naam Filips II
  • Stadhouder = Willem van Oranje à Bestuur gewesten in naam Filips II
  • Hagenpreek = protestantse bijeenkomst in open lucht
  • 1566 = beeldenstorm
  • 1566 = smeekschrift à Belasting verlaging & einde protestanten vervolging
  • Watergeuzen = de mensen die gevlucht zijn naar Engeland
  • Bosgeuzen = de mensen die gevlucht zijn met Willem van Oranje naar het heilig Roomse rijk
  • Alva komt naar Nederland à Orde op zaken stellen
  • Bloedraad à Iedereen doodstraf

 

 

  • Verschil protestantse kerk & katholieke kerk =
    Protestantse kerk = saai, sober, leid af van het geloof.
  • Propaganda
  • Burgeroorlog
  • 1578 omdraai Amsterdam
  • Willem van Oranje wordt in 1580 vogelvrij verklaard
  • Apologie (= Grieks voor verdediging)
  • 1581 Staten Generaal zet Filips II af
  • Willem van Oranje vermoord in 1584
  • 1572 = val van Ten Briel
    Loyale gewesten = Zuid Nederland (Unie van Utrecht)
  • Opstandige gewesten = unie van Atrecht.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Paragraaf 4.2

  • Bestuur:
    1) eigen bestuur
    2) eigen rechtspraak
    3) belasting heffen
  • Privéleges:
    1) recht om stadsmuur te bouwen
    2) marktrechten, organiseren markten
    3) tolrecht, muntrecht
  •  

 

  • Steden werden rijk door handel + ambachten in ruil voor belasting à stadsrechten.

 

 

Paragraaf 4.5

  • Centralisatie = het streven van vorsten om hun gehele gebied vanuit een hoofdstad te regeren.
  • Staatsvorming = heel Nederland heeft dezelfde regels en wetten.

 

 

 

 

 

 

  • Paragraaf 1.1 Examenkatern.
  • 3 van Luthers meningen:
    - Alleen de kracht van het geloof kan de zondige mens in het reine brengen met god.
    - Alleen god vergeeft
    - De katholieke kerk had gebruiken aan het geloof toegevoegd die niet in de bijbel te vinden waren
  • Luther wilde de katholieke kerk hervormen, maar niet splitsen.
  • Zijn 3 hoofdgedachten waren =
    - God vergeeft, de mens niet
    - Mensen kunnen alleen door het geloof tot god komen
    - Mensen zijn zelf direct aan god schuldig.
  • Rijksdag in Worms 1521
  • Het ontstaan van de Lutherse kerk, gesteund door Lutherse vorsten, leidde tot een oorlog tegen Karel V en de Rooms-Katholieke vorsten die trouw  waren gebleven aan de Paus in Rome. In 1555 kwam op initiatief van Karels broer, de Ausburgse Religievrede tot stand.
  • Volgens Calvijn moest een geestelijke een soort leraar zijn.
  • 1) Volgens Calvijn stond het heil van de gelovigen vast doordat god daarover beschikt. Dat noemen wij predestinatie.
    2) Dit gold des te meer wanneer de vorst zich niet aan Gods regels hield. Het volk zou hem dan mogen afzetten.
  • Contrareformatie:
    1) De vervolging van de ketters (aanhangers van de reformatie)
    2) Een verbetering van het kerkelijke leven door de katholieke kerk zelf.
  • Inquisitie = kerkelijke rechtbank tegen ketters
    - Bloedplakkaten
  • In 1555 droeg Karel V zijn heerschappij over aan zijn zoon Filips II
    - Net als zijn vader streng tegen de reformatie.
  • Hoge edelen van de Nederlanden:
    - Willem van Oranje
    - Lamoraal van Egmond
    - Filips de graaf van Horne
  • In 1567 kwam Hertog van Alva naar de Nederlanden. à Hij moest definitief afrekenen met het verzet in de Nederlanden.
  • Alva werd door Filips II als nieuwe landvoogd aangesteld.
  • Speciale rechtbank à de Raad van Beroerten.
  • 1569 10e penning à Belasting werd verhoogd met 10%.
  • Willem van Oranje groeide steeds meer uit tot de leider van het verzet tegen de Spaanse overheersing.
  • 1568 deden zijn broers (Adolf en Lodewijk van Nassau) een aanval bij Heiligree in het Noorden.
  • Uiteindelijk moest Willem van Oranje uit geldgebrek zijn leger aan huurlingen ontbinden
  • Weer terug in het heilig Roomse rijk verzamelde Willem van Oranje opnieuw genoeg geld voor protestantse vorsten en steden voor een nieuwe militaire campagne.
  • In 1572 boekten de Watergeuzen succes door Den Briel in te nemen. Spoedig kozen meer Hollandse steden de zijde van de Watergeuzen.
  • Steeds meer Hollandse en Zeeuwse steden sloten zich aan
  • Op verzoek van Oranje bepaalden de Gewestelijke staten van Holland dat zowel aan de calvinisten als aan de Katholieken vrijheid van godsdienst werd toegestaan.

Paragraaf 1.2 examenkatern.

  • Na het 1e succes van de watergeuzen in 1572 kozen steeds meer steden partij voor Willem van Oranje. Filips II liet het daar niet bij zitten en gaf zijn legeraanvoerder Alva opdracht hard en meedogenloos op te treden tegen de opstandige steden.
  • Willem van Oranje verkeerde als leider van de opstandelingen in een moeilijke positie. Dat had 2 oorzaken:
    - Ten eerste bevestigden de militaire acties van Willem van Oranje in de Nederlanden het beeld dat Filips II van hem had.
    - ten tweede was het succes van Willem van Oranje voor en goot deel tot stand gekomen door de steun van de calvinisten in Holland en Zeeland.
  • Toch wilde Willem van Oranje eenheid onder alle steden en gewesten van de Nederlanden bewaren. Maar dat werd steeds moeilijker.
  • Willem van Oranje had de onmogelijke taak de strijd tegen de Spanjaarden te leiden en de eenheid tussen de katholieken en fanatieke calvinisten bewaren.
  • Met een omvangrijke propaganda in afbeeldingen en geschriften, in pamfletten en liederen wilde Willem van Oranje zich ten opzichte van Filips II verdedigen en zijn positie als leider  van een algemene opstand versterken.
  • Hij verzette zich ook niet tegen Filips II, aan wie hij trouw gezworen had. Zijn verzet richtte zich tegen de agressie van de Spaanse overheidsdienaren, zoals Alva en Don Fredrik.
  • Alleen een Nederlandse saamhorigheid kon de overwinning op Spanje brengen.
  • Toen Alva naar Spanje terugkeerde knakte het moreel van de Spaanse soldaten. De frustratie over de nauwelijks opgeleverde soldij liep in 1576 volledig uit de hand toen Antwerpen werd geplunderd door Spaanse soldaten die geen soldij hadden ontvangen. Deze ‘’Spaanse furie’’ resulteerde in de grote moord in Antwerpen.
  • Willem van Oranje sloot met Holland en Zeeland de Pacificatie van Gent.
  • De Pacificatie van Gent in 1576 legde vast dat er voor zowel de protestanten als voor de katholieken godsdienstvrijheid zou zijn: iedereen mocht zijn of haar geloof kiezen en niemand mocht om het geloof vervolgd worden.
  • In Utrecht, Gelre, Vlaanderen en Brabant gebruikte een kleine, maar goed georganiseerde calvinistische minderheid een vergelijkbare techniek als in Amsterdam om de macht in de steden over te nemen. Feitelijk verkeerde de Nederlanden in staat van Burgeroorlog.
  • Zij waren door toenemende invloed van de calvinisten in verschillende steden bang geworden en kozen definitief de kant van Filips II. In 1579 sloten zij de unie van Atrecht.
  • Door de successen van Alexander Farnese besloten de opstandige gewesten in het noorden zich ook te verenigen. In 1579 kwam zo de unie van Atrecht tot stand met als hoofddoel zelfstandig te blijven van Spanje en zich te verdedigen tegen de Spaanse pogingen om gebied te veroveren. Wel zouden de gewesten ieder een eigen bestuur behouden met eigen rechten en privileges.
  • Willem van Oranje tekende de unie van Atrecht niet, hij bleef voorstander van de Pacificatie van Gent.
  • Filips II strafte de opstandige Willem van Oranje door hem in de ban te doen en een prijs op zijn hoofd te zetten: iedereen mocht hem nu doden en daar zou hij voor worden beloond.
  • In 1581 zetten de Staten-Generaal van de opstandige gewesten met de acte van verlating van Filips II af als vorst.
  • Een land zonder staatshoofd was nagenoeg onbekend in Europa.
  • In 1584 werd Willem van Oranje met 2 pistoolschoten vermoord door Balthasar Gerards.
  • De Staten-Generaal van de opstandige gewesten besloten in 1588 als republiek verder te gaan en het bestuur voortaan zelf te regelen.
  • In 1581 voegde Filips II Portugal aan zijn bezittingen toe.
  • Alexander Farnese (hertog van Parma) met de verovering van Maastricht bleek hij een goede veldheer te zijn. In 1583 beschikte hij over voldoende financiële middelen om een nieuw offensief te beginnen.
  • De agressiviteit van de fanatieke calvinisten pakte voor de hertog van Parma gunstig uit. Steeds meer katholieken kozen ervoor om terug te keren onder het bestuur van Filips II. De positie van de opstandige gewesten kwam steeds meer in gevaar.
  • In 1584 begon Parma het Spaanse beleg van het opstandige Antwerpen.
  • Uiteindelijk moest Antwerpen zich gewonnen geven (val van Antwerpen in 1585). De positie van de katholieken in Antwerpen werd weer hersteld. Veel protestantse handelaren kozen ervoor om de stad te verlaten. Velen van hen vestigden zich in Zeeland en Holland, vooral in Amsterdam. Daar kwamen handel en nijverheid tot enorme bloei.
  • Hollandse en Zeeuwse handelsschepen bedreigden steeds vaker de Spaanse positie op de Atlantische oceaan.
  • In 1588 liet Filips II een onoverwinnelijke geachte vloot, de Armada naar het noorden varen.
  • Toen de succesvolle hertog van Parma in 1592 stierf, waren de plannen van Filips II voor het noorden van zijn rijk mislukt.
  • Prins Maurits, zoon van Willem van Oranje en inmiddels benoemd tot stadhouder, slaagde erin veel steden te veroveren. Hij zorgde voor een beschermend landbuffer in het zuiden en oosten van de opstandige gewesten.

 

 

 

 

 

Kenmerkende aspecten.

 

  • 4.2 = de opkomst van stedelijke burgerij en toename zelfstandigheid steden.
  • 4.5 = De expansie van de christelijke wereld o.a. in de vorm van kruistochten.
  • 5.1 = het veranderende mens- en wereldbeeld in de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.
  • 5.2 = de hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid.
  • 5.3 = het begin van de Europese expansie op zee.
  • 5.4 = de protestantse reformatie had de splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot gevolg.
  • 5.5 = Het conflict in de Nederland resulteerde in de stichting van de Nederlandse staat.

 

Belangrijke / moeilijke dingen:

  • 1555 vrede van Ausburg = godsdienstige vredesovereenkomst.
  • 181 Plakkaat van Verlathinge = afscheid Spaanse koning.

 

Hoofdstuk 6.

  • 6.1
  • Republiek à Nederland in de 16e eeuw à Decentraal bestuur (geen koning)
  • Wordt bestuurd door de Staten-Generaal.
  • Opbloei economie =
    - Handel
    - nijverheid
    - landbouw
  • Hoge welvaart à lage werkloosheid
  • Culturele bloei
    - schilderkunst
    - literatuur
    - wetenschap
    - godsdienst
  • Internationale handel = handelskapitalisme
  • Oorzaken economische groei =
    1) verzanding haven van Brugge
    2) val van Antwerpen
    3) moedernegotie = grote hoeveelheid graan uit Oostzee gebied
    4) Technische vernieuwingen (boten)
    5) tolerante samenleving
  • VOC (Verenigde Oost Indische Compagnie) 1602 à specerijen
  • Einde 17e eeuw à ernstige dreigingen van Engeland en Frankrijk
  • 6.2
  • KA’S =
    - Het streven naar absolute macht van vorsten
    - De bijzondere plaats staatkundige en de bloei economisch cultureel inopzicht van de Nederlandse republiek
  • De republiek van de 7 verenigde Nederlanden (1588)
    Elk gewest bepaalde zelf:
    - wetgeving
    - belastingheffing
    - rechtspraak
  • Samenwerking tussen de gewesten = Staten-Generaal in Den Haag,
    daar bepaalde ze:
    - Buitenlandse politiek
    - oorlog en defensie
    - overige gebieden (Generaliteitslanden)
  • Belangrijkste personen:
    - Raadspensionaris
    - Stadhouder
  • Gewest Holland belangrijkste gewest à betaalde meer dan de helft van de belasting
  • 1581 = plakkaat van Verlatinge
  • 1625 à Maurits van Nassau dood
  • 1648 à Vrede van Münster (=onafhankelijkheid republiek)
  • Gouden eeuw leid tot jaloezie bij de buurlanden
  • 1672 (rampjaar) Republiek wordt aangevallen door Frankrijk en Engeland
  • In de republiek kwam de macht steeds meer in de handen van de regenten.
  • 18e eeuw = oligarchie à regeringsvorm door kleine groep families
  • Republiek = statenbond
  • Bijna altijd 2 stadhouders:
    - 1 van Groningen en Friesland
    - 1 van de overige vijf gewesten
  • 6.3    
  • KA = de wetenschappelijke revolutie
  • De kritische benadering van geleerde uit de renaissance legde de basis voor de wetenschappelijke revolutie in het denken van de 17e eeuw.
  • Mensen bleven gelovig à Maar vertrouwden niet meer op alles wat de bijbel hen vertelde
  • Gevolg wetenschappelijke revolutie:
    - compleet ander (wetenschappelijk) wereldbeeld
  • De republiek unieke situatie =
    1) geen echte hof cultuur
    2) hervormde kerk
    3) geen absolute vorst
    à meer vrijheid
  • Beleid van de republiek erg gericht op de economie
  • Wetenschap = opdoen van kennis/theorie op basis van experimenten en het gebruik van het verstand
  • Tot de 17e eeuw belemmeringen voor de wetenschap:
    - Griekse wetenschap
    - behoudende visie kerk
  • Kritische houding + nieuwsgierigheid = humanisme
    Als je daar ook nog + systematische beoefening bij voegt (observatie, empirie en logica) krijg je de wetenschappelijke revolutie.
  • Werd gestimuleerd door:
    Nieuwe instrumenten
    tijdschriften
    academies

 

Hoofdstuk 7
Paragraaf 1:

  • Rationalisme = het gebruiken van gezond verstand waarbij kennis boven gaat bij tradities en geloof.
  • Verlichting = culturele beweging onder filosofen als doel het gebruik van het verstand te stimuleren. Verlichte denkers waren  optimistisch en geloofden dat de mens door zijn verstand in staat zou zijn om de ideale samenleving te creëren à Deze beweging komt voort uit de wetenschappelijke revolutie.
  • Maar er waren verschillen:
    - De wetenschappelijke revolutie:
    1) speelde zich voornamelijk af in een kleine groep onderzoekers.
    2) Door rationeel denken over bij: natuurkunde, wiskunde, sterrenkunde, scheikunde en biologie.
    - De verlichting:
    1) de ideeën van de verlichting hadden invloed op een veel grotere groep mensen. Dit werd dan ook verspreid via: boeken, kranten, discussies en encyclopedieën.
    2) Door rationeel denken wijzigden ook het denken over: politiek, economie, cultuur, opvoeding en godsdienst.
  • Montesqieuà voorstander van trias politica
  • John Locke à
    - mensen vrij en gelijk geboren
    - iedereen heeft natuurlijke rechten
    - rechten beschermen
  • Voltaireà
    - God als horloge maker het universum geschapen
    - godsdienst vrijheid
  • Gevolgen van de verlichting:
    - Franse revolutie
    - Amerikaanse onafhankelijkheid
    - Afschaffing slavernij
  • Mercantilisme = kapitaal (al het geld bij elkaar) = beschermen eigen productie, handel en economie ten koste van andere landen.
  • Kenmerken verlichtend denken =
    - zelfstandig nadenken
    - zelf uitzoeken
    - aan alles twijfelen
    - hoe meer je leert hoe groter je kennis wordt.
  • Wat heeft verlichtingsdenken te maken met slavenhandel? = De verlichtingsdenkers dachten dat de zwarte mensen ook mensen waren en toen stopte  de slavenhandel.
  • Wie is Voltaire? Verlichtingsdenker
  • Wat is subjectief? = iemands mening.

 

 

  • Wat is trias politica?

                                             UITVOERENDE MACHT
                overheid/regering bestuurt handhaaft de wetten en voert ze uit.

   

 

 

WETGEVENDE MACHT                                                                               RECHTELIJKE MACHT
parlement stelt wetten                                                                       rechters spreken recht
vast en controleert                                                                      op basis van het parlement     
uitvoerende macht                                                                                   vastgestelde wetten

 

 

 

Par 1.3 extra boekje.

  • Louis de Geer (1587-1652), werd in Luik geboren. Hij combineerde vakkennis van koperbewerking met de kennis van de Luikse hoogovens en wapenproductie van zijn geboorte stad.
  • Louis de Geer kocht aandelen in handelscompagnieën
  • In 1618 begon het heilig Romeinse rijk de 30jarige oorlog tussen de katholieke en protestantse vorsten, ook werd de oorlog tussen de republiek en Spanjaarden hervat. Door beide oorlogen groeide de handel in wapens sterk. Met als winst voor de wapenhandelaren.
  • In de republiek bleef de landbouw een belangrijke sector en in de landen gewesten was er veel minder rijkdom. Daar werkte bijna twee derde van de bevolking op de landbouw. Hier waren de boeren nog steeds herendiensten verplicht.
  • Veel boeren specialiseerden zich in handelsgewassen. Deze commerciële landbouw bracht veel geld op
  • De economische ontwikkeling in de kustgewesten van de republiek leidde tot een enorme bevolkingsgroei
  • De belangrijkste handel die met het Oostzeegebied ontstond, was de handel in graan. Met de aanvoer van graan werd het graan tekort in de Nederlandse staat aangevuld.
  • De graanhandel was de eerste omvangrijke handel in de Nederlandse havensteden en werd daarom moedernegotie genoemd.
  • De graanhandelaren sloegen het vele graan op in de Amsterdamse pakhuizen en op zolders om de hoge prijzen af te wachten.
  • Zo investeerde handelaren in nieuwe ondernemingen en handelsondernemingen zoals de VOC en de WIC.
  • Om ook te profiteren van die winstgevende specerijen handel besloten in 1594 9 Amsterdamse kooplieden een handelsonderneming te beginnen.
  • Nu kenden ook de Hollandse kooplieden die route en was er voor hen ook direct handel mogelijk met Azië. In verschillende havensteden richtten kooplieden compagnieën op voor de handel met Azië. Door zon samenwerkingsverband konden kooplieden het risico spreiden en toch zo veel mogelijk winst maken.
  • Bovendien bracht de oorlog met Spanje de handel veel schade toe. In 1602 bracht de SG een organisatie waarin de kooplieden uit Holland en Zeeland moesten gaan samenwerken. Dit samenwerkingsverband kreeg de naam VOC.
  • De VOC kreeg van de SG het handelsmonopolie op Azië. Geen handelaar of handelsonderneming uit de Republiek dan alleen de VOC mocht daar handeldrijven.
  • Amsterdam ontwikkelde zich tot de belangrijkste handelsstad in de Republiek. Dit was voor een groot deel te danken aan haar functie van de stapelmarkt.
  • Omdat de joden in Spanje en Portugal vervolgd werden vluchtte die naar Nederland. Dit waren voornamelijk rijke handelaren die hier hun geloof konden uitoefenen. Ze waren in Amsterdam zeer welkom vanwege hun handelscontacten met de Middellandse zee.
  • In 1685 dwong de Franse koning Lodewijk XIV de Franse calvinisten (=de Hugenoten) katholiek te worden. Ruim 50.000 hugenoten vluchtten daarop naar de Republiek. Een groot aantal van hen vestigde zich in Amsterdam. Vele Franse hugenoten waren werkzaam in het boekenvak. Zij publiceerden veel boeken die in het buitenland verboden waren. Daarvoor was een grote markt in de Republiek.
  • In de 17e eeuw werden in de Republiek enorm veel schilderijen gemaakt.                     (= Rembrandt van Rijn, Johannes Vermeer, Jan Steen, Frans Hals)
  • Al in de 15e en 16e eeuw vielen de schilders uit de Nederlanden nog meer op door hun realisme, technische precisie en hun oog voor detail. Hierdoor waren zij in de 17e eeuw in staat om nieuwe genres te ontwikkelen die bij het burgerlijke publiek in de smaak vielen:  dagelijkse taferelen, landschappen, stadsgezichten, stillevens, historiestukken.
  • De regenten, zoals de stadsbestuurders werden genoemd, legden de handel niets in de weg. In vergelijking met ander landen waren de belastingen in de Republiek erg laag.
  • Het Amsterdamse stadsbestuur stimuleerde de haven- en handelsfunctie.
  • Steden hadden baat bij de toestroom van handelaren met kennis van handelswegen en vreemde markten. De stadsbesturen hielden, ter bevordering van de economie, de nieuwkomers op geen enkele manier tegen.
  • In de 17e en 18e eeuw meldden zich 100.000 gelukszoekers aan bij de VOC of WIC.
    Niet iedereen was blij met de vreemdelingen in de stad die nog geen werk hadden gevonden.
  • Toen de SG in 1588 besloten niet langer een vorst te zoeken, ontstond de Republiek: de Republiek der zeven verenigde Nederlanden. In alle andere Europese landen was een vorst de baas. In de Republiek bestuurden de regenten, in de gewesten en de SG.
  • Binnen de republiek was de macht verdeeld tussen de gewestelijke staten en de SG.
  • De SG bepaalde de buitenlandse handel en de verdediging van het land.
  • De laatste Generaliteitslanden werden veroverd door succesvolle stadhouders Maurits (1567-1647) en Frederik Hendrik (1584-1647). Omdat de SG het bestuurde kregen ze die naam.
  • In de SG zaten afgevaardigden van de verschillende gewestelijke staten. De afgevaardigden moesten het met elkaar eens worden over de hoogte van de belastingen, oorlogsvoering en buitenlandsbeleid. Holland was het rijkste gewest en betaalde dan de andere gewesten samen aan het leger en de vloot. Daarom gaf de stem van Holland doorslag.
  • De gewestelijke staten regelden binnen het gewest zaken als belastingen, de godsdienst en de rechtspraak.
  • In de republiek hadden twee functionarissen veel macht: de stadhouder en de raadspensionaris.
  • Nu benoemden de gewestelijke staten de stadhouder en was hij in dienst van de staten. Het stadhouderschap was dus geen erfelijke functie, maar er werd wel telkens iemand uit ede Oranje familie tot stadhouder benoemd. De stadhouder was de opperbevel hebber van het leger van de republiek. Dat werd betaald door de SG en heette daarom het Staatse leger.
  • Oorlogsmoe Spanje gaf de hoop op de veroveringen van de Noordelijke Nederlanden op en begon in 1646 moeizame vredesonderhandelingen. In 1648 was de vrede eindelijk gesloten. Met de vrede van Münster erkenden alle Europese staten, ook Spanje, de Republiek der zeven verenigde Nederland goed.
  • Aan de gouden eeuw van de Republiek kwam een einde doordat de concurrentie van Frankrijk en Engeland op de internationale handelsmarkten steeds succesvoller werd.
  • Toch bleef de republiek een rijk gebied en kreeg de 18e eeuw in de geschiedenisboeken de bijnaam ‘’zilveren eeuw’’.

Hoofdstuk 8
8.1

  • KA = de industriële revolutie die de basis legde voor een industriële samenleving.
  • Een revolutie heeft enorme onomkeerbare gevolgen
  • Grote veranderingen vanaf 1750
  • Door vernieuwingen à agrarische revolutie
    - 1e revolutie (1775-1850)
    - 2e revolutie (1850-1900)
  • Economische gevolgen:
    - huisnijverheid wordt verdrongen door fabrieksarbeid
    - enorme toename v/d productie
    - daling prijzen van de producten
  • Landbouw samenleving wordt industriële samenleving à voornaamste middel van bestaan: industrie
    - snelle bevolkingsgroei en urbanisatie
    - uitgebreide vervoermiddelen
    - grote inkomensverschillen

8.2

  • KA = de moderne vorm van imperialisme die verband hield met de industrialisatie.
  • Imperialisme = het streven naar een groot rijk onder macht van een koning of één volk.
  • verschillen met kolonisatie:
    - veroveringen en intensiever bestuur van koloniën
    - grondiger exploitatie van koloniën
    - alleen in Azië en Afrika
    - nieuwe landen gaan koloniën veroveren
  • Oorzaken modern imperialisme
    > Economie =
    - grondstoffen voor groeiende industrie
    - afzetmarkt voor groeiende industrie

     

> Politiek =
- nationalisme : een groot rijk gaf internationaal politiek en militair aanzien
> Cultuur =
- verspreiding christendom
- sociaal-darwinisme = blanke ras is superieur

 

  • Gevolgen kolonisatie :
  • Economie =
    - wereldwijde arbeidsverdeling
  • Politiek =
    - koloniën werden direct of indirect bestuurd door Europese mogendheden
    - grensproblematiek
  • Cultuur =
    - onder invloed van christendom en westerse rechtspraak werden lokale tradities aangetast

8.3

 

  • KA = de opkomst van maatschappelijke stromingen nationalisme, liberalisme, socialisme, communisme en feminisme
  • Romantiek (1e helft 19e eeuw)

    Rationalisme                                      Gevoel

 

  • Nationalisme à voorliefde voor eigen volk (en eigen natie)

 

  • Cultuur =
    - eigen taal maakt éénheid                             Geschiedenis
    - Eigen cultuur                                                   is belangrijk

 

  • Politiek =
    - ieder volk heeft recht op eigen natie staat

 

  • Eenwording Duitsland 1871
    à Tot 1871 losse staatjes, Pruisen het grootst.

 

  • Pruisen wilt industrialisatie
    - 1834 oprichten Zollverein
    - 1866 enkele overwinningen kleine oorlogen
    - 1870 overwinning oorlog met Frankijk
    - 1871 eind oorlog
    à één land

 

  • 8.4

 

  • KA = Discussies over sociale kwestie

 

  • Industriële revolutie had grote gevolgen:
    - Handelwerklieden raakten hun baan kwijt
    à 1e vakbonden                  
    - verhoudingen werkvloer
    à harder                                                              mechanisatie
    - werken aan machines = gevaarlijk + slechte gezondheid

    - huizen klein + slechte kwaliteit
    - slechte hygiëne
    à gezondheidsproblemen                       Urbanisatie

 

  • Bezorgde mensen brachten de gevolgen onder de aandacht

 

  • Sociale kwestie :
    - armoede en slechte werk- en leefomstandigheden arbeidersklasse
    - integratie maatschappij

     


 

                                                 Sociale wetgeving?

 

Links liberalen                                                                    Conservatief-liberaal
‘’arbeiders zwak & geen geld                                         ‘’sociale wetten
à luiheid
voor verzekering’’                                                            gebrek zelfstandigheid’’

Sociale confessionele                                                     conservatieve confessionele

‘’Arbeiders moeten                                                        ‘’armoede door god gegeven,
beschermd worden’’                                                       harder werken’’

Sociale democraten                                                         Communisten
‘’Arbeiders zwak & geen geld                                       ‘’arbeiders d.m.v. revolutie
voor verzekering’’                                                           revolutie macht grijpen’’

  • 8.5
  • KA = voortschrijdende democratisering met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan dit proces
  • Democratische revoluties
    - na 1815 restauratie
  • 1815 Koninkrijk der Nederlanden à constitutie monarchie = met grondwet en een koning
  • 1848 revolutie jaar
  • 1848 grondwetswijziging Thorbecke
  • Koning =
    - bleef lid van regering
    - onschendbaar
  • Ministers =
    - ministeriële verantwoordelijkheid
  • Parlement =
    - 1e kamer
    à provinciale staten
    - 2e kamer
    à burgers met kiesrecht
    - ontslaan ministers
  • Nieuwe vrijheden :
    - vrijheid van onderwijs
    - vrijheid van vereniging en vergadering
  • Censuskiesrecht
    à mensen die een bepaalde hoeveelheid belasting betalen mogen stemmen
  • Democratisering = groei van invloed v/d bevolking in politiek en samenleving door uitbreiding kiesrecht.
  • Vanaf +- 1870
    - links-liberalen
    -socialisten
  • 1887 meer mannen mogen stemmen
  • 1896 alle mannen mogen stemmen
  • Vanaf +-1900 feministen
  • 1917 Pacificatie
    - algemeen mannen kiesrecht
    passief vrouwenkiesrecht (vrouwen mogen gekozen worden maar niet zelf kiezen)
  • 1919 algemeen vrouwenkiesrecht
  • 8.6
  • De opkomst van emancipatie bewegingen
  • Emancipatie beweging = beweging naar die naar gelijkberechting streeft.
  • Socialisme = gelijkheid en gelijkwaardigheid arbeidersklasse
  • Confessionalisme = samenleving christelijke normen en waarden
  • Feminisme = gelijkwaardige positie van de vrouw

Sociale democraten                                                         Communisten
‘’Arbeiders zwak & geen geld                                       ‘’arbeiders d.m.v. revolutie
voor verzekering’’                                                           revolutie macht grijpen’’

  • 8.5
  • KA = voortschrijdende democratisering met deelname van steeds meer mannen en vrouwen aan dit proces
  • Democratische revoluties
    - na 1815 restauratie
  • 1815 Koninkrijk der Nederlanden à constitutie monarchie = met grondwet en een koning
  • 1848 revolutie jaar
  • 1848 grondwetswijziging Thorbecke
  • Koning =
    - bleef lid van regering
    - onschendbaar
  • Ministers =
    - ministeriële verantwoordelijkheid
  • Parlement =
    - 1e kamer
    à provinciale staten
    - 2e kamer
    à burgers met kiesrecht
    - ontslaan ministers
  • Nieuwe vrijheden :
    - vrijheid van onderwijs
    - vrijheid van vereniging en vergadering
  • Censuskiesrecht
    à mensen die een bepaalde hoeveelheid belasting betalen mogen stemmen
  • Democratisering = groei van invloed v/d bevolking in politiek en samenleving door uitbreiding kiesrecht.
  • Vanaf +- 1870
    - links-liberalen
    -socialisten
  • 1887 meer mannen mogen stemmen
  • 1896 alle mannen mogen stemmen
  • Vanaf +-1900 feministen
  • 1917 Pacificatie
    - algemeen mannen kiesrecht
    passief vrouwenkiesrecht (vrouwen mogen gekozen worden maar niet zelf kiezen)
  • 1919 algemeen vrouwenkiesrecht
  • 8.6
  • De opkomst van emancipatie bewegingen
  • Emancipatie beweging = beweging naar die naar gelijkberechting streeft.
  • Socialisme = gelijkheid en gelijkwaardigheid arbeidersklasse
  • Confessionalisme = samenleving christelijke normen en waarden
  • Feminisme = gelijkwaardige positie van de vrouw

 

 

 

 

 

 

Sociale kwestie = geheel slechte leef en werkomstandigheden.

  • Liberalisme = staan voor vrijheid, burger wordt beschermd door wetten. à vrijmarktwerking
  • Socialisme = iedereen is gelijk, (Karl Marx) à samenleving creëren waarin iedereen gelijk is. Hele wereld moest in opstand komen (communisme) stemrecht (socialisme). Samenleving opbouwen van volledige gelijkheid
  • Confessionalisme = Staan voor geloof (Christen unie)
    à godsdienstige overtuiging
  • Feminisme = sterk voor vrouwenrechten, voor kiesrecht + gestelde positie v/d vrouw verbeteren.
  • Nationalisme = voorliefde voor eigen natie/land/volk; het streven om alle mensen van hetzelfde volk in eigen staat samen te brengen.

Belangrijke verbanden:

  1. Verband tussen abolitionisme en verlichting =
    Ze dachten allebei dat zwarte mensen ook mensen waren en dat de slavernij moest stoppen.
  2. Verlichting en wetenschappelijke revolutie =
    In beide gevallen gingen ze zelf nadenken en zelf onderzoek doen en niet meer de kerk volgen, vooral twijfelen aan alles.
  3. Wetenschappelijke revolutie en de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden =
    Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden
    à vrijheid van godsdienst, het verspreiden daar van
  4. Luther en de verlichting =
    meer voor zich zelf denken
  5. Absolutisme en centralisatie =
    bij absolutisme heeft het te maken met alle macht en centralisatie is alle macht naar één punt brengen

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.