Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

H1 t/m 5

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 9044 woorden
  • 10 oktober 2015
  • 38 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
38 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 1 Jagers en boeren. 

§1 De agrarische revolutie. 

Tussen 9000 en 6000 v.C. ontstonden in het Midden-Oosten landbouwsamenlevingen, in een gebied dat de vruchtbare halvemaan word genoemd. Rond 6000 v.C. verspreidde de landbouw zich naar Europa. Hiervoor overleefden ze door te jagen en verzamelen. De homo Habilis was al een jager-verzamelaar. De homo sapiens leefden als op het begin in de ijstijd. in dit koude klimaat joegen ze op mammoeten, paarden of bizons. Jagers-verzamelaars waren nomaden. Ze trokken rond en wanneer de mannen op jacht gingen sloegen ze tijdelijke kampen op. Mannen jaagden en maakten gereedschap, terwijl de vrouwen voedsel verzamelden, huiden schoonmaakten, het vuur brandend hielden en op de kinderen letten. Homo sapiens maakten meer gespecialiseerde gereedschappen en wapens en gebruikte meer materieel dan zijn voorgangers. Ook maakten ze grotschilderingen. Ze leefden in de prehistorie, de tijd waar ze het schrift nog niet kenden. 

 

De agrarische revolutie is de belangrijkste revolutie uit de prehistorie. 

Door een klimaat verandering ontstond de landbouw hoogstwaarschijnlijk. Doordat men zaadjes van bijvoorbeeld graan op een oude plek achter had gelaten, zagen ze later dat daar nieuw graan groeide. Rond 9000 v.C. ontstond de landbouw in het midden-oosten.

In ongeveer 7500 v.C. ontstond de veeteelt. Men gebruikte de dieren voor vlees, melk, wol en leer maar later ook als extra kracht op de akkers. Doordat mensen sedentair waren gaan leven ontstonden de eerste boerendorpjes. Tot slotte veranderde de sociale verhoudingen door de agrarische revolutie. Mensen konden bezittingen behouden en dus ontstonden er verschillen in rijkdom, macht en aanzien. Ook werden allerlei nieuwe technieken uitgevonden, door de nieuwe gepolijste stenen gereedschappen kwam de steentijd. Daarna kwam het toenemende gebruik van metaal van gereedschappen en wapens, wat de bronstijd was heten. Later toen mensen meer het hardere ijzer gingen gebruiken kwam de ijzertijd.

 

Jagen en verzamelen

Landbouw

Rolverdeling

Akkers

Gelijkheid

Vee

Nomadisch bestaan

Vaste woonplaats (sedentair)

Weinig bezit

Meer bezit

Groepen van 20-30 mensen

Groepen worden groter

 

Grotere bestaanszekerheid

 

 

§2 Het ontstaan van steden.

Rond 3300 v.c. ontstonden de eerste steden in Soemerië, Mesopotamië. Deze ontstonden door de vruchtbare grond rond de rivieren, de Tigris en Eufraat. Door de overvloedige oogsten in Mesopotamië kon de bevolking groeien en ontstonden er steden. Ook was lang niet iedereen nodig bij de voedselvoorziening. Hierdoor gingen mensen in andere activiteiten specialiseren. Doordat er handelswaar beschikbaar kwam ontstond er ook handel door middel van koopmannen. De kooplieden waren een invloedrijke groep. Ook ontstond het beroep priester, die zich specialiseerde in het contact met god. 

Men kon zich in andere activiteiten specialiseren. Zo ontstond er in de stedelijke samenleving arbeidsverdeling en sociale lagen. De boeren stonden onderaan.

Stadsbestuurders moesten de orde handhaven, de stad beschermen tegen vijanden en de irrigatiesystemen later onderhouden. Later werden zij tot koning gekroond. De koning voerde het bestuur uit met ambtenaren. Niet lang na het ontstaan van de steden in Soemerië kwam er ook verstedelijking opgang in Egypte. De Nijl, die eens per jaar overstroomde zorgde vruchtbare grond en hierdoor ontstond nog een stad. Tussen 2700 v.C. en 300 v.C. verschenen er in China, India, Mexico en Peru ook steden. 

 

De opkomst van steden en het ontstaan van het schrift had met elkaar te maken. De Soemeriërs ontwikkelden het schrift rond 3300 v.C., rond die tijd ontstonden er ook steden. Voor de koningen kwam het goed uit want als je dingen kon noteren was het makkelijker  om een stad te besturen. Belasting, loon en het aantal soldaten dat ze in dienst hadden kon nu bijgehouden worden. Ook priesters hadden er veel baat bij. Het schrift bestond eerst uit tekeningetjes maar werd later vervangen door tekens. Het werd eerst het spijkerschrift genoemd omdat het op spijkers leek. Met de uitvinding van het schrift verlieten de Soemeriërs als eerste de prehistorie. In 3000 v.c werd in Egypte het hiërogliefenschrift ontwikkeld. Alle belangrijke dingen konden nu worden opgeschreven. In Nederland werd het schrift pas gebracht met de Romeinen in 50 v.C. Het schrift is een essentieel onderdeel van de menselijke cultuur geworden.

 

§3 Machtige rijken in het Midden-Oosten.

Toen koning Menes het noordelijke en zuidelijke deel val het Nijl-gebied verenigde ontstond de eerste staat ter wereld. Een staat is een afgebakend gebied met een centraal bestuur. De dorpen en steden konden dus niet zelf beslissingen maken, maar een bepaald beleid van de farao moesten volgen. Naast een centraal bestuur had de staat ook een recht systeem. De regels waren gebaseerd op uitspraken van de farao. Steden en regio’s hadden een eigen rechtbank die werd geleid door lokale ambtenaren en burgers met aanzien. Ernstige misdrijven werden voorgelegd aan de farao zelf. In een staat mag alleen de overheid geweld gebruiken. De overheid heeft het geweldsmonopolie, alleen zij mag mensen arresteren, opsluiten en eventueel fysiek straffen. Ook werden de gerezen goed bewaakt voor eventuele aanvallen. Er gebeurde niet veel aanvallen maar toch werd het goed bewaakt om de bevolking er van te overtuigen dat de bescherming van het rij kaan hen wel was toevertrouwd. De farao beschikte over een enorm ambtenarenapparaat. Voor de landbouw waren veel ambtenaren nodig, na iedereen overstroming van de Nijl moesten zij het land opmeten en de akkers opnieuw onder de boeren verdelen. Ook zorgden ze dat iedereen belasting betaalde en dat de irrigatie systemen goed werden onderhouden. Met de belasting betaalde de farao de mensen die aan piramides bouwden en tempels. In Mesopotamië ontstond de eerste staat pas 1000 v.C. jaar naar Egypte. Rond 2000 v.C. veroverde het Babylonische rijk bijna het hele mesopotamië.

 

In het oude Egypte werd de koning beschouwd als god, de zoon van zonnegod Re. De Egyptische godsdienst was polytheïstisch. Iedere god had zijn eigen functie. Horus was de god van de hemel en koning der goden en Osiris de god van het dodenrijk. De Egyptenaren geloofden in veel verschillende verhalen om de natuur de voorspellen. Een belangrijk kenmerk van het Egyptische geloof was dat ze in leven na de dood geloven. Osiris zou, wanneer je overleed, zou hij beoordelen of je goed had geleefd. De Egyptenaren hechtten hier veel waarde aan, dit is te zien in de enorme piramides die gebouwd werden om makkelijker te kunnen opstijgen naar het dodenrijk. Ook gaf het hem de plicht om te bemiddelen tussen de bevolking en de andere goden. 

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

 

Hoofdstuk 2. De Klassieke Oudheid. 

§1 De Griekse democratie.

In Athene werden beslissingen genomen door een volksvergadering. Ook wel een  democratie genoemd. In de moderne democratie kiezen burgers vertegenwoordigers. In Athene mochten alle ‘vrije’ Atheense mannen rechtstreeks mee beslissen. Dit is een directe democratie. Het maakt niet uit of je rijk of arm was, Atheense vrije mannen hadden dezelfde rechten. Kinderen vrouwen, slaven en vreemdelingen mochten geen Atheens burgerrecht. Een stadstaat is een polis, ook Athene is een polis. Gelijkheid was belangrijk voor de Atheners. Ooit werd Athene geregeerd door koningen, later door adel (aristocratie) . Ook kwam voor dat één man de macht had, een tiran. Om te zorgen dat iedereen gelijk bleef koos de volksvergadering elk jaar een stad bestuur, de raad van 500. De raad bestaat uit 50 raadsleden, maar die mochten niet langer dan een maand blijven. Elke dag was er een andere voorzitter. Ook werden de tien generaals die het legen leidden elk jaar opnieuw gekozen en werd elk jaar een verkiezing gehouden om de man met te veel macht te verbannen. Dit heet Ostracisme. 

 

Griekse filosofen onderzochten aspecten van het bestaan. De Griekse filosofie word ook wel beschouwt als het begin van de weten schap. Doordat filosoof Socrates met zijn kritiek op de goden jongeren zou hebben bedorven en doordat hij kritisch was over de Atheense democratie werd hij in 399 v.C. in Athene ten dood veroordeeld doormiddel van het drinken van een beker met gif. Een leerling van Socrates, Plato, was overtuigd dat je voor het bestuur vooral wijze mensen die onpartijdig zijn en alle belangen goed afwogen nodig had. Doordat burgers zich vaak lieten misleiden door handige sprekers (volksmenners) vond hij dat politici in een democratie vooral besluiten waarmee ze de burgers naar de zin konden maken. Plato’s leerling, Aristoteles, was vond dat monarchieën, aristocratieën, en democratieën allemaal goed konden werken, maar ook op hun eigen manier gevaarlijk konden worden. Het verschil tussen Plato en Aristoteles was dat Aristoteles zich vooral op het verzamelen en systematisch op schrijven van kennis op bijna elk gebied richtte. Dit was een andere manier dan de manier van denken van eerdere filosofen. 

 

§2 Het Romeinse rijk. 

Het romeinse rijk is zonder dat er ooit een plan voor is geweest zo groot geworden door een aaneenschakeling van gebeurtenissen. De behoefte aan veiligheid en de wens van macht simuleerde steeds nieuwe generaties Romeinen om gebieden te veroveren. Het kostte geld maar door dat de Romeinen belasting gingen innen namen de inkomsten ook toe. In de 5e eeuw v.C. toen de Atheense democratie volop bloeide was Rome een bescheiden herdersplaatsje. Maar in de 2e eeuw. had het zo’n vijftig miljoen inwoners. Bij de uitbreiding van hun rijk maakten de Romeinen gebruik van twee middelen: diplomatie en het leger. De diplomatie bestond uit het sluiten van bondgenootschappen met lokale heersers door het beloven van bescherming, in ruil voor gehoorzaamheid en levering van soldaten. Als dit faalde probeerde ze het door middel van militair geweld. Door verharde  wegen en legerkampen aan te leggen kon het leger snel verplaatsen. Toch waren er regelmatig opstanden en ruzies tussen de aanzienlijkste Romeinse families en ontstonden er zelfs burgeroorlogen. De families streden om de belangrijkste politieke en militaire functies. De burgeroorlogen bedreigden uiteindelijk de republikeinse staatsvorm, die Rome sinds de 5e Eeuw v.C. had. Julius Caesar dreigde in de 1e eeuw v.C. een machtsgreep te plegen. Hij werd door de verdedigers van de Romeinse republiek vermoord. Toch wist Augustus niet lang daarna de macht te veroveren. Hij werd de eerste keizer (27v.C.) van het romeinse keizerrijk. In dit imperium trok de keizer veel macht naar zich toe: hij was de opperbevel hebber van het leger en benoemde feitelijk alle belangrijke bestuurders in het rijk. De machtsconcentratie had positieve en negatieve gevolgen, keizers konden efficiënt maatregelen treffen om de situatie in het rijk te verbeteren, maar soms pakte hun bestuur ook wreed en meedogenloos uit. Vanaf keizer Augustus kende het rijk een lange periode van afgedwongen rust, de zogenaamde vrede: Pax Romana. Deze duurde tot de dood van keizer Marcus Aurelius (180 n.C.) 

 

De Grieks-Romeinse cultuur word ook wel de klassieke cultuur genoemd, omdat de cultuur voor Europeanen lange tijd een voorbeeld is geweest en nu nog steeds tot de verbeelding spreekt. De grote verbreiding van de Grieks-Romeinse cultuur as mogelijk door de militaire veroveringen van de Romeinen. De Germanen ontwikkelde door de komst van de Romeinen zich goed. Zo brachten de Romeinen bijvoorbeeld het schrift, geld en glas naar de Germanen. Dit proces heet Romanisering. 

 

§3 Joden en christenen.

In de 1e eeuw n.C. waren de Romeinen de baas in Palestina. Het jodendom onderscheidde zich op drie manieren van de omringde religies in die tijd:

  1. Ze waren monotheïstisch, ze geloofden dat er één god bestond. 
  2. Ze hechtten veel belang aan de heilige boeken. 
  3. Ze hielden zich aan allerlei religieuze voorschriften. 

 

Rond het begin van de jaartelling was er dus veel dat joden onderling bond. Maar toch waren er verschillende meningen over hoe joden hun god het beste konden vereren. Vanaf de 2e eeuw v.C. begonnen veel mensen denken dat er ooit een nieuwe joodse koning zou opstaan. Deze ‘Messias’ zou een eind maken aan de afhankelijkheid van het joodse volk. Wie dat zou zijn en wanneer hij zal komen waren de meningen over verdeelt. tegen het jaar 30 n.C. kwam Jezus. Jezus had felle kritiek op de manier waarop de priesters de tempel beheerden. In plaats van dat ze opkwamen voor de armen, zieken en verdrukten, stonden ze toe dat handelaren op het terrein van de tempel woekerwinsten maakten. Maar niet iedereen zag in Jezus de Messias, en daardoor sprak het joodse gerechtshof de doodstraf door kruising uit, die door het Romeinse bestuur werd uitgevoerd. Jezus volgelingen geloofden dat hij weer was opgestaan, maar de joden niet. Hierdoor kwam er een onderscheid tussen het jodendom en het christendom. 

 

Rond het jaar 400 was het christendom de staatsgodsdienst. Dit kwam vooral door de goede organisatie van de kerk. Aan hangers van de kerk maakten veel reizen en bekeerden hierbij veel mensen, als ze dit deden stelden ze ook ‘oudsten’ en ‘oprichters’ aan. Later zouden deze functies priester en bisschop heten. De kerk had vaak vergaderingen waar ze besluiten namen over de juiste leer. Een andere krachtige factor dat het succes verklaard was de manier waarop de Romeinen met het christendom omging. De Romeinen maakten zich er eerst niet druk om, maar toen de christenen de romeinse goden niet wilden aanbidden begonnen christenvervolgingen. Keizer Nero beschuldigde de christenen dat ze de grote brand van Rome aangestoken zouden hebben. Uit wraak liet hij christenen verbranden. Maar omdat de martelaren voor hun geloof waren gestorven zagen christenen hen als helden. Dit alles bevorderde de vervolgingen juist saamhorigheid en kracht. In 313 werden de vervolgingen gestopt door keizer Constantijn, en in 392 werd het christendom zelfs de staatsgodsdienst gemaakt door Keizer Theodosius. 

 

§4 Het einde van het Romeinse rijk. 

De plundering van Rome was een signaal dat de keizer hun greep op het romeinse rijk grotendeels kwijt waren, dit probleem startte rond 2e eeuw n.C. toen het rijk zijn maximale omvang had bereikt en het daardoor moeilijk was te regeren. Vanaf 285 n.C was het rijk min of meer al opgesplitst in een oostelijk en westelijk deel, maar soms slaagden keizers er in om het weer een eenheid te maken. Keizer Theodosius | was de laatste die dat lukte. Toen hij in 395 overleed liet hij zijn ene zoon het westelijke deel na en zijn andere zoon het oostelijke deel. Het west-Romeinse Rijk kon het gebied steeds minder goed bij elkaar houden. Dit kwam voor een deel door de verdeeldheid aan de top en door de vele plunderingen. Toen nomaden het leefgebied van de Germanen langs de grens van het west-romeinse rijk bedreigden kwam er veel druk op de grenzen. Germanen trokken het rijk in om toevlucht te zoeken en de hunnen (groep uit centraal-Azië) verdrongen steeds meer. Deze volksverhuizingen waren niet te beheersen. Doordat het rijk volkomen verbrokkelde konden de keizers minder belasting innemen, en betaalt worden voor spullen uit landen die niet meer bij het romeinse rijk hoorden. Het keizerrijk overleefde deze verbrokkeling niet en in 467 kwam het inmiddels uit vele Germaanse huurlingen bestaande romeinse leger onder leiding van odoaker in opstand. Zij zetten keizer romulus Augustulus af. Odoaker benoemde zichzelf tot koning over het resterende romeinse gebied. Doordat odoaker afstand deed van de keizerstitel bleef de Oost-Romeinse keizer in Constantinopel als enige romeinse keizer over. Het West-Romeinse keizerrijk hield daardoor feitelijk op te bestaan. 

 

Het oost-romeinse rijk daarin tegen hielden hun gebied nog lang bij elkaar. Het oosten was economisch erg belangrijk, dus besloot Constantijn de hoofdstad te verplaatsen naar constantinopel. De stad was bedoeld als handels- en bestuurscentrum, en bovendien als de nieuwe hoofdstad van het christendom. Constantijn en zijn opvolgers zorgden er voor dat het nieuwe rijkshart goed werd beveiligd, een kilometerslang stelsel van verdedigingsmuren maakte constantinopel tot een vrijwel onneembare vesting. Keizer Justinianus | voelde zich in de 6e eeuw zo sterk dat hij een poging deed het oude romeinse rijk weer in ere te herstellen. dat lukte niet en in de 7e eeuw moest het byzantijnse rijk zelfs grote gebiedsdelen afstaan een een nieuwe grootmacht in het oosten: het islamitische rijk van kalief Omar |. De Romeinen dankten hun kracht vooral aan hun relatief grote welvaart. Constantinopel lag aan belangrijke handelsroutes. En er kon hoge belasting gein t worden. ook beschikten de byzantijnse keizers over een goed functionerend leger en een uitgebreid systeem om belasting te innen. In 1453 slaagde de Turkse sultan Mehmet || erin in constantinopel in te nemen. Mehmet ||maakte constantinopel tot hoofdstad van zijn ottomaanse rijk en veranderde de naam in Istanbul.

 

Gebeurtenissen op een rijtje:

-De Siciliaanse expeditie (415 tot 143 v.C.)

-Socrates vermoord (399 v.C.)

-De verwoesting van Carthago (149 v.C.)

-Keizer Augustus pakte de macht (27 v.C. tot 14 n.C.)

-De komst van Jezus (30 n.C.)

-De grote brand in Rome (64 n.C.)

-Eind pax romana (180 n.C.)

-onofficiële splitsing van het Romeinse rijk (285 n.C.)

-Eind aan christenvervolgingen  (313 n.C.)

-Constantinopel werd de hoofdstad van het Oost-romeinse Rijk (330 n.C.)

-Christendom werd de staatsgodsdienst (392 n.C.)

-Dood keizer Theodosius I/officiële splitsing van het rijk (395 n.C.)

-Val van het West-romeinse rijk (476 n.C.)

-Val van het Oost-romeinse rijk (1453 n.C.)

 

info:

Oost-Romeinse Rijk

West-Romeinse Rijk

Taal

Grieks

Latijns

Hoofdstad

Constantinopel

Rome

 

 

Geschiedenis hoofdstuk 3

§1 hofstelsel en horigheid

Verschillende standen in de middeleeuwen:

 

Geestelijkheid

 

Je bent een brug tussen god en de mensen.

Adel

 

Je word als adel geboren. Je bent dan eigenlijk een rijke burger.

Boeren

Vrije boer

Je moeten mee vechten in de oorlog en je eigen spullen hiervoor kopen.

 

Horigen

Je hebt een klein stukje grond. Zonder toestemming van de heer mag je niet van dit stukje grond af. 

 

Lijfeigenen

Je bent een soort slaaf. Je werkt op een domein van een heer en mag verder niets.

Een domein is het grondgebied van een heer. Het hofstelsel verwijst naar de hoeve (boerderij) van een heer. Een belangrijk kenmerk van een domein was de driedeling van de grond. Daarvan was één deel, het vroonhof genoemd, voor het gebruik van de heer zelf. De vroonhof werd ook gebruikt voor de inwoners, als ze warden aangevallen konden de burgers daar schuilen. Het tweede deel bestond uit akkers van boeren en het derde deel was woeste grond. Het hofstelsel verspreidde zich in het noordwesten van het west-romeinse rijk. 

De steden in het Romeinse rijk waren verdwenen en dus begon iedereen te leven in een agrarische samenleving. Iedereen was bezig in de landbouw. Toen het romeinse rijk er nog wel was, was er een agrarische urbane samenleving. Toen er volksverhuizingen kwamen en de bewakers bij de grens weg gingen zakte de handel helemaal in. Het was veel te onveilig omdat er geen bewaking was en de wegen onbeveiligd waren. Reizen was niet meer mogelijk voor de handelaren. Daardoor moesten ze zelfvoorzienend of autarkisch worden. De specialisatie in de dorpjes gingen ook weg doordat de Romeinen daar vertrokken. Ook verdween het geld, munten werden weer omgesmolten om sierander op gebruiksvoorwerpen te maken. Er kwamen vooral regionale marktplaatsen om te ruilen.  Zo ontstond het hofstelsel. 

 

§2 Europa wordt christelijk                                                                                                  Het christendom was een groot succes doordat ze een goede organisatie hadden, en doordat de vervolgingen veel samenhorigheid bracht. Toen Frankrijk groter werd gebeurde er steeds meer kerstening. Toen rond 500 de Frankische koning Clovis zich tot het christendom bekeerd had werkte dit goed. Hij deed dit niet alleen uit religieuze redenen maar ook zodat hij bij het bestuur gebruik kon maken van ervaren bestuurders als de bisschoppen. Ook konden ze via de paus vertrouwen op de zegen van God.  Ook was de samenwerking voor de kerk gunstig. De franken gaven goede militaire bescherming aan de kerk. Het christendom werd hierdoor dominant.

In Nederland probeerden de Monniken Willibrord en Bonifatius rond 635 via Engeland het geloof te verspreiden. Toen ze probeerden de Friezen te bekeren ging dit helemaal mis want Bonifatius werd in 754 bij Dokkum door een groep Friezen vermoord. Ze vonden hem een martelaar en de kerstening werd door veel Friezen opgevat als aantasting van hun eigen cultuur.

Je hebt regulaire en seculiere geestelijken.     

Reguliere geestelijken wonen in een klooster en moeten rein zijn. Ze doen alleen maar dingen in naam van god en ook zorgen ze daar voor zieke mensen. De rijkere mensen schonken grond aan het klooster en gaven hun dochters of zonen aan het klooster zodat ze hopelijk in de hemel zouden komen. 

Seculaire geestelijken leefden tussen de mensen. Seculaire geestelijken zijn vaak priesters, mannen die leiding gaven aan de kerk en verantwoordelijk waren voor de uitvoering van kerkelijke rituelen, met name van de mis. Ze hebben een aantal regels waar ze zich aan moeten houden bijvoorbeeld rein zijn. Ook zijn er verschillende rangen van de Seculaire geestelijken. De paus stond boven aan en daaronder de pastoors.                                                                                             

§3 Het bestuur wordt feodaal                                                                                              Het feodale stelsel oftewel het leenstelsel is een manier van besturen waarbij leenheren gebieden uitlenen. Hierbij gaf de koning een stuk grond van hem aan een leenman, die dat stuk grond moest besturen en beschermen tegen bijvoorbeeld de Noormannen. Wanneer deze leenmannen te oud werden konden ze het stuk grond aan een nieuwe leenman doorgeven.

Het leenstelsel is bedacht door koning Karel martel in 700 en heeft zich helemaal verspreid over Europa. Omdat hij nog wel eens wat oorlogen moest voeren en hij had geen genoeg geld om de ruiters te betalen. Daarom gaf hij hen onderdak en levensonderhoud. Hiervoor moesten zij de vazal worden van de koning en daarvoor ook een eed afleggen. Later besloot hij hen zelfs een deel van zijn boerderijen als leen te geven zodat ze zelf voor hun knechten konden zorgen. Dit was het begin van het feodale stelsel. Zijn vader Karel de grote zette de tweede grote stap want hij maakte ook bestuurders tot leenmannen. Er was alleen een probleem met het leenstelsel, want de leenmannen zagen het al snel als hun eigendom. En die gaven het leen dan ook door aan zijn zoon. Het werd later zelfs als erfelijk beschouwd en ze werden dan ook minder trouw aan hun leenheer. Ook Rollo een grote leenman uit 911 hield zich niet aan zijn belofte en ging op veroveringstocht. Het leenstelsel was dus wel oplossing voor geldgebrek maar het zorgde alleen maar voor meer problemen.

 

§4 de verbreiding van de islam 

Tussen de 7e en de 9e eeuw begon het islamitische rijk.

De profeet Mohammed had er voor gezorgd dat op het Arabische schiereiland en vooral Mekka de islam vorm kreeg.  Er waren daar nomadische stammen die elkaar leven op de dood bevochten, maar toch wist hij het voor elkaar te krijgen om zijn geloof dat zo populair te maken. Hij zag zichzelf als de boodschapper van Allah en hij probeerde dus zijn geloof bekend te maken. Het heilige boek van de islam was de koran, daar stond in dat je 5x per dag moest bidden, een pelgrimstocht moet maken, aalmoezen geven en natuurlijk meedoen aan de ramadan. 

Toen Mohammed dood ging in 632 werd hij opgevolgd door zijn schoonvader. Hij werd ook een politieke en religieuze leider. Hij werd een kalief genoemd, oftewel de opvolger van de profeet. De opvolgers van Mohammed, de kaliefen, wisten in een snel tempo heel het Midden-Oosten te veroveren. Daarna staken ze bij Gibraltar de Middellandse Zee over en werd Spanje veroverd. In het Zuiden van Frankrijk bij Poitiers wist Karel Martel de islamitische legers te verslaan (732).

 

Hoofdstuk 4

 

§1 De steden komen weer in bloei

de opkomst van de handel

In de 11e eeuw kwam er bloeide de handel weer op. Dit had een paar oorzaken:

-Het drieslagstelsel werd bedacht. Je had dan drie stukken grond, waarvan ze elk jaar twee stukken grond gebruikten om graan op te verbouwen en het andere stuk grond lieten ze zonder gewas zodat het kon rusten. 

-Boeren zorgden dat moerassen en bossen werden omgeploegd tot landbouw grond.

-Er kwamen ijzeren ploegen die ze lieten trekken door paarden.

 

Doordat ze dit deden kwam er een voedseloverschot, dat werd weer verkocht op lokale markten. Later ontstonden er ook grote jaarmarkten, waar ook de overschotten verhandelt konden worden.

 

Ook had de opbloei van de handel gevolgen:

-Handelssteden gingen nauw met elkaar samenwerken. Hierdoor ontstond in de 12e eeuw de Hanze, een handelsverdrag tussen verschillende steden in Europa. Hierdoor zouden de mensen uit die steden elkaar handelsvoordelen geven en helpen met het beschermen van reizende kooplieden.

-Koningen en landsheren gingen zich bemoeien met de handel. Omdat markten welvaart stimuleerden hielpen ze met de bescherming van kooplieden, door te zorgen voor toezicht op de weg. Er kwam zelfs een rechtbank.

-Er ontstond vraag naar geld, waardoor dat gemaakt werd en er geldeconomie ontstond.

 

De stad herleeft

Door de toenemende handel nam ook het aantal steden toe rondom strategisch gelegen plaatsen, bij doorwaadbare rivieren, bij handelswegen die elkaar kruisten, bij kastelen of kloosters. Deze handelsgemeenschappen trokken ambachtslieden aan.

Eerst waren dit kleine nederzettingen met wat handelaren en ambachtslieden, tot er werd gevraagd om privéleges (speciale voorrechten) aan de koning. Zoals het toestemming voor Jaarmarkten, tol of soms zelfs beschermingsmuren. Met een aantal van deze rechten spreek van je van een stadsrecht. Wanneer je een stadsrecht had was je bijna onafhankelijk van de heer. Je hoefde alleen maar militaire steun en belastingen te betalen. Maar er ontstonden wel verschillende standen in de stad:

-De patriciërs, Ze hadden burgerrecht, waren rijk en machtig zij vervulden belangrijke bestuursfuncties. Ze hoorden bij de burgerij.

-Mensen zonder burgerrecht. Dit waren arme mensen, die vaak op het platteland niet meer nodig waren en daarom naar de stad vertrokken. zij deden in de stad vaak sleepwerk. Om ook bij de burgerij te horen moesten zij een geldsom betalen of trouwen. 

 

Doordat er door de hoeveelheid mensen veel concurentie was stichten handelaren bepaalde verenigingen op. Deze gilde had een paar kenmerken: 

-Je had geen concurrentie iedereen had dezelfde prijs, brood enz.

-Je kan alleen werken wanneer je in een gilde zit

-Wanneer je de meesterproef haalde mocht je het beroep uitoefenen

-In de gilde zorgden ze voor de zwakken (kregen een uitkering)

 

Joden mochten niet bij een gilde en konden daarom alleen in de geldhandel omdat christenen dat niet mochten doen van god.

 

§2 De expansie van de christelijke wereld

De christelijke wereld breidt zich uit

Er zijn drie soorten expansie:

1. De reconquista oftewel de terugverovering van islamitisch Spanje. Dit duurde eeuwen maar slaagde uiteindelijk wel.

2. Kruistochten: Met een grote groep christenen gebieden veroveren en dan naar Jeruzalem trekken om de Moslims weg te jagen. Paus Urbanus II stuurde edelen weg naar Jeruzalem met niet goede motieven. Eigenlijk omdat hij zijn eigen rijk wilde redden.

Er waren verschillende mensen die meewilden met de kruistochten:

-De katholieke mensen wilden mee om christelijke heiligdommen te beschermen. 

-Edelen gingen mee omdat ze roem en grond wilden hebben.

-Handelaren gingen mee om handel te drijven en dus geld te verdienen.

-Het gewone volk ging mee omdat ze dan zeker weten een plekje in de hemel hadden en ze vonden het vaak ook een groot avontuur.

3.De trek naar dunbevolkte gebieden in Oost-Europa. Dat werd vooral door ridders van de Duitse Orde in Letland, Polen en Hongarije, tegen niet christelijke volken. Zij streefden naar meer land, want door de toename van volk hadden ze gebrek aan land.

Binnen het christelijke geloof waren ook vijanden. Deze werden ketters genoemd: Iemand die zich houd aan het precieze geloof. Deze werden vervolgd in een inquisitie en streng bestraft.

Gevolgen van de christelijke expansie

De Reconquista zou tot succes leiden: in 1492 waren de laatste moslimleiders uit Spanje verdreven. Maar de Kruistochten brachten niet het succes waarop ze hadden gehoopt. De veroveringen waren niet blijvend. belangrijk daarin was de val van de stad Akko in 1291 waardoor er een einde kwam aan de aanwezigheid van de kruisvaarders in het Midden-Oosten.

 

Gevolgen kruistochten:

-Er waren veel dodelijke slachtoffers 

-Gingen kruisvaarders vaak over tot plunderingen en andere dingen

-Er waren allerlei wreedheden

-Het bevorderde de handel

-Kruistochten waren ook verrijking van kennis

 

§3 De strijd tussen paus en keizer

De investituurstrijd

Pausen beweerden dat zij recht hadden op de wereldlijke macht doordat dat stond in het boek de Schenking van Constantijn (bleek een vervalsing te zijn). Dus dat ze boven vorsten stonden. Bij kroningen leek dit ook zo, want de paus kroont de vorsten. Maar eigenlijk had hij weer veel steun van de vorsten, want hij had militaire steun nodig. Dit noem je de tweezwaardenleer, de geestelijke en wereldlijke macht moeten elkaar versterken.

 

Vanaf 1000 ontstaat er een duidelijke machtsstrijd. Wie had meer macht paus of keizer?

Keizer Otto I had de paus geholpen toen het speelbal dreigde te worden van adellijke families. Daarna bepaalde Duitse keizers een jaar de pauskeuze. Vanuit de kerk ontstond verzet tegen de lekeninvestituur (inplaats van dat de paus iemand aanstelde deed een vorst het). Dit moest niet meer door een vorst (leek) worden gedaan, maar vanuit de kerk zelf.

De keizer koos graag zijn eigen bisschoppen. Daardoor kon hij betrouwbare mensen aanstellen. En doordat ze christelijk waren kregen ze geen erfgenamen. Gewone leenmannen vonden soms dat het hun eigendom was en die verzetten zich dan.

De kerk en paus wilde zonder invloed van keizers leven wat uitliep op de investituurstrijd. Paus Gregorius VI startte die in 1075 hij sprak keizer Hendrik IV aan op dat hij andere bisschoppen aanstelde. De keizer liet hem afzetten en dat was een begin van conflict.

 

Een nieuw evenwicht

In het begin leek de paus aan de winnende hand. Hij besloot de keizer in de ban te doen, in feite buiten de kerk te plaatsen. Dat leidde onder de Duitse leenmannen voor de keizer tot problemen waardoor hij besloot toe te geven aan de paus. Na zijn gang naar Canossa(hij moest buiten op blote voeten blijven staan) besloot de paus hem vergiffenis te schenken. Maar Hendrik zette daarna de paus opnieuw af en benoemde een nieuwe paus. Dat was het startsein voor een lange strijd. Uiteindelijk was er geen duidelijke winnaar. In 1122 werd er een compromis gesloten, het Concordaat van Worms. De paus zou voortaan aan een bisschop de geestelijke macht geven, de keizer gaf aan de bisschop de wereldlijke macht.

Voor de Duitse keizer pakte een en ander vooral ongunstig uit. Omdat de hoge geestelijken van adel waren en nu meer te zeggen hadden werd de macht van de keizer beperkt. Het gevolg was dat het Duitse Rijk niet gemakkelijk tot een eenheid kon uitgroeien, maar verbrokkeld bleef in tal van kleine en grote staten.

 

 

§4 Het ontstaan van machtige staten

Begin van staatsvorming en centralisatie

Nederland is een staat - vast bestuur en vast gelegde grenzen.

-Feodalisme op basis van trouw

-leenmannen waren financieel onafhankelijk daardoor was het moeilijk om een stabiel rijk te vestigen.

-Er bestond nog geen geld

 

Late middeleeuwen

Handel komt weer terug

De leenheren verstevigd zijn macht door een huurlingen leger te vormen. Huurlingen zijn beter zolang je ze maar betaald.

Geld en belasting kon hij gaan innen. Leenmannen waren niet altijd trouw

Ambtenaren waren trouw zolang je ze maar betaalde.

 

Het Duitse keizerrijk, Frankrijk en Engeland.

In sommige landen liep de staatsvorming makkelijker dan in andere landen.  

Duitsland: 

Geen staatsvorming. Duitsland bleef versnippert, het concordaart van Worms had nadeling voor hun uitgepakt, want hierdoor kon hij geen hoge geestelijken meer aanstellen. Dus gingen de leenmannen zich gedragen als zelfstandige vorsten. Pas aan het eind van middeleeuwen kwamen er centralisatie pogingen.

Frankrijk: Wel centralisatie. Dat kwam doordat de nieuwe koning zich gedroeg als leenman en alleen Parijs ging besturen. Hij ging toch wel zijn gebied vergroten, met gevolg dat er een heel handelsgebied ontstond. De gebieden in Frankrijk werden erg rijk. En de stukjes grond hoefden niet verdeelt te worden over de verschillende zonen, want de koningen kregen maar één zoon. Tijdens de honderdjarige oorlog heef de Franse koning, de Engelse koningen en zijn hoge edelen verslagen.

Engeland:

Geen staatsvorming

Willem de veroveraar verdeelde het land strategisch onder Franse en Engelse leenmannen. Die lenen lagen zo verspreid mogelijk, dat hij hun macht erg had beperkt. Toch werd de Magna Carta ondertekend, doordat ze wel veel oorlogen hadden en verzoeken om extra belasting.

In Europa ontstonden parlementen. Wat bestond uit burgers, geestelijkheid en adel. Daar kon de koning beloftes doen in ruil voor geld. Maar is sommige landen had je een staten-generaal. Met vertegenwoordigers uit het hele land, wat een hoger parlement was.

 

Hoofdstuk 5. Veranderend wereldbeeld. 

§1 De renaissance. 

De renaissance betekend letterlijk wedergeboorte. In de periode van 1300 tot 1600 kwam er in Europa een mentaliteitsverandering. Voor middeleeuwers was de relatie met God het belangrijkst. In de renaissance begon dit te veranderen. Mensen begonnen zichzelf meer centraal te stellen. 

Middeleeuwen.

na/in de renaissance 

Mens is overgeleverd aan god

Mens in staat om de wereld te begrijpen.

Memento mori (gedenk te sterven)

Carpe diem (pluk de dag)

Kerk en Hiernamaals centraal.

Mens centraal

500-1500

1500+

Het ideaal beeld werd de algemeen ontwikkelde mens (of uomo universale). Dit is iemand die zich bezig houd met de anatomie van het menselijk lichaam, aan natuur- en scheikunde deed, schetsen en schilderijen maakte, gebouwen en apparaten ontwierp en muziek schreef. Allemaal dingen die te maken hadden met een diepe interesse in de mens en zijn wereld. De belangstelling voor antieke literatuur, poëzie en geschiedenis noemen we humanisme. De mentaliteitsverandering begon bij enkele voorlopers en werd later overgenomen door andere schilders. Mensen bleven wel in god geloven maar hadden ook belangstelling voor de aarde. 

De renaissance begon in zelfstandige stadstaten. Sommige bewoners waren rijk geworden en zo ontstond een lust om die rijkdom te tonen. Rijke families gaven kunstenaars opdrachten om schilderijen en gebouwen te maken, zo groeide er een klimaat van culturele bloei en vernieuwing. Ook was een oorzaak voor de hernieuwde belangstelling dat nieuwe denkbeelden zich wilden verspreidden, hierdoor ontstond de boekdrukkunst (1450). Hierdoor kon Europa ook de kennis van de kunst en wetenschap in de Arabische en Griekse wereld meekrijgen. Dit gebeurde rond de 16e eeuw. Ook zorgde de renaissance en het humanisme invloed op de manier hoe men tegen de kerk aan keek. 

Renaissance:

* Wedergeboorte (van de oudheid)

* Klassieke oudheid werd bestudeerd nagedaan en later verbeterd. 

* Humanisten spelen hier een belangrijke rol in.

Oorzaken renaissance:

* Begon in Italië door Italiaanse kruisvaarders die Griekse en romeinse schatten meenamen.

* Rijke Italianen lieten kunst maken in “oude stijl”.

* Verspreid zich vanaf 1500 door Europa oa door de uitvinding van de boekdrukkunst. 

Invloed van renaissance:

* In geschriften werd de mens en het mens zijn belangrijk.

* Geloof/god stond niet langer centraal.

 

§2 Europeanen ontdekken de wereld. 

Oorzaken ontdekkingsreizen:

* Het Mongolische rijk viel waardoor de handelsroutes niet meer beschermd werden

* Pest epidemie rond China en Europa

* Het Ottomaanse-rijk vroeg hogere belastingen

* Technisch mogelijk om op zee te varen en veilig terug te keren (door oa kompas)

* Christenen wilde mensen bekeren en dus gingen er ook geestelijken mee. 

Gevolgen ontdekkingsreizen:

*Verspreiding van het christendom

*Veranderend wereldbeeld

*Wereld economie. 

*Verdwijning indiaanse cultuur

*Slavernij.

Belangrijke ontdekkingsreizen:

• Diaz 1488 Kaap de goede hoop. 

• Columbus 1492 Amerika

• da Gama 1498 India

• Magelhaes 1521 De wereld rond (bijna)

• Barendsz 1596 Noordelijke poolcirkel.

 

§3 De Reformatie. 

Gebeurtenis: 

Luther wordt boos en timmert 95 stellingen op de kerkdeur waarin hij verbeter punten voor de katholieke kerk aan de orde stelt. Dit had betrekking op 4 aspecten: De aflaathandel, de heiligenverering, een aantal sacramenten en de organisatie van de kerk.

Aanleiding:  

Komst van de monnik Tetzel in Wittenberg die aflaten komt verkopen. Hiermee kan je je zonden afkopen zodat je (sneller) naar de hemel kan.

Gevolgen:

Overal komen discussies over de ideeën van Luther

Luther moet zich verantwoorden bij paus en keizer

Luther krijgt steun van verschillende duitse vorsten

Scheuring van de christelijke kerk in katholiek deel en protestants deel.

Katholicisme 

Lutheranisme

Calvinisme

Paus is leider van kerk en belangrijkste man op aarde

Geen hiërarchie, predikanten zijn gelijk, geen kerkleider

 

Er is geen kerkhoofd, iedere gemeente bestuurt zichzelf. 

Geestelijkheid legt contact met god voor de mensen

Mens legt zelf contact met god via bidden, bijbel lezen

 

Mens legt zelf contact met god via bidden, bijbel lezen

 

Dienst en bijbel in latijn

Dienst en bijbel in volkstaal : dienst moest aanzetten tot denken

 

Dienst en bijbel in volkstaal : dienst moest aanzetten tot denken

 

Handel in aflaten

Geen hiërarchie, Geen handel in aflaten: god bepaalt wie vergiffenis krijgt

 

Je bent voorbestemd voor hemel of hel, op de hemel je kunt alleen maar hopen door hard te werken en sober te leven.

Geestelijken celibaat

Celibaat voor geestelijken niet nodig

 

Celibaat voor geestelijken niet nodig

 

Rituelen belangrijk

Weinig rituelen (wel doop) leiden af van waar het allemaal om draait

 

Weinig rituelen (wel doop) leiden af van waar het allemaal om draait

 

Kerken stralen rijkdom uit en zijn rijkelijk versierd

Kerken zijn sober en leeg.

Kerken zijn sober en leeg.

  1.  

Verschillen Calvijn en Luther:

Calvijn geloofde in predestinatie, je bestemming laf voor je geboorte al vast en je moest god eren door nederigheid te tonen, te geloven en je begeertes de beheren.

Luther geloofd dat god bepaalt wie vergiffenis krijgt, 

 

Luther kreeg veel steun van Duitse vorsten omdat:

Ze de hoge bedragen die ze naar rome moesten sturen zat waren. (betekende hoge belastingafdracht voor volk)

Ze bij Luther invloed kregen op de benoeming van predikanten. (bij katholieke Kerk deden de paus en de keizer dat)

Ze stonden achter de kritiek van Luther op de kath. kerk.

Karel V (keizer Duitsland) was tegen want hij vreesde chaos in zijn rijk en trad daarom hard op tegen ketters (inquisitie).

 

Jagers en boeren - Prehistorie. Tot 3000 v.C.

1: De levenswijze van jagers en verzamelaars:

Rolverdeling: Mannen joegen, vrouwen letten op de kinderen en verzamelde voedsel enz. 

Gelijkheid: Ze waren allemaal gelijk aan elkaar mee doordat ze geen/weinig bezit hadden. 

Nomadisch bestaan: Ze trokken rond en sloegen tijdelijke kampen op.

Weinig bezit: Doordat ze rond trokken hadden ze weinig bezit. 

Groepen van 20-30 mensen: Ze waren vaak met weinig mensen.

2: Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen:

Rond 9000 en 6000 v.C. ontstonden er landbouwsamenlevingen in het midden-oosten. De landbouw is waarschijnlijk ontstaan doordat mensen zagen dat als ze ergens een zaadje strooiden en ze het jaar daarop terug kwamen er een gewas stond. Hierdoor hoefde n de mensen niet meer rond te trekken wan ze konden zelf op een plek voor voedsel zorgen en het zal niet opraken omdat ze zelf nieuw eten konden planten. Door deze ontdekking bleven mensen op een plek en ontstonden er kleine dorpjes. 

3: Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen:

Toen in Mesopotamië de eerste stedelijke gemeenschappen kwamen had dit te maken met verschillende dingen. Toen mensen landbouw begonnen kwam dit mede door het vruchtbare land rond de Tigris en Eufraat. Doordat de landbouw zo goed ging werd de bevolking groter. Ondanks dat was niet iedereen nodig in de landbouw. Hierdoor ontstond er specialisatie. Hierdoor begon er handel te ontstaan en kwamen er verschillende nieuwe beroepen en begonnen mensen zich vast te vestigen en kwamen er soms zelfs stenen huizen en begonnen er steden te bestaan.

 

Grieken en Romeinen - Oudheid. Van 3000 v.C. - 500 n.C.

4: De ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat:

De Grieken ontwikkelden het wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de Griekse stadstaat. Daarvan is Athene een goed voorbeeld. Belangrijke personen waren: Socrates, Plato en Aristoteles. De Grieken begonnen met filosofie, tragedies, wiskunde, natuurkunde, biologie, enz. 

Er ontstonden verschillende bestuursvormen: Democratie, aristocratie en monarchie. Filosofen discussieerden over deze vormen en dachten als eerste op een wetenschappelijke manier na over de natuur en de mens.

5: De groei van het imperium waardoor de Griekse-Romeinse cultuur zich in Europa verspreidde:

Omdat in het grootte romeinse rijk overal soldaten liepen brachten ze veel Grieks-romeinse cultuur met zich mee. Zoals badhuizen, geld en glas. Ook brachten ze het schrift naar de Germanen. De Romeinen en de Grieken zorgden voor een grootte verbreding in de wetenschap en cultuur in Europa. 

6: De klassieke vormen taal van de Grieks-Romeinse cultuur. 

De Romeinen ontwikkelden een eigen stijl in de bouw- en beeldhouw kunst. De Romeinen bleven na de val nog steeds een voorbeeld voor veel bouwmeesters en kunstenaars. 

7: De confrontatie tussen de Grieks- Romeinse cultuur en de Germaanse cultuur van Noordwest- Europa:

De Romeinen stuitten op de Germanen in het huidige Nederland en Duitsland. Eerst probeerden ze het Germaanse gebied te veroveren. Toen dat niet lukte maakten ze de Rijn tot grensrivier. Aan de grens woonden ook Germanen binnen het Rijk, zoals de Bataven. De Germanen namen veel van de Romeinse cultuur over, omdat hun eigen cultuur lager ontwikkeld was (ze kenden bijvoorbeeld geen schrift.)

8: De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische godsdiensten:

Het jodendom en het christendom zijn de eerste monotheïstische godsdiensten. Mozes heeft de joodse wetten vastgelegd, ze geloven in één god. Het christendom is uit het jodendom ontstaan, als een stroming. Christenen zijn lang vervolgd. Later is het christelijk geloof gegroeid tot de grootste religie in het Romeinse Rijk. In de 4e eeuw werd het zelfs de staatsgodsdienst.

 

Monniken en Ridders - Vroege middeleeuwen. Van 500 n.C. tot 1000 n.C.

9:Het ontstaan en de verspreiding van de islam:

De islam is ontstaan in de 7ende eeuw. Volgens de moslims kreeg de profeet en boodschapper Mohammed via de engel Gabriel een openbaring van god, waarin hij werd opgeroepen om het geloof van Adam en Abraham opnieuw te verkondigen. Mohammed word gezien als de zegel der profeten. De opvolgers van Mohammed heetten kaliefen. De kaliefen stichtten een groot rijk: het Arabische Rijk. Ze veroverden grote gebieden in het Midden-Oosten en Noord-Afrika.De Arabieren namen bij hun veroveringen hun geloof mee, maar ook de Arabische taal, kunst en cultuur. In de veroverde gebieden namen veel mensen het islamitische geloof en de Arabische gebruiken over. Overal in het Arabische Rijk werden moskeeën gebouwd.

10: De vrijwel volledige vervanging in West-Europa van de agrarisch-urbane cultuur door een zelfvoorzienende cultuur, georganiseerd via hofstelsel en horigheid:

In de 5e eeuw ging in het westen het Romeinse rijk ten onder. Het stedelijk leven, handel en nijverheid verdwenen. Grootgrondbezitters heersten op zelfvoorzienende domeinen of hoven over horige boeren die hun grond niet mochten verlaten.

van boven naar beneden:

- koning (heeft een groot stuk land)

- leenmannen (verdelen de grond weer in stukken en lenen dat aan de boeren)

- ridders (horen bij het legertje van de heer die de boeren moeten beschermen)

- horigen (werken op het land)

 

11:Het ontstaan van feodale verhoudingen in het bestuur:

Doordat de grond van Koning Karel Martel te groot werd kon het hij het niet meer in z’n eentje besturen. Dus ging hij stukken land uitlenen aan leenheren in ruil voor trouw, helpen besturen, recht spreken en advies geven. 

 

12:De verspreiding van het christendom in geheel Europa:

De bekering van Clovis was heel belangrijk voor de verspreiding van het christendom in Europa. Omdat door zijn doop er een bondgenootschap tussen de Franken en de Rooms-katholieke kerk ontstond. Daar hadden ze allebei voordeel van. Voor de koning betekende dat, dat hij werd geholpen door de bisschoppen bij het besturen van het land, als tegenprestatie moest hij het christendom wel gunstig gezind zijn. Na de dood van Clovis kwamen de hofmeiers aan de macht. Zij hebben ook een belangrijke rol gespeeld bij de verspreiding van het christendom. Zij wilde het rijk naar het noorden en oosten uitbreiden. Ze vonden het dan makkelijker dat de veroverde gebieden christelijk werden. Omdat ze dan meer bij de Franken zouden horen en minder bij de andere Germanen. De kerk van Rome stuurde daarop missionarissen naar de gebieden. Dat deden ze niet alleen. Ze kregen hulp van de hofmeiers. Deze gaven hun stukken grond en hielpen met het stichten van kerken. Zo konden de missionarissen het geloof snel verspreidde. Twee bekende missionarissen zijn: Willibrord en Bonifatius. Willibrord werd gezonden naar de Friese landen. En begon daar het geloof te prediken. Hij werd later benoemd tot aartsbisschop van de Friezen. Bonifatius kwam Willibrord achter na. Hij werd aartsbisschop van de Duitsers. Na zijn werk onder de Duitsers probeerde Bonifatius de inwoners van Friesland te bekeren. Helaas betekende dit zijn einde. Hij werd door een groep friezen gedood.Karel de Grote zorgde ook voor de verspreiding van het christendom. Maar niet zoals zijn voorgangers, gebruikte hij geweld om mensen tot het christendom te bekeren.

 

1000-1500 ontstaan van steden en staten - late middeleeuwen

  1. de opkomst van handel en ambacht legde de basis voor het herleven van een agrarisch-urbane samenleving

Men gebruikte omstreeks het jaar 1000 verbeterde landbouw technieken om de opbrengst de vergroten, zoals het drieslagstelsel, ijzeren ploegwerktuigen en het omploegen van wilde grond. Hierdoor konden opnieuw mensen andere functies uitoefenen en zo konden de handel en ambacht weer opbloeien. Hierdoor werden de eerste steden, in de tijd van Steden en Staten, weer gebouwd.

  1. de opkomst van de stedelijke burgerij en de toenemende zelfstandigheid van steden

De stedelingen kregen van de leenheren eigen rechten. Zo waren er de privileges, dit waren bepaalde voorrechten zoals tolvrijheid of vrijstelling van dienstplicht. Beter was nog als de leenheer een stad stadsrecht toekende. Dit hield namelijk in dat de stedelingen zelf de regels mochten maken en hun eigen rechtspraak mochten houden, oftewel recht op eigen bestuur en rechtspraak. De landsheer wilde hier natuurlijk wel wat voor terug: de inwoners moesten hem financieel en militair steunen. Hierdoor kreeg een stad meer macht.

  1. het begin van staatsvorming en centralisatie

Tussen 1000 en 1500 drongen de Franse en Engelse koning en andere grote vorsten de macht van lagere feodale heren geleidelijk terug. Met steun van de burgerij gingen zij hun gebieden besturen vanuit één centraal punt, een hoofdstad. Zo ontstonden de eerste staten.

16. het conflict in de christelijke wereld over de vraag of de wereldlijke dan wel de

geestelijke macht het primaat behoorde te hebben

Dit noem je de investituurstrijd.

Rond 1100 streden de Paus en de Vorsten om de hoogste macht. De Paus vond dat hij het voor het zeggen moest hebben, maar de Vorsten wilden juist zeggenschap over de kerkelijke zaken. Uiteindelijk kwamen de Paus en de Vorsten tot een besluit om de Paus de macht over de kerk en het geloof te geven, en de Vorsten over alles wat daarbuiten viel. (Voorbeeld: in 1076 liet Henrik IV de paus door de Duitse bisschoppen afzetten omdat deze kritiek had op het feit dat Hendrik zelf zijn bisschoppen benoemde. De Paus antwoordde daarop door Hendrik in de kerkelijke ban te doen. Om dit te ontdoen moest Hendrik de Paus om vergiffenis vragen en dat deed hij. De Paus vergaf hem en nam hem weer op in de kerk. Hendrik liet hierop de Paus opnieuw afzetten en benoemde hierbij gelijk een nieuwe Paus. De oude Paus, Gregorius, moest op de vlucht voor de soldaten van Hendrik en stierf een paar jaar later.) Later sloot de opvolger van Hendrik IV, Hendrik V, een akkoord met de Paus, het Concordaat van Worms, waarin het bovenstaande stond geschreven.

 

  1. de expansie van de christelijke wereld, onder andere in de vorm van de kruistochten 

Rond het jaar 1100 vroeg de keizer van het Byzantijnse rijk hulp bij de Paus tegen de Turkse stammen die in een halve eeuw grote delen van de Arabische wereld veroverd hadden. Omdat deze ook het Christendom bedreigde riep de Paus vrijwilligers op voor een kruistocht. Grote aantallen melden zich aan voor deze heilige oorlogen. 

De redenen hiervoor waren:

- De bevolkingsgroei in Europa leidde ertoe dat land en macht verdeeld moesten worden, velen hoopten in Palestina een beter bestaan te hebben.

- De Paus beloofde alle deelnemers vergeving van zonden, zodat ze in de hemel zouden komen.

- Voor Edelen en Ridders was er de mogelijkheid om macht en roem te verwerven.

 

Ontdekkers en Hervormers - Renaissancetijd. Van 1500 tot 1600.

18. Het veranderende mens- en wereldbeeld van de renaissance en het begin van een nieuwe wetenschappelijke belangstelling.

Mensen begonnen zichzelf meer centraal te zetten. Doordat de mens zich meer ging ontwikkelen begon de mens anders te denken. Hierdoor veranderde het wereldbeeld en begon de renaissance. 

Mensen begonnen zichzelf meer centraal te zetten. Doordat de mens zich meer ging ontwikkelen begon de mens anders te denken. Hierdoor veranderde het wereldbeeld en begon de renaissance. 

 

19. De hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke oudheid.

Sommige bewoners waren rijk geworden en zo ontstond een lust om die rijkdom te tonen. Rijke families gaven kunstenaars opdrachten om schilderijen en gebouwen te maken in de stijl van de Grieken en Romeinen. Ook kwamen Italianen met Griekse en Romeinse schatten thuis. Humanisten gingen de klassieke oudheid bestuderen en nadoen.

 

20. Het begin van de Europese expansie overzee.

Doordat de handelsroute’s minder toegankelijk werden en mensen het christendom wilden verspreiden. Zochten ze andere manieren om toch te kunnen blijven handelen. Hierdoor wilden ze route’s gaan vinden om bij India te komen via zee. 

 

21. De protestantse reformatie had splitsing van de christelijke kerk in West-Europa tot

gevolg.

In de zestiende eeuw groeide de kritiek op de katholieke kerk. Een van de voornaamste critici was Maarten Luther. In 1517 publiceerde hij 95 stellingen, waarin hij tal van punten van het katholicisme bekritiseerde. Hij vond het een slechte zaak dat veel geestelijken in luxe leefden, terwijl het volk arm was. Luther was tegen de verkoop van de zogeheten 'aflaten' door de kerk. Door het kopen van een aflaat kregen katholieken kwijtschelding van straffen die na de vergeving van zonden nog moesten worden ondergaan.De kerk bleef echter doof voor zijn opmerkingen. Luther restte niets anders dan te breken met de rooms-katholieke kerk. Hiermee gaf hij het startsein tot de Hervorming (ook wel Reformatie genoemd). Door het optreden van Luther scheurde de kerk.

 

22. Het conflict in de Nederlanden dat resulteerde in de stichting van een Nederlandse staat.

Rond 1515 werden de Nederlanden bestuurd door Karel V. Maar alle gewesten hadden eigen gewoontes en regels. Maar hij kreeg het steeds lastiger met het bestrijden van het protestantisme en richtte een eigen rechtbank tegen misdrijven tegen het geloof. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Filips II, hij stelde zijn zus aan als landvoogdes. Maar doordat de calvinisten openlijk bijeen kwamen stelde Filips de hertog van Alva aan om de orde te herstellen in de Nederlanden. Door de harde aanpak vluchtten veel mensen naar Duitsland, onder wie Willem van Oranje. Onder leiding van hem werd er begonnen een invasie te organiseren. Op 1 april 1572 namen de geuzen Den Briel in. In de weken daarna liepen veel steden over naar de Opstand. De Spanjaarden kregen het steeds moeilijker. Ze werden verdreven uit de Nederlanden. Maar Filips pikte dit niet en benoemde hertog van Parma tot landvoogd, die wist met een aantal zuidelijke gewesten een verbond te maken. De andere gewesten sloten een bondgenootschap: de Unie van Utrecht. Het leek dat de Spanjaarden wonnen, maar totdat hij opeens de opdracht kreeg om een invasie te beginnen tegen Engeland. Hij ging ten onder voor de Engelse kust. De Nederlanden gingen verder als Republiek der Verenigde Nederlanden. Door veroveringen werd hun gebied steeds groter.

 

Jaartallen + Tijd.

Tot 3000 v.C. -Tijd van jagers en verzamelaars (prehistorie).

3000 v.C. tot 500 n.C. -Tijd van Grieken en Romeinen (oudheid).

500 n.C. - 1000 n.C.           -Tijd van Monniken en Ridders (vroege middeleeuwen).

1000 n.C. -1500 n.C. -Tijd van Ontstaan van steden en staten (late        middeleeuwen)

1500 n.C. - 1600 n.C. -Tijd van Ontdekkers en Hervormers. (renaissance tijd)

 

Belangrijke Jaartallen:

Rond 9000 en 6000 v.C. -Ontstaan eerste landbouw samenlevingen.

Rond 3300 v.C. -Ontstaan eerste steden in Mesopotamië.

Rond 3300 v.C. -Ontstaan van het schrift. 

507 v.C. -Invoer volksvergadering en het ostracisme in Athene. 

27 v.C. -Keizer Augustus werd de eerste keizer van het R-Rijk.

Rond 30 n.C. -Christus word tot dood gebracht. 

180 n.C. -Einde pax romana. 

313 n.C. -Eind aan christenvervolgingen

392 n.C. -Christendom wordt de staatsgodsdienst

395 n.C. -Splitsing van het R-Rijk/dood van keizer Theosius. 

476 n.C. -Val van het West-R-Rijk.

978 n.C. -Hugo Capet werd de nieuwe koning van Frankrijk

Na 987 n.C. -Parijs groeide uit tot een belangrijke handelsstad. 

Na 1000 n.C. -Pausen en Vorsten raakten in een openlijke machtsstrijd.

1066 n.C. -Willem de veroveraar nam Engeland over.

1075 n.C. -Paus verbood geestelijken investituur te krijgen van een keizer

1077 n.C. -Hendrik deed openlijke boete doening.

1095 n.C. -Eerste kruistocht.

Vanaf de 11e Eeuw. -Handel leeft weer op.

Vanaf de 11e Eeuw. -Vergroting van Christelijk grondgebied (expansie)

1122. -Compromis voor het aanstellen van geestelijken.

Rond 1250. -Duitse keizerschap stelde niets meer voor.

In de 12e Eeuw. -Ontstaan Hanze.

1215. -Jan zonder land tekende de Magna Carta.

1291. -Val van de stad Akko.

Vanaf de 13e Eeuw. -Geldeconomie kwam weer tot ontwikkeling.

1337. -Begin honderdjarige oorlog

1492. -Laatste moslimleiders uit Spanje verdreven (reconquista) 

1450. -Uitvinding van de boekdrukkunst.

1453. -Eind honderdjarige oorlog.

1453. -Val van het Oost-R-Rijk.

1488. -Ontdekkingsreis Kaap de goede hoop door Diaz.

1492. -Ontdekkingsreis Amerika door Columbus.

1498. -Ontdekkingsreis India door da Gama.

1517. -Luther zwengelt discussie aan.

1519. -Karel V keizer van het Heilige roomse Rijk

1520. -Luther in pauselijke ban.

1520. -Braken grote oorlogen uit wat een gevolg was van Reformatie

1521. -Ontdekkingsreis de wereld rond (bijna) door Magelhaes

1522 -Duitstalige bijbel

1540. -Karel V gaat militair optreden tegen protesterende vorsten.

1555. -Vrede van Ausburg: Zoals de vorst, is de religie. 

1596. -Ontdekkingsreis Noordelijke poolcirkel door Barendzs 

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.