Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

H 6 t/m H10 (via Delta)

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 3094 woorden
  • 8 januari 2003
  • 23 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
23 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 6: De Tweede Wereldoorlog 58. Frankrijk en Engeland verklaren Duitsland de oorlog nadat Duitse troepen Polen waren binnengemarcheerd op 1 september 1939. 59. In het voorjaar van 1940 opent Duitsland het offensief op West-Europa. Nederland, België en Luxemburg worden onder de voet gelopen en in juni 1940 capituleert Frankrijk. 60. In Engeland wordt Winston Churchill premier. Ondanks de Duitse overmacht houdt Engeland stand. 61. De Balkan en Zuid- en Midden-Europa vallen in handen van de Asmogendheden Italië en Duitsland. 62. Met operatie Barbarossa verklaart Duitsland de oorlog aan de Sovjet-Unie. De winter valt in voordat Duitse troepen Moskou en Leningrad hebben bereikt. 63. In het Verre Oosten verklaart Japan de oorlog aan de VS. Singapore, de Filippijnen, Nederlands-Indië, Birma en Malakka worden door de Japanners snel verovert. 64. Drie keerpunten in de oorlog: de slag om Stalingrad, de slag bij El Alamein en de slag bij Midway. 65. Kapitalistische en communistische landen strijden gezamenlijk tegen de gemeenschappelijke vijand: het nationaal-socialisme. Het Atlantisch Handvest: · De democratie moet tegen het nazisme worden beschermd. · Elk volk heeft het recht zijn eigen regeringsvorm te kiezen. · Vrije wereldhandel. · Samenwerking tussen alle landen van de wereld. 66. Met D-day (6 juni 1944) begint de invasie van de geallieerden in Europa. Een klein jaar later is Duitsland verslagen. 67. President Truman, de opvolger van de overleden Roosevelt, besluit tot het werpen van twee atoombommen op Japan. 68. Er zijn drie fasen te onderscheiden in de jodenvervolging. In de laatste fase, vanaf 1942, worden joden naar vernietigingskampen gedeporteerd. 69. In Neurenberg worden de leiders van het nazi-rijk berecht door een internationaal tribunaal. Drie hoofdmisdaden: · Misdaden tegen de vrede, bv het plannen van een aanvalsoorlog. · Oorlogsmisdaden, bv marteling, deportatie van gevangenen en het bombarderen van burgerdoelen. · Misdaden tegen de mensheid, bv het uitroeien van bevolkingsgroepen op de grond van ras, godsdienst of politieke overtuiging. Hoofdstuk 7: wereldpolitiek sinds 1945: jaren van De Koude Oorlog 70. Op de conferentie van Jalta (5-11 feb 1945), bespreken Churchill, Stalin en Roosevelt de naoorlogsesituatie. Een belangrijk besluit is de oprichting van de Verenigde Naties, de opvolger van de Volkenbond. 71. De visies op de wereld na 1945 lopen uiteen. Roosevelt wil een mondiaal veiligheidssysteem. Churchill en Stalin zien meer in een verdeling van invloedsferen. 72. Op de conferentie van Potsdam (7 juli-2 aug 1945) besluiten Engeland, de Sovjet-Unie en de VS Duitsland in 4 zones te verdelen. 73. De VN hebben de 5 belangrijke organen: · De Algemene Vergadering · De Veiligheidsraad · Het secretariaat onder leiding van de secretaris-generaal · Het internationale Gerechtshof in Den Haag · Economische en Sociale raad

74. Na de Tweede Wereldoorlog is de Sovjet-Unie niet gelijkwaardig aan de VS, want de Russische steden waren grotendeels verwoest en Amerika niet en Amerika kon zijn economie er weer goed bovenop helpen. 75. Met zijn politiek van containment (= indamming) probeert de Amerikaanse president de verdere uitbreiding van het communisme in te dammen. 76. De Sovjet-Unie wil in zijn buitenlandse politiek de veiligheid waarborgen. 77. De spanningen tussen de VS en de Sovjet-Unie komen voor een groot deel uit wederzijdse angst. 78. Een onderdeel van Trumans containment-politiek is het Marshallplan: economische hulp aan de West-Europese landen. 79. West-Berlijn is in handen van de geallieerden, maar valt in de Russische zone. Stalin blokkeert alle toevoerwegen in de hoop dat de geallieerden dit stukje Berlijn overdragen aan de Russen. 80. In 1948 richten de VS, Canada en de meeste West-Europese landen de NAVO op. 81. De VN brengen een troepenmacht op de been om de Noord-Koreaanse expansie in Zuid-Korea een halt toe te roepen. 82. Frankrijk en Engeland worden tijdens de Suezcrisis door de VS teruggefloten. 83. Chroestjov ontpopt zich na de dood van Stalin tot de nieuwe sterke man van de Sovjet-Unie. In 1956 lanceert hij de politiek van de vreedzame coëxistentie. 84. De angst voor het communisme is in de VS erg groot. Senator McCarthy opent een heksenjacht op iedereen die van communistische sympathieën wordt verdacht. 85. De wereld balanceert op het randje van een Derde Wereldoorlog tijdens de Cuba-crisis. Onder Amerikaanse druk verwijderen de Russen de raketinstallaties op Cuba. 86. Chroestjov wordt in 1964 afgezet. Zijn opvolger is Leonid Breznjev. 87. De Russen en de Amerikanen sluiten tussen 1962 en 1972 o.a. het Kernstopverdrag en het Non-proliferatieverdrag. Een speciale hotline verbindt het Witte huis en het Kremlin met elkaar. 88. In de jaren 60 raken de VS betrokken in een uitzichtloze oorlog in Vietnam. Nixon, de opvolger van president Johnson, bereikt in 1973 een akkoord met Noord-Vietnam. 89. In Tsjecho-Slowakije dreigt de communistische partij de alleenheerschappij te verliezen. De Warschaupactlanden grijpen in en maken een einde aan de Praagse lente. 90. De Amerikaanse president Nixon knoopt diplomatieke banden aan met China. In Moskou ondertekent hij het Salt I-akkoord. Nixon en Kissinger kwamen tot de volgende conclusies: - de Sovjet-Unie was de enige serieuze rivaal - op nucleair gebied hadden de twee wereldmachten een evenwicht bereikt - beide mogendheden hadden belang bij stabiliteit in de wereld
91. De ontspanning tussen de twee grootmachten verdwijnt aan het einde van de jaren 70. De Russen vallen Afghanistan binnen. De Amerikanen reageren met het verhogen van de defensiebegroting en het uit de Senaat terugtrekken van het Salt II-akkoord. Carter wilde nu op zijn beurt tonen dat met de VS niet viel te spotten: - Salt II werd uit de Senaat teruggenomen en het verdrag werd niet bekrachtigd - graanleveranties aan de Sovjet-Unie werden stopgezet - de Amerikaanse regering verhoogde de defensiebegroting
92. President Ronald Reagan introduceert het SDI-plan. Tijdens dit nieuwe dieptepunt in de koude oorlog protesteren in Europa vredesbewegingen tegen de plaatsing van nieuwe kernwapens. 93. De jonge Gorbatsjov wordt de nieuwe leider van de Sovjet-Unie. Hij belooft de Russen glasnost (openheid) en perestrojka (hervorming) Met zijn politiek van perestrojka beoogde Gorbatsjov: - het stimuleren van de economische groei - het invoeren van nieuwe technologieën - bestrijding van corruptie
94. Gorbatsjov stapt af van de Brezjnev-doctrine. Ook start hij serieuze onderhandelingen met de VS over de vermindering van kernwapens. 95. De Oostbloklanden merken dat Moskou de touwtjes laat vieren. In Polen behaalt tijdens de verkiezingen de jarenlang door communisme verboden vakbond Solidarnosz de overwinning. Ook in de andere Oostbloklanden wankelen de communisten. Vaak zonder, maar vaak met geweld ruimen zij het veld. 96. Gorbatsjov kan de desintegratie van de Sovjet-Unie niet meer stoppen. Na een mislukte staatsgreep van de communisten, verovert Boris Jeltsin, de president van de deelrepubliek Rusland, de macht. Containment = indamming
Marshallplan = economische hulp aan West-Europese landen
Suezcrisis = nationalisatie van het Suezkanaal
Vreedzame coëxistentie = het vreedzaam naast elkaar bestaan van staten met tegengesteld politiek en sociaal systeem
Praagse lente = periode van vrijheid
Salt I-akkoord = (Strategic Arms Limitation Talks) Het aantal raketafweersystemen, kernonderzeeërs en intercontinentale raketten moest worden beperkt
Salt II-akkoord = In dit verdrag zouden de twee supermachten tot een verdere beperking van het aantal langeafstandsraketten en bommenwerpers komen. SDI-plan = ( Strategic Defense Initiative) Met als bijnaam Star-Warsproject. Dit verdedigingssysteem zou de VS onkwetsbaar maken voor een mogelijke Russische aanval met kernwapens
Brezjnev-doctrine = de Sovjet-Unie af zich het recht militair in te grijpen in landen waar het communisme werd bedreigd. Kernstopverdrag = In dit verdrag werden bovengrondse kernproeven verboden

Non-proliferatieverdrag = Dit verdrag verbood het leveren van kernwapens aan landen die ze zelf geen bezaten. Glasnost = openheid
Perestrojka = hervorming
Roosevelt: Verenigde Staten
Churchill: Engeland
Stalin: Sovjet-Unie
Truman: opvolger van Roosevelt
Chroestjov: opvolger van Stalin. Hij lanceert de politiek van de vreedzame coëxistentie. Leonid Breznjev: opvolger van Chroestjov
Johnson: president van Amerika
Nixon: opvolger van Johnson
Kissinger: Ronald Reagan: Amerikaanse President, gewonnen van Jimmy Carter
Gorbatsjov: opvolger van Brezjnev; hij beloofd de Russen glasnost en perestrojka
Boris Jeltsin: opvolger van Gorbatsjov Hoofdstuk 8: Niet-westerse geschiedenis: het Midden-Oosten, Afrika en China 97. In het Midden-Oosten is de tegenstelling tussen joden en Arabieren een bron van spanningen. 98. Frankrijk en Engeland verdelen na de 1e WO onderling de erfenis van het verslagen Turkse rijk. De Arabieren, die op onafhankelijkheid hoopten, worden door het Westen niet gehoord. 99. De journalist Theodor Herzl is de grondlegger van het zionisme, een beweging die streeft naar een eigen staat voor de joden in Palestina. 100. Na de 2e WO emigreren joden massaal naar Palestina. David Ben Goerion roept in 1948 een onafhankelijke joodse staat uit. De direct daarop uitbrekende oorlog met de buurlanden Syrië, Egypte en Libanon wordt door Israël gewonnen. 101. Israël raakt in 1967 en in 1973 in oorlog met zijn buurlanden. De Arabieren gebruiken een machtig niet-militair wapen –olie- tegen de bondgenoten van Israël. 102. De Amerikaanse president Carter verzoent Egypte en Israël met elkaar in 1977. 103. Decennia lang wonen de gevluchte Palestijnen in kampen. De leider van de Palestine Liberation Organization (PLO), Arafat, sluit in 1933 met Israël een akkoord. In de Gazastrook en in Jericho krijgen de Palestijnen zelfbestuur. 104. In de Arabische wereld leven twee grote Islamitische groeperingen: De sjiieten en de soennieten. In Irak worden de sjiieten vervolgd. In buurland Iran komen na de islamitische revolutie van 1978 de sjiieten aan de macht. Beide landen voeren van 1980 tot 1988 een bloedige oorlog met elkaar. 105. Saddam Hoessein verovert in 1990 Koeweit. De VN organiseren een internationale troepenmacht die in februari 1991 Koeweit bevrijdt. 106. Op de conferentie van Berlijn wordt Afrika door de Europeanen onderling verdeeld. De belangrijkste motieven die tot kolonisatie leidden waren: - op economisch gebied · de koloniën konden Europa veel grondstoffen leveren, die voor de opkomende industrie werd gebruikt · de koloniën waren een grote afzetmarkt voor industriële producten uit Europa - op politiek gebied: het hebben van een groot koloniaal rijk gaf het moederland veel aanzien en macht in Europa. - op cultureel gebied: De Europeanen wilden hun beschaving overdragen aan de Afrikanen. Zij stichtten scholen en gingen over tot het verkondigen van het christelijke geloof. 107. Na de 2e WO bloeit het nationalisme op in de koloniën. De Afrikaanse koloniën worden geïnspireerd door de vrijheidsstrijd in de Aziatische koloniën. 108. Ghana krijgt in 1957 zijn onafhankelijkheid. Zestien Afrikaanse landen volgen in 1960. In Rhodesië houdt een blanke minderheid tot 1980 de macht in handen. 109. Met het akkoord van Evian wordt Algerije in 1962 onafhankelijk. 110. In Belgisch Kongo breekt na de onafhankelijkheidsverklaring chaos uit. Pas onder Mobutu, die in 1965 een militaire staatsgreep pleegt, wordt de orde (met harde hand) hersteld. 111. Portugal doet pas na het vertrek van zijn eigen dictatoriale regime in 1974 afstand van zijn koloniën. 112. Zuid-Amerika blijft tot de verkiezingen van 1994 geregeerd door een blanke minderheid. Het ANC, dat vanaf de oprichting in 1912 de emancipatie van de zwarten nastreeft, wordt in 1994 de grote winnaar van de verkiezingen. 113. Afrika kampt met politieke en economische problemen die terug te voeren zijn op het koloniale tijdperk. 114. Het Chinese keizerrijk blijkt te zwak om de Europese landen en Japan buiten de deur te kunnen houden. 115. Soen Jat Sen wil in China een democratie vestigen naar westers voorbeeld. De noodzakelijke hervormingen verzuimt Soen Jat Sens opvolger Tjan Kai Tjek door te voeren. 116. Tjang Kai Tjek probeert het communisme in zijn land uit te roeien. De communistische leider Mao, op de hielen gevolgd door soldaten van Tjang, ontsnapt met zijn aanhangers na een mars van meer dan 12000 km lang. 117. Tjang en Mao vechten gezamenlijk tegen Japan. Na de nederlaag van Japan breekt onderling weer de strijd uit. Mao verjaagt Tjang naar het eiland Taiwan. 118. In Mao’s eerste regeringsjaren wordt de Chinese maatschappij hervormd naar de inzichten van de economische ontwikkelingen van de Sovjet-Unie in de jaren dertig. 119. Mao lanceert twee grote projecten: de Grote Sprong Voorwaarts, die tot doel had de agrarische sector drastisch te hervormen, en de Culturele Revolutie. 120. Den Xiaoping, de opvolger van Mao, liberaliseert de Chinese economie. De Chinese overheid blijft tegen politieke vrijheid. Een demonstratie op het Plein van de Hemelse Vrede wordt bloedig neergeslagen. Zionisme: een joodse beweging die streefde naar een eigen staat in Palestina. zzzzzzzzzz(Zion betekent Israël met zijn hoofdstad Jeruzalem) Witboek: hierin beloofde de Engelsen de joodse immigratie fors terug te dringen. Sjiieten: afgesplitste groep die kort na de stichting van de islam is ontstaan. Zij erkennen het absolute gezag van de leider. Soennieten: orthodoxe moslims. Zij vormen de meerderheid van alle moslims ter wereld. De soennieten beschouwen, naast de koran, ook de mondelinge overlevering (de soenna) van Mohammeds uitspraken als heilig. ANC: (African National Congress) wilde op een vreedzame manier de emancipatie van zwarten bevorderen. Kwomintang: nationalistische partij
Warlords: plaatselijke generaals

Grote Sprong Voorwaarts: had tot doel de agrarische sector drastisch te hervormen. Theodor Herzl: Oostenrijkse journalist en grondlegger van het zionisme. Alfred Dreyfuss: Joodse officier
Arafat: de leider van PLO (Palestine Liberation Organization), het belangrijkste wapen van de PLO is het terrorisme. Nelson Mandela: Leider van het ANC. Soen Jat Sen: leider van de nationalistische partij Kwomintang. Tjan Kai Tjek: generaal; opvolger van Soen Jat Sen; hij heeft met succes de warlords aangepakt. Mao (Tse Toeng): Leider van de CCP (Chinese Communistische Partij) Den Xiaoping: opvolger van Mao Hoofdstuk 9: Een verzuild en neutraal land (1914-1950) 121. Nederland is in de jaren twintig en dertig een verzuilde samenleving. Er is een socialistische, een katholieke, een protestante en een neutrale zuil. De elite van deze vier zuilen werken in de politiek samen. 122. Doordat Duitsland het aanvalsplan op Frankrijk aanpast, blijft Nederland buiten de Eerste Wereldoorlog. Nederland kiest geen partij in de 1e WO en blijft neutraal. 123. Direct na de Duitse inval vluchten vele Belgen naar Nederland. Ze worden opgevangen in kampen, kazernes, loodsen en de meer gefortuneerde Belgen bij particulieren. 124. De Nederlandse Overzee Trustmaatschappij (NOT) belooft, als vertegenwoordiger van het Nederlandse bedrijfsleven, aan de Engelsen dat alle geïmporteerde goederen niet doorverkocht zullen worden aan Duitsland. 125. Nederland krijgt in de 1e WO te maken met distributie. Veel mensen lijden honger. Toch maakt in de oorlogsjaren een groot aantal mensen, de zogenaamde ow’ers (oorlogswinstmakers), grote winsten. 126. Het kabinet van minister-president Cort van der Linden regelt in 1917 twee al langlopende kwesties: het kiesrecht en de onderwijskwestie. 127. In navolging van revoluties in Duitsland en Rusland roept de socialist Troelstra in Nederland de revolutie uit. Zijn oproep wekt weinig enthousiasme en krijgt weinig navolging. 128. Nederland voert in de crisisjaren een aanpassingspolitiek. Door bezuinigingen en het verlagen van de lonen en prijzen hoopt minister-president Colijn Nederland economisch weer gezond te maken. Hij boekt met deze politiek weinig resultaat. 129. Nederland is een kritisch en afstandelijk lid van de Volkenbond. 130. In de jaren twintig en dertig zijn de verhoudingen tussen Nederland en de Sovjet-Unie koel. Nederland stemt zelfs tegen de toelating van de Sovjet-Unie tot de Volkenbond. 131. Nederlands belangrijkste handelspartner is Duitsland. Ook na het aantreden van Hitler verliest Nederland zijn economische belangen niet uit het oog. 132. Nederland vaart een uiterst voorzichtige koers in de aanname van joodse vluchtelingen uit Duitsland. Velen worden aan de grens teruggestuurd. 133. Anton Mussert en Cornelis van Geelkerken richten in 1931 de Nationaal Socialistische beweging op. Vanaf halverwege de jaren dertig wordt de NSB door diverse burgercomités, de kerken en de overheid bestreden. 134. Een geheim Duits aanvalsplan lekt uit. De meeste Nederlandse autoriteiten hechten weinig belang aan de vondst. 135. Uit een café nabij Venlo ontvoeren Duitse SS’ers leden van de geheime Britse Dienst en een Nederlander aan. 136. De pacifistische beweging is groot in Nederland in de jaren dertig. Door de internationale dreiging, van vooral Nazi-Duitsland, gaat Nederland zijn defensie verbeteren. 137. Nazi-Duitsland verslaat Nederland in vijf dagen. De hoogste gezagsdrager in Nederland wordt Seyss-Inquart. Hij manipuleert Nederland in de richting van het nationaal-socialisme. 138. De Duitsers gedogen de Nederlandse Unie, in de verwachting dat via de Nederlandse Unie Nederland genazificeerd wordt. Veel Nederlanders worden juist lid van deze beweging uit protest tegen de Duitse bezetting. 139. Seyss-Inquarts politiek van de fluwelen handschoen is mislukt. Met harde hand voert hij de nazificatie door in Nederland. 140. De jodenvervolging in Nederland is te onderscheiden in vier fasen: registratie, isolatie, concentratie en deportatie. 141. De houding van de Nederlander ten opzichte van de bezetter kan in drie categorieën worden ondergebracht: collaboratie, verzet en afzijdigheid. De laatste categorie is het grootst. 142. De Februaristaking betekent een ommekeer in de Duitse politiek ten opzichte van de Nederlandse bevolking. Tijdens de tweede staking, de april-meistaking van 1943, kondigt Rauter het politiestandrecht af. Seyss-Inquart legt alle voedseltransporten stil tijdens de derde staking: de spoorwegstaking. 143. De Nederlandse regering zweert de neutraliteitspolitiek af. Met de uitgeweken regeringen van België en Luxemburg tekent Nederland in 1944 het Benelux-akkoord. 144.Nederland wordt in twee etappes bevrijd. In het najaar van 1944 is Nederland tot de grote rivieren bevrijd. In mei 1945 capituleert het Duitse leger definitief. 145. De Nederlandse Volks Beweging wil de vooroorlogse verzuiling doorbreken. De Verkiezingen van 1946 worden een grote teleurstelling. De verzuiling keert in de politiek en het maatschappelijk leven terug. 146. Nederland weigert Indonesië de onafhankelijkheid te verlenen. Pas na grote internationale druk en de veroordeling van de VN Veiligheidsraad van politionele acties gaat Nederland overstag. 147. De wederopbouw van Nederland vindt plaats onder leiding van een rooms-rode coalitie. Minister-president Drees maakt een begin met de opbouw van een systeem van sociale wetgeving. Collaboratie: zij die samenwerken met de vijand
Cort van der Linden: minister-president van Nederland tussen 1914-1918
Seyss-Inquart: rijkscommissaris van Nederland
Rauter: Rechterhand van Seyss-Inquart Hoofdstuk 10: Europa op weg naar eenheid 148. Zestien landen verenigen zich in de Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling (OESO). Een belangrijke stap in de eenwording van Europa. 149. Het Beneluxverdrag van 1944 heeft tot doel tot meer economische samenwerking te komen. Door de oprichting van de EEG in 1957 is de Benelux steeds minder belangrijk geworden. 150. In 1951 richten Frankrijk, West-Duitsland, Italië en de Beneluxlanden de EGKS op. 151. De ontwikkeling tot een Europese politieke eenheid stagneert. De economische samenwerking resulteert in de oprichting van de EEG in 1957. 152. In de jaren zestig is Frankrijk tegen toetreding van Engeland tot de EEG. Pas in 1973 stemt Frankrijk in met de Engelse deelname. In de jaren zeventig, tachtig en negentig sluiten zich nog negen landen aan. 153. Het Verdrag van Maastricht is een belangrijke stap in de economische en politieke integratie voord de lidstaten van de Europese Unie. 154. De vijf organen van de Europese Unie zijn de Raad van Ministers, de Europese commissie, de Europese Raad, het Europese Parlement en het Europese Hof. 155. West-Duitsland streeft sinds Audenauer naar hereniging met Oost-Duitsland. In 1990, een klein jaar na de val van de muur, wordt Duitsland na een referendum herenigd. 156. Frankrijk onder De Gaulle stapt uit de NAVO. De Gaulle richt zich op verzoening met Duitsland. De verdergaande Europese samenwerking wordt gestimuleerd door de as Duitsland-Frankrijk. 157. Na de dood van Tito vlamt het nationalisme in Joegoslavische deelstaten op. Kroatië en Slovenië scheiden zich af. Servië probeert tevergeefs de afscheiding ongedaan te maken. 158. Europa komt niet tot een oplossing in de oorlog in Bosnië. Na de val van de enclave Srebrenica en een moordende granaataanval op een markt van Sarajevo, trekken de VS het initiatief naar zich toe. De Amerikaanse onderhandelaar Holbrooke sluit met de strijdende partijen het akkoord van Dayton (december 1995) OESO: Organisatie voor Europese Samenwerking en Ontwikkeling
NAVO: Noord-Atlantische Verdragsorganisatie

EEG: Europese Economische Gemeenschap
EGKS: Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal
commonwealth:samenwerkingsverband tussen Engeland en zijn voormalige koloniën. EG: Europese Gemeenschap
EVA: Europese Vrijhandelassociatie
de Zes: West-Duitsland, Italië, Frankrijk en de Beneluxlanden. BRD: Bondsrepubliek Duitland (Verenigde Staten, Engeland en Frankrijk) DDR: Duitse Democratische Republiek (Rusland)

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.