Schoolstrijd
1857: nieuwe schoolwet → oprichten van bijzondere scholen(katholiek en protestants) werd mogelijk. In Plaats van openbare scholen.
De bijzondere scholen werden niet betaald/gesubsidieerd door de overheid. De confessionele gingen nu streven naar de financiële gelijkstelling van het bijzonder onderwijs.
Protestanten:
- ARP, anti revolutionaire arbeidspartij, 1878, Abraham Kuyper, aanhangers zijn ‘kleine luyden’, voor kiesrechtuitbreiding → protestanten die hiertegen waren richten CHU op.
- CHU, Christelijke historische unie, 1908
Katholieken: RKSP, roomskatholieke staatspartij, 1926, overheid alleen ingrijpen als individuen of private organisaties hiertoe niet in staat zijn.
Ze gaan steeds meer hun eigen organisaties oprichten → nl steeds meer verzuilde samenleving.
1917 werd bijzonder onderwijs ook betaald door overheid, financiële gelijkstelling, eind schoolstrijd.
Sociale Kwestie
De liberalen (aan de macht in 2e helft 19e eeuw) vonden dat de taak van de overheid beperkt moest zijn → nachtwakersstaat(overheid moest zich beperken tot economische groei en individuele ontplooiing , zoals een goede infrastructuur en veiligheid).
Een deel van de liberalen ging daaraan twijfelen: moest de overheid niet iets doen aan de slechte omstandigheden van de arbeiders?
Samuel van Houten was zo een ‘progressieve liberaal’ die het kinderwetje van Van Houten invoerden in 1874(verbood fabriekswerk onder 12).
Dit leidde tot een splitsing in de liberalen: - conservatieven/klassieke liberalen
- progressieve liberalen → de vrijzinnige democratische bond.
Arbeiders gaan zich ook organiseren: vakbonden, politieke partij → Socialisten, geïnspireerd door Karl Marx, verandering via revolutie.
Eerste socialistische partij: SDB, sociaal democratische bond, o.l.v. Domela Nieuwenhuis.
→ SDAP, sociaal democratische arbeidspartij, scheidt zich van SDB af o.l.v. Troelstra
Na de invoering van algemeen kiesrecht voor mannen in 1917 kreeg de SDAP slechts 22% van de stemmen: komt door verzuiling, veel gelovigen op gelovige partij. Troelstra kondigt vervolgens in 1918 aan dat arbeiders macht over moeten nemen → geen steun.
De kiesstrijd
Liberalen tegen, progressief liberalen voor geschoolde arbeiders, socialisten voor algemeen.
1848 → Censuskiesrecht(Thorbecke), bepaalt bedrag moet je betalen voor kiesrecht.
Langzamerhand wordt het census verlaagt en krijgen steeds meer mannen stemrecht.
Caoutchoucartikel → artikel waarin wordt aangekondigt dat kiescommisie gaat bepalen welke mannen mogen stemmen.
1917 → algemeen kiesrecht voor mannen
Pacificatie jaar, eind schoolstrijd en algemeen kiesrecht want confessionelen en socialisten helpen elkaar.
Eerste feministische golf: vrouwen willen kiesrecht en een betere rechtspositie en opleidings en beroepsmogelijkheden. Voorvechter is Aletta Jacobs.
1919 → vrouwenkiesrecht.
Nl was verdeeld in 100 districten, per district werd 1 lid van de 2e kamer gekozen. Er gingen dus veel stemmen verloren, voordeel was dat er een sterke band was tussen kiezer en gekozene.
In 1918 werd het stelsel van evenredige vertegenwoordiging ingevoerd. Het uitgebrachte stemmen : aantal plekken in kamer = kiesdeler → aantal stemmen dat je nodig hebt voor 1 zetel.
Tabel partijen!!!!!!!! blz 29
H6 Het Interbellum
Periode tussen WOI en WOII
SDAP in isolement → niet te vertrouwen door revolutie oproep.
De confessionelen, arp chu rksp, regeren het land. Colijn was premier van 1933 tot 1939, hij was klassieke liberaal op economisch gebied. Daarom deed hij niks aan de crisis (wall street) Kreeg veel kritiek
Het alternatief van SDAP was het plan v.d. Arbeiders(Nederlandse New Deal)
→ sdap paste zich aan in jaren 30, niet meer zo fel tegen koningshuis.
In 1939 zat sdap voor het eerst in de nationale regering.
In nl was de belangrijkste fascistische partij de NSB, nationaal socialistische beweging, o.l.v. Anton Mussert. → Anti Partij: anti socialistisch/communistisch, anti democratisch, anti-liberalisme. Pas later werd de NSB antisemitisch, door Rost van Tonningen.
NSB haalde nooit meer dan 8% van stemmen, protestanten en katholieken verboden volgelingen erop te stemmen, ambtenaren mochten ook geen lid zijn.
H7 Politiek tijdens de Wederopbouw
7.1 De Doorbraak
Tijdens de WOII ontstond de doorbraakgedachte → er moest een einde komen aan de verzuiling en klassenstrijd. (belangrijke politici werden in kampen opgesloten en hadden tijd om goed na te denken met elkaar). Onmiddellijk na bevrijding ontstond daarom de Nederlandse Volksbeweging. Kreeg alleen weinig aanhang. Bisschoppen en protestanten partijleiders vertrouwden meer op de verzuiling dan de doorbraak.
RKSP kreeg nieuwe naam de KVP, Katholieke volkspartij.
1946 oprichting PVDA, doorbraakpartij om sociaaldemocraten, liberalen en christenen te verenigen. Pvda ook wel socialisme zonder scherpe randjes → personalistisch socialisme
1946 eerste vrije verkiezingen, KVP de grootste.
1948 scheiden liberalen zich af van pvda → VVD, liberale volkspartij voor vrijheid en democratie
7.2 De Rooms-Rode coalitie
Van 1946 tot 1958 is de Rooms-Rode coalitie, met KVP en PVDA, samen 3 regeringen. O.l.v. Premier Willem Drees van kvp.
Kenmerken RRC:
- Dirigisme → de regering bemoeide zich met de economie, geleide loon- en prijspolitiek, oprichting SER(sociaal economische raad)
- economische groei en volledige werkgelegenheid staat centraal → wederopbouw
- Harmoniemodel: samenwerking van politieke partijen en arbeiders en werkgevers
- Grondslag verzorgingsstaat → AOW
Pvda gekwetst door het Mandement van de Nederlandse bisschoppen → verboden voor katholieken om bij socialistische organisatie te gaan.
1958, einde van rrc → pvda gaat naar oppositie en kvp gaat verder met vvd.
7.3 Het einde van het harmoniemodel
Vanaf 1959 confessionelen en liberalen in de regering
kenmerken:
- minder dirigisme: meer ruimte particulier initiatief
- Vrije loon- en prijsvorming(bedrijven steeds meer winst, arbeiders willen meer loon)
- Minder belasting
Er ontstond een loonexplosie in de jaren 60 → sterke welvaartsgroei. Er kwamen gastarbeiders naar nl.
Vakbonden: hogere lonen, korter werken, medezeggenschap
1965, kvp en arp gaan weer regeren met pvda → kabinet Cals → duurt maar 1 jaar, valt in de nacht van Schmelzer.
H8 Polarisatie en participatie
8.1 De nacht van Schmelzer
Oktober 1966 → val van het kabinet Cals( bestaat uit kvp, arp en pvda) → ten val gebracht door de fractievoorzitter van kvp Schmelzer(vond begrotingstekort onaanvaardbaar), hij dient motie in in de nacht van 13 op 14 oktober.
Dit leidde tot polarisatie in de politiek → tegenstellingen tussen partijen worden verscherpt. Er was geen harmonie meer en veel onduidelijkheid, confessionelen konden met liberalen en socialisten regeren. Pvda vertrouwde socialisten niet meer. Binnen pvda komt beweging Nieuw Links, standpunten worden radicaler.
1966 → D66 opgericht: Tegen de verzuiling, iedereen is welkom, democratisering van de samenleving(referendum, premier kiezen, herinvoering districtenstelsel). Ze willen doorbraak die leidt tot keuze tussen 1 progressief en 1 conservatief blok?
8.2 De wilde jaren 60
- Stijging van inkomens 6%
- Ontkerkelijking - auto’s alleen op zondag gebruikt, niet naar kerk.
- Ontzuiling - tv 1 net, alle zuilen een programma waar iedereen naar keek
- Zwevende kiezer - elke partij moest zich steeds weer populair maken bij verkiezing
- Participatiedemocratie : door zwevende kiezers was er meer ruimte voor nieuwe partijen en kregen burgers meer invloed op besluitvormingsprocessen. Vooral links-radicale beweging wilde burgers meer deel laten nemen.
- Generatiekloof: tussen ouders en hun kinderen → verzet tegen consumptie mentaliteit, milieuvervuiling en groeiende kloof tussen westen de derde wereld. Nozems, hippies, kabouters
- Tweede feministische golf: banen opleidingen en gelijke kansen ; pleiten voor het recht op abortus ; anticonceptie → Dolle Mina’s
- Confessionelen kregen steeds minder stemmen, in 1980 vormde kvp, arp en chu het CDA - Christelijke Democratische Apèl.
8.3 De crisis in de jaren 70 en begin 80
1973 → Kabinet-Den Uyl van pvda met kvp en arp
Ze willen spreiding van kennis, macht en inkomen, een huursubsidie, een minimumloon en de uitkeringen omhoog. In 1973 ook oliecrisis waardoor sociale voorzieningen stijgen. Gevolg is veel werkloosheid, minder export en hoge inflatie.
1977 → Kabinet-van Agt van Cda met vvd -- veel bezuinigen
1981 → Kabinet-van Agt van Cda met pvda -- geen succes, in 1982 verlieten pvda ministers het kabinet.
H9 Het no-nonsense beleid
1982 - 1994 → Kabinet Lubbers van CDA
No-nonsense:
- Minder overheid → deregulering: meer verantwoordelijkheid burgers
- Privatisering van bedrijven van overheid
- Bezuinigingen → uitkeringen, WAO, ziektewet en studiefinanciering
- Akkoord van Wassenaar 1982: werkgevers herverdelen arbeid, werknemers bereid prijsstijgingen te compenseren met arbeidstijdverkorting in plaats van loon? Zo wilde Lubbers werkloosheid bestrijden en hoge inflatie tegengaan.
Eind jaren 80:
Pvda o.l.v. Wim Kok → geen polarisatie meer en minder links idealisme
1989 → pvda samen met Cda in kabinet Lubbers III
Hierdoor kon de Sp opkomen?
H10 Paars en daarna
10.1 De Paarse kabinetten
1994 → paarse coalitie ontstaat met Pvda(rood) en Vvd(blauw) en D66 o.l.v. Kok. Voor het eerst een kabinet zonder confessionelen partijen.
Kabinet heeft gelijkenis met no-nonsense beleid, de privatisering voeren ze verder door.
Ze gaan de verzorgingsstaat hervorming, dit gaat rustig in harmonie met veel samenwerking, daarom vergelijking met het poldermodel: vanwege strijd tegen water moest nl altijd samen oplossing zoeken.
Omdat de pvda iets meer naar het midden ging was er ruimte voor een nieuwe linkse partij, Sp 1994.
10.2 Het Populisme
Pim Fortuyn: wilt in 2002 met eigen lijst meedoen aan verkiezingen LPF. Geen consensus, maar fel debatteren en uitspraken over islam. Werd vermoord een week voor verkiezingen. Partij verdween na ruzie snel uit tweede kamer.
Populisme: Fortuyn eerste, formuleren ideeën die onder gewone volk leven.
2006, nieuwe populistische partij PVV van Geert Wilders 8 zetels. Hij maakt ongenuanceerde en felle uitspraken in tweede kamer. Ze hebben rechtse en linkse standpunten.
Voor kiezers is het tegenwoordig lastig om te kiezen, want de verhoudingen en ideologieën van vroeger staan niet meer centraal, politici kunnen ook niet meer op de trouw van hun kiezers rekenen.
Voor kiezers is het tegenwoordig lastig om te kiezen, want de verhoudingen en ideologieën van vroeger staan niet meer centraal, politici kunnen ook niet meer op de trouw van hun kiezers rekenen.
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden