Staatsinrichting
H5 Het ontstaan van het koninkrijk
5.1 Het ontstaan van het koninkrijk
1813 - buitenlandse troepen vielen ons land binnen dat door de Fr werd bezet. → opstanden tegen fr gezag.
Het comité in Den Haag o.l.v. van Hogendorp vraag aan Willem I(zoon van laatste stadhouder die in Eng verblijft) om als soeverein vorst naar Nl te komen.
Als hij tot koning is uitgeroepen laat hij grondwet opstellen:
- Scheiding van machten deels ingevoerd, wetten moesten door koning en Staten-Generaal goedgekeurd worden.
- Koninklijke besluiten: koning kon buiten parlement om besluiten nemen.
- Koning had de uitvoerende macht, leidde de buitenlandse politiek en was opperbevelhebber van leger en vloot.
- rechterlijke macht, onafhankelijk, werden benoemd tot het leven.
- Tweekamerstelsel wordt ingevoerd, leden van Eerste Kamer door koning benoemd. mannen van adel, gegoede burgers, landeigenaren en pachters boven 25 kozen Provinciale Staten, deze kozen Tweede Kamer. Dit zijn getrapte/indirecte verkiezingen.
1815 - Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden worden samengevoegd. Reden: ze wantrouwden de Fransen de gaf voorkeur aan 1 sterke staat aan de noordgrens van Fr.
1830 - Zuiden scheidde zich af van noorden. In 1939 erkent Willem I pas de onafhankelijke staat België.
1840 - grondwetswijziging waardoor macht van de koning deels wordt beperkt. Contraseign, voor alle besluiten en wetten moesten de ministers nu ook tekenen. Willem I trad mede daarom in hetzelfde jaar af. Ook omdat hij niet goed kon samenwerken en vaak met ministers in conflict kwam.
5.2 De grondwet van 1848
Zoon van Willem I, Willem II wordt in 1840 als koning ingehuldigd. Heel anders dan zijn vader.
Het liberalisme wint onder de gegoede burgerij, ze eisen dat de regering verantwoording schuldig was aan een direct gekozen volksvertegenwoordiger en niet koning. Woordvoerder is Thorbecke. Hij krijgt geen steun van koning en tweede kamer.
1848 - Willem II besluit plotseling tot herziening van de grondwet. Geeft de opdracht aan Thorbecke.
Waarschijnlijk deed Willem II dit omdat in veel andere Europese steden revoluties kwamen. Ook waren er economisch veel tegenslagen, zoals aardappelziekte en misoogsten. Ook had zijn slechte gezondheid er mee te maken. Hij zou niet lang meer leven en zijn zoon was niet erg populair, zo hoopten hij koningschap veilig te stellen.
Nieuwe grondwet:
- macht van koning kleiner, Staten-Generaal groter
- Geen besluiten buiten ministers om
- Alle uitgaven ieder jaar goedgekeurd door Staten-Generaal
- Tweede kamer krijgt recht van initiatief om zelf wetten te mogen maken. Ook recht van amendement, veranderingen in wetsvoorstel aanbrengen.
- Beide kamers krijgen het recht van interpellatie, ze mogen een minister vragen om verantwoording af te leggen over zijn beleid. Ook recht van enquête, zo kunnen ze bepaald verschijnsel in samenleving onderzoeken.(1886, arbeidsomstandigheden werden onderzocht, resulteerde tot Arbeidswet in 1989)
- Nu werden ook de leden van de Tweede Kamer om de 4 jaar door mannen boven 25 jaar gekozen, die bepaald bedrag belasting bepaalden, censuskiesrecht.
- Gedecentraliseerde eenheidsstaat: bestuur in provincies en gemeenten kregen meer zeggenschap, maar Den Haag laatste woord.
- Grondrechten van burgers: vrijheid van onderwijs, recht van vereniging en vergadering en vrijheid van drukpers.
1848: Koning is onschendbaar, ministers verantwoordelijk voor uitspraken en gedrag van koning en moeten verantwoording afleggen aan parlement over beleid van regering.
Willem II stierf in 1849 en werd opgevolgd door zoon Willem III. Hij wilde niet dat parlement het voor het zeggen had en werd gesteund door de conservatieven. Ook wilde hij niet dat katholieken bisschoppen aan mochten stellen. Willem III wilde alleen ministers die bij zijn beleid paste, zo had de regering wel de steun van de koning en niet van de Tweede Kamer. In 1868 werd besloten dat de koning/koningen zich moet neerleggen bij de wil van de Tweede Kamer.
5.3 Partijvorming
IN 1848 waren er twee politieke stromingen: conservatieven(behoudend, geen veranderingen, macht bij koning) en liberalen(progressief, verandering).
IN de 2e helft van de 19e eeuw kwamen daar de protestanten en katholieken bij → confessionelen. Eind 19e eeuw kwamen de socialisten erbij.
Na de grondwetswijziging gaan de conservatieven weg, je houdt 3 stromingen over:
- liberalen, voor rijke burgers
- confessionelen, voor gelovigen
- Socialisten, voor arbeiders
De confessionelen en socialisten ontstaan door 3 kwesties, schoolstrijd, sociale kwestie, kiesstrijd.
Schoolstrijd
1857: nieuwe schoolwet → oprichten van bijzondere scholen(katholiek en protestants) werd mogelijk. In Plaats van openbare scholen.
De bijzondere scholen werden niet betaald/gesubsidieerd door de overheid. De confessionele gingen nu streven naar de financiële gelijkstelling van het bijzonder onderwijs.
Protestanten:
- ARP, anti revolutionaire arbeidspartij, 1878, Abraham Kuyper, aanhangers zijn ‘kleine luyden’, voor kiesrechtuitbreiding → protestanten die hiertegen waren richten CHU op.
- CHU, Christelijke historische unie, 1908
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden