1. De Engelse context
• vraag afgewerkte producten toenemen door: bevolkingsexplosie + koloniale expansie
• kolonisatie => toenemende welvaart middenklasse -> vraag luxeproducten
• Engelse markt: samenhangend geheel:
- gebrekkig transport
- tolmuren
versnipperen alle ‘nationale’ economieën
verandering 18e eeuw door:
- aanleg wegen en kanalen
- 1820: trein!
verkeersinfrastructuur + verkeersmiddelen: economisch liberalisme (vrijhandel) smeedt massa extra potentiële consumenten -> samenhangende markt
• aanbodzijde Engelse economie gestimuleerd door:
- agrarische vernieuwingen -> minder arbeidskrachten maar meer voedsel + basis bevolkingsexplosie (= meer arbeidskrachten door stijgende productiviteit minder nodig)
• resultaat: arbeidsoverschot op platteland:
naar stad: enorme reserve goedkope arbeidskrachten voor beginnende industriëlen
• grondstoffen:
- Engeland = de koloniale grootmacht => uit kolonies: katoen, wol… aan zeer voordelige prijzen
- uit eigen bodem: dankzij stoommachine: technisch mogelijk -> onbeperkt steenkool en ertsen
• kapitaal:
- kolonisatie -> bloeiende koloniale handel + kapitalistische mentaliteit: WINST!
- handelsbanken & -compagnieën (East India Company): nodige kapitaal
- nieuwe industriëlen: op kapitalistisch elan verder = ondernemen en winst
• investeringen in gemechaniseerde industrie met fabrieken, nieuwe machines, enorme voorraden grondstoffen: immens kapitaal -> kapitaal bovendien dat anders dan voor de handel op lange termijn ter beschikking werd gesteld:
mobiliseren kapitaal: creëren naamloze vennootschappen & investeringsbanken
vlotter verkeer en vrijhandel: vlottere circulatie producten + arbeid, grondstoffen & kapitaal
Engeland = nationale markt vorm
2. Laisser faire, laisser passer
• grondlegger economisch liberalisme: Adam Smith (-> arbeidsverdelingstheorie):
- kind Verlichting: in naam vrijheid & rede -> mercantilisme
- staten: geen mix invoerbeperkingen en steunverlening eigen nationale industrie beschermen
- Vrijhandel => internationale arbeidsverdeling: elk land legt zich toe op productie specialiteiten => internationale handel + welvaart iedereen ten goede
• einde inmenging staat in economisch leven + einde regelneverij ambachten: geen enkele instantie geoorloofd prijs, kwaliteit of kwantiteit productie te bepalen => ‘Laisser faire, laisser passer’
• mensen in productie toeleggen op bezigheden -> uitblinken
• arbeidsverdeling of productiespecialisatie => producten ruilen:
- prijzen zorgen voor evenwicht vraag en aanbod
Smith = verdediger (vrije) markteconomie
• vrije onderneming ipv reglementering beroepen door ambachten:
- privé-initiatief burgers = motor economie
ordewoord = vrije concurrentie
- elk individu: eigenbelang nastreven => natie: grootst mogelijke welvaart
- persoonlijk winstbejag: kosten anderen maar bijdragen algemeen belang
- tegenstellingen opgelost door ‘Invisible Hand’ (= prijs- en marktmechanisme)
• Smith: inzake economische rol staat: minder dogmatisch dan volgelingen -> ‘staat moet optreden waar privé-initiatief tekort schoot’ vb. infrastructuurwerken
liberale economische ideeën = enorme duw rug nieuwe industriëlen
De voorwaarden voor de Industriële Revolutie
5.5
ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!
Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter.
Meer informatie
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden