Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De Grieks Romeinse oudheid hoofdstuk 1

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 3416 woorden
  • 7 juli 2005
  • 91 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
91 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1: De grieks – Romeinse Oudheid

1. Het ontstaan van de polis, Athene als voorbeeld

Rond steden ontstaan staatjes

800 v. Chr. waren er door de natuurlijke omstandigheden ongeveer 200 aparte staatjes, noemde Grieken polis. Het middelpunt was een versterkte heuvel, de acropolis (hoge stad). Deze had als functie: vluchtplaats in geval van oorlog, tempel voor de godenverering. Ook was er een agora: plein waar de burgers elkaar ontmoeten, handel dreven en het bestuur van de polis bespraken.
Stad: grote nederzetting waar de mensen van iets anders leefden dan van akkerbouw of veeteelt. Er woonde ambachtslieden, kooplieden, kunstenaars, soldaten, bestuurders priesters, geleerden en mensen die bij andere in dienst waren en ook soms boeren.


De adel staat de macht af aan de volksvergadering

De adel had in de polis de macht. Bij de adel was hun rijkdom vooral gebaseerd op grondbezit. Er was ook een vergadering van alle mannen, de volksvergadering. De machtsverdeling veranderde toen de steden te maken kregen met handelslieden (werden bijna even rijk als de adel en wilde ook een deel van de macht) en overbevolking. Er was te weinig vruchtbare grond, daardoor besloot men tot kolonisatie in de richting van het Middellandse Zee gebied. Zo’n nederzetting heet een kolonie. De kolonies waren het centrum van de handelsmarkt. Kolonies stuurden voornamelijk graan. Moedersteden voerde wijn en olijfolie uit.
600 v. Chr. werd door Kleisthenes een nieuwe regeringsvorm ingevoerd, directe democratie. De belangrijk beslissingen werden nu door de volksvergadering genomen, alle mannen vanaf 18 jaar hadden stemrecht.

Dagelijks bestuur in handen van 50 leden van -> de Raad van Vijfhonderd -> gekozen voor één jaar door loting aangewezen uit de volksvergadering -> koos ook tien leiders van leger en vloot.

Door de toename van de handel en nijverheid werden er steeds meer slaven ingevoerd. Vrouwen moesten huishouden, spinnen, weven en water halen bij de bron.

2. Sparta, een andere polis

Ook in Sparta ontstond er overbevolking. I.t.t Athene ging men niet koloniseren maar veroverde het land van de buren (de Messeniërs). De veroverde gebieden werden gedwongen voedsel te leveren aan de Spartanen. Spartanen hadden een sterk leger waarmee zij iedereen in Sparta in bedwang konden houden. De kracht van het leger van Sparta werd zo verklaard: Spartaanse mannen hoefde niet als boer te werken, op zevenjarige leeftijd werden jongens in een kazerne geplaatst waar ze tot hun twintigste een militaire opleiding kregen. Die opleiding was zeer streng, er werd geleerd dat ze hun leven moesten geven voor Sparta. Spartanen besteden dus veel aandacht aan militaire zaken. Voor kunst en wetenschap hadden de Spartanen veel minder belangstelling dan de Atheners. De voortdurende dreiging van een opstand van de messeniërs veroorzaakte een grotere gelijkheid onder de spartanen dan onder de Atheners. De Spartaanse edelen hadden de Spartanen hard nodig, rijk en arm hadden gelijke rechten.
Spartaanse mannen konden voorstellen goed of afkeuren, mochten geen wijzigingen doen -> een raad van edelen mocht voorstellen doen.
Dagelijks bestuur uitgeoefend door vijf ephoren (opzichters)-> werden jaarlijks door volksvergadering gekozen.
Vijf ephoren: voorzitter van de raad van edelen en van de volksvergadering ook bepaalde ze buitenlandse politiek en hadden toezicht over de koningen.
Het leger werd aangevoerd door twee (erfelijke) koningen. Je had geen burgerrechten als je geen echt doriër was i.t.t Athene. Er kwam uiteindelijk geen democratie in Sparta anders dan in Athene.

3. De Grieken verslaan de Perzen

Nadat er democratie in Griekenland was ingevoerd ontstond er groot gevaar voor het machtige ondemocratische Perzische rijk. Koning Darius I had daar de macht en wilde zijn rijk uitbreiden naar het westen. Griekse kolonisten die zich in het westen van het Perzische rijk hadden gevestigd wilden zich onafhankelijk maken van de koning, zij kwamen dan ook in opstand. Darius besloot, zogenaamd als strafmaatregel, Griekenland te veroveren. Dit was de aanleiding van de oorlog. Griekenland slaagde niet in een goede samenwerking, omdat ze bang waren dat één van hen de andere staatjes zou overheersen. Toen het Perzische rijk in 490 v. Chr. Griekenland vanuit zee binnenviel besloten Sparta en Athene toch tot een samenwerking. Alleen de Spartanen gaven niet hun volledige steun. In 480 v. Chr. onder koning Xerxes vielen ze Griekenland weer binnen. Dit keer hadden de Spartanen hun leger op het land en de Atheners op zee. Bij Thermopylae vond een beroemd geworden veldslag plaats, de Spartanen bleven tot de laatste man verdedigen. Het Perzische leger was veel groter en versloeg dan ook heel Griekenland behalve Peloponnesos. Daar versloeg de Griekse vloot de Perzische. Daarna werd ook nog het Perzische landleger verslagen.


4. Grieken strijden onderling

Uit angst voor een nieuwe Perzische aanval besloten veel Griekse staatjes te gaan samenwerken. Het kwam tot 2 bondgenootschappen, Sparta en Athene. Omdat de Perzen zich niet meer bemoeide met Griekenland gingen ze zich met elkaar bemoeien. Athene besloot via zee Sparta aan te vallen, het begin van de Peloponnesische oorlog 431 v. Chr. Uiteindelijk wonnen de Spartanen, met de macht van Athene was het toen gedaan, maar de democratie leefde tot de 3e eeuw voort.

5. Het Griekse wereldbeeld

De Grieken gaven een mythologische verklaring voor het ontstaan van de wereld, maar later veranderde dit tot een natuurwetenschappelijk wereldbeeld. Filosofen zochten verklaringen voor natuurverschijnselen.
Theorieën van filosoof Aristoteles en de wiskundige astronoom Ptolemaeus: De aarde is een onbeweeglijke bol die het centrum vormde van het eveneens bolvormige heelal. Ptolemaeus onderbouwde deze theorie met wiskundige berekeningen, hij zei ook dat de aarde als een punt in het heelal kon worden beschouwd.
De bolvorm van de aarde, zonetheorie (=klimaattheorie) van Parmenides:

Krates van Mallos had een theorie over oceaangordels: Men weet niet of het bewoond is op de andere 3 continenten.

Ptolemaeus: Er bestonden volgens hem geen oceaan en klimaat gordels. De Indische oceaan was een binnenzee en Afrika was in het zuiden met Azië verbonden.

Volk: Een platte onbeweeglijke schijf met de hemellichamen daarboven.

6. Het Griekse mensbeeld

De Grieken verklaarde ook het ontstaan van de mens mythologisch. Dus deden ze ook aan offeren om de goden gunstig te stemmen. Ook was de mens volgens hen lid van een gemeenschap, het is niet het individu dat telt (wel bij Perzen en Egypte). Geleerden gingen rond de 6e eeuw de mens zien als een zelfstandig wezen. De Grieken gingen zich in verschillende opzichten onderscheiden van andere volken.

Het leven op aarde was voor de Grieken het belangrijkst

Grieken vereerde goden, elke polis had een beschermgod(in). Het bestuur koos ook een priester die voor die verering zorgde. Goden waren onsterfelijk. Zij woonde bij elkaar op de berg van Olympus en hadden menselijke eigenschappen. De Grieken vonden i.t.t de Egyptenaren het leven op aarde belangrijker: Toen Odysseus een bezoek gaf aan het dodenrijk ontmoette hij daar Archilles (dode held van de Trojaanse oorlog) en zei dat men moest ophouden met het verheerlijken van de dood.


Een nieuwe manier van denken: voortdurend vragen en zoeken naar nieuwe kennis

Nieuw in de manier van denken was dat geleerden gingen zoeken naar antwoorden over natuurverschijnselen in de natuur zelf, dus niet meer in de godsdienst. Wetenschap: het systematisch geordend geheel van het weten en van de regels waarmee verdere kennis verkregen kan worden.

Geboorte van de geneeskunde

Hippocrates zocht de verklaringen van ziektes in de natuur, dus niet in de godsdienst wat ze vroeger deden.

Geboorte van de geneeskunde

Herodotus was de eerste geschiedschrijver. Hij schreef alles wat hij te weten kwam van vroeger nauwkeurig op en gaf er zijn mening over. Ook Thucydides is een beroemd geschiedschrijver geworden, vanwege zijn werk over de oorlog in Peloponnesische. Hij beschreef gebeurtenissen en probeerde die te verklaren.

Geboorte van de filosofie

Een beperkte groep mensen zocht naar filosofische verklaringen dat deden ze door het logisch te redeneren. Filosofie: houdt zich bezig met de diepste levensvragen bv. Vragen over geluk en ongeluk, recht en onrecht, rijkdom en armoede. Socrates: Domheid is het grootste gevaar voor de mens. Filosofische vragen werden o.a. ook verteld in het theater.

De bibliotheek van Alexandrië als centrum van wetenschap

In de tijd van Alexander de grote kwam de wetenschap in het Midden – Oosten tot bloei. In Alexandrië (Egypte) was er een bibliotheek.


De Grieken wilden een goede opleiding, vol wedijver

De Grieken namen het voorbeeld van de goden. Door onderlinge wedijver wilde ze zich verbeteren/ontwikkelen op alle gebieden en meedoen aan wedstrijden.

Toneel

De belangstelling voor toneelstukken was massaal. Na afloop bleven de Grieken napraten over de inhoud van het toneelstuk. Volgens Pericles was het goed voor de eenheid van de bevolking, daarom gratis dingen.
Twee soorten toneelstukken: tragedies: ernstige toneelstukken over belangrijke levensvragen, is meer een zangstuk (later speelde het koor een steeds minder grote rol en de vertellers meer)later was een tragedie een toneelstuk met korte gezongen intermezzo’s van het koor, waarin de gevoelens van de ideale toeschouwer tot uiting kwam. Komedies: satires over politiek, zeden en gewoonten, mode. Mensen en ideeën werden bespot.
Tijdens festivals werden toneelwedstrijden gehouden. Bv in de lente, god Dionysos.

Onderwijs
De ideale Griek moest goed zijn in sport, muziek, handel en ook goed zijn in lezen en schrijven.

Sport
Olympische spelen ter ere van Zeus.

Politiek
Alle burgers moesten deelnemen aan het bestuur. Bv volksvergadering.

De Grieken waren gefascineerd door de schoonheid en kunst in het algemeen

Kunstwerken moesten aan een ideaal maatgetal, een grondregel of canon, beantwoorden, anders was het geen kunst.
Parthenon, tempels en theaters waren de belangrijkste bouwwerken, dit had te maken met het geloof. Bouwkunst en godsdienst waren ook verbonden met de natuur.
Polycletus was belangrijk in de beeldhouwkunst, hij gebruikte precies de goede verhoudingen. Kunst was volgens de Grieken een product ontwikkelen dat beantwoordde aan vastgelegde verhoudingen of proporties.


7. Alexander de Grote, veroveraar en uitbreider van de Griekse cultuur

In 338 v.Chr. werd Griekenland veroverd door Macedonië. Alexander volgde zijn vader, koning philippus op. Philippus was van plan om het Perzische rijk te veroveren met als plan daarna ,door griekenland gunstig te stemmen, Griekenland over te nemen. Alexander voerde het plan uit en begon in 334 v. Chr. Na die verovering trokken veel Grieken naar het Midden – Oosten en breidde hun cultuur uit. Alexander wilde duidelijk de Griekse en de Perzische cultuur en mensen met elkaar verenigen, maar na zijn dood bleef er niks meer van over. Evenals zijn rijk dat uit elkaar viel, alle generaals bestuurde een deel van het rijk van Alexander. Alexander de Grote heeft zijn naam te danken aan zijn optredens als legeraanvoerder en door zijn optredens is de Griekse cultuur over een groot gebied verspreid.

8. Rome verovert heel Italië

Rome onder de Etrusken

Rond 800 v. Chr. veroverde de Etrusken een volk uit het Midden – Oosten, een deel van Italië. De inwoners van Rome leefde van landbouw, maar ontwikkelde zich steeds meer tot een handelsstad die zich uiteindelijk 500 v. Chr. had vrijgevochten van de Etrusken.

Rome verovert het vasteland van Italië

De Romeinen versloegen de Etrusken, Griekse kolonisten in Italië en ze verdreven de Carthagers uit Sicilië. Ze sloten dan een verdrag met de volken dat alles gewoon hetzelfde zou blijven als ze wel soldaten zouden leveren aan Rome.Toen het vasteland in handen was van Rome gaf dat veel voordelen: geen onderlinge oorlogen meer -> handel nam toe-> betere welvaart. Daarom had Rome zo weinig vijanden, ze hebben Italië 1000 jaar regeert.

Rome wordt een republiek

Eerst werd het geregeerd door koningen maar al spoedig werd het een republiek. Dat is een regeringsvorm waarin telkens na verloop van tijd nieuwe bestuurders worden gekozen. De belangrijkste waren twee consuls -> aanvoerders van het leger in geval van oorlog. In de Senaat , raad van ouderen, zaten mensen die vroeger bestuurder waren geweest, zij gaven dan ook raad aan de huidige bestuurders. De volksvergadering had weinig invloed op het bestuur van Rome.

9. De republiek, een gelaagde samenleving

Patriciërs lange tijd de baas

De rijke Romeinen kregen na het verdrijven van de Etrusken de macht in Rome. Rijke Romeinen waren de patriciërs en kregen leidinggevende functies in het bestuur of leger. De minder rijke waren de plebejers. Afkomst bepaalde de groep, je mocht niet met iemand uit de andere groep trouwen. Sommige plebejers lukte het om even rijk te worden ( en zij eiste evenveel macht) als een patriciër en betaalde evenveel belasting waar de stad van bestuurd kon worden en het leger kon van worden betaald.

De arme plebejers hadden het heel moeilijk, want als ze geld wilde lenen voor een investering stond daar een hoge rente voor tegenover, waardoor ze in de schulden raakte en als slaaf kon worden verkocht.

Patriciërs delen macht met rijke plebejers

Patriciërs hadden lang te macht in handen, maar ze hadden toch de hulp nodig van de plebejers. Namelijk rijke plebejers voor het geld en de arme voor de soldaten. De patriciërs stemde in dat je niet als slaaf mocht worden verkocht als je schulden hebt, dat de plebejers en patriciërs met elkaar mochten trouwen en de plebejers mochten ook meehelpen in het bestuur van de stad, ook de hoogste ambten en in het leger.
Daardoor ontstond er een nieuwe bovenlaag. De rijke plebejers en de patriciërs werden de nobiles. Arme plebejers waren nog steeds ontevreden over de rente en het was moeilijk om aan land of een bedrijf te komen en nog steeds konden de rijke de hoge ambten bekleden, want die ambten waren zonder salaris. Twee groepen hadden helemaal geen invloed op het bestuur; de vrouwen en de slaven.

10. De Romeinen stichten een imperium

Waarom veroverden de Romeinen een imperium?

Een imperium: een rijk dat bestaat uit veroverde staten. De Romeinen breidde hun rijk heel erg uit, ze deden er driehonderd jaar over. Dat imperium was niet zo gepland, want de Romeinen hadden telkens een andere reden om een gebied te veroveren: soms omdat het land een bondgenoot van de Romeinen aanviel, soms omdat een bepaald land de handel en de veiligheid bedreigde, soms voor meer grond, soms omdat ze vonden dat ze de taak hadden om een rechtvaardig bestuur in de hele wereld te kunnen brengen.

Wat waren de gevolgen van de veroveringen van de Romeinen?

• Romeinen verdeelde hun rijk in provincies met een leger, bestuur, gouverneur (=leider provincie) en belastingen.
• Ook een deel van ons land werd veroverd, katwijk en Nijmegen werden legerplaatsen.
• Senaat werd machtiger, er zaten mensen in die veel ervaring hadden, dus luisterde iedereen naar hun raad.
• Invloed griekse cultuur werd sterker. Vooral op godsdienstig gebied, tempels, goden (Zeus werd Jupiter).
• Boeren raakte bedrijf kwijt en trokken naar de stad, want ze werden vaak opgeroepen voor het leger en de familie kon het bedrijf dan niet aan (proletariërs). Aantal arme mensen groeide.

• De rijke mensen namen toe door buit tijdens veldtochten, groeiende handel, veel belasting heffing en dan zelf houden.
• Door veroveringen waren er veel slaven, zij moesten werken op het land van grootgrondbezitters, werden slecht behandeld daarom opstandingen.
• Romeinse leger werd minder sterk doordat er meer proletariërs kwamen, ze moesten namelijk zelf hun gevechtswapens en uitrusting betalen. Boeren konden dat wel proletariërs niet.

11. De Romeinse republiek wordt een keizerrijk

Burgeroorlogen in de Romeinse republiek

Tiberius en Gaius Gracchus wilde een stuk grond dat bezit was van de staat geven aan de proletariërs. Dit had 2 voordelen: Er waren dan minder werklozen en er kwam een sterker leger. Hierdoor ontstond een burgeroorlog en beide voorstanders gingen dood. De proletariërs kregen maar een heel klein stuk grond.
Beroepslegers brengen generaals aan de macht

Doordat het aantal boeren steeds kleiner werd, waren er te weinig soldaten voor de Romeinse legers. Op voorstel van een consul werd een beroepsleger ingevoerd. Proletariërs konden als vrijwilliger zestien jaar dienst nemen daarna kregen ze een stuk grond. Deze proletariërs hadden geen bezittingen. Ze waren eerder trouw aan hun bevelhebber dan aan Rome, want deze bevelhebber zorgde voor een soldij (loon voor soldaten) en voor een stuk grond na zestien jaar. Julius Caesar trok met zijn leger naar Rome om de macht van het Romeinse rijk in handen te krijgen.

Van republiek tot keizerrijk

De senaat probeerde te verhinderen dat Caesar de macht aan zich trok door een moordaanslag op hem te plegen. Maar de senaat kreeg nieuwe tegenstanders. Enkele legeraanvoerders en Octavianus. Uit een burgeroorlog kwam Octavianus als winnaar te voorschijn. Hij liet zich Augustus noemen (=de verhevene). Augustus liet het senaat, consulaat en de volksvergadering bestaan, maar hij zorgde er wel voor dat hij in werkelijkheid de macht had. Zo werd hij de eerste keizer van het Romeinse rijk.


De Romeinse vrede (Pax Romana)

Augustus en zijn opvolgers zorgde voor enkele eeuwen vrede in het Romeinse rijk, Pax Romana. Hoe kan het dat er zo lang vrede was?
• Het leger bleef trouw aan keizers. Soldaten kregen betere grond of meer geld na hun diensttijd, keizer benoemde legeraanvoerders die hem trouw waren geweest.
• Goede handel, daardoor nam de welvaart toe. Veiligheid nam toe, vuurtorens werden gebouwd, havens verbeterd, meer wegen, dezelfde munt.
• De Romeinen hadden het geluk dat er in die eeuwen geen krachtige vijandelijke legers waren aan de grens. Later veranderde dit.

12. Leven in het Romeinse keizerrijk

De meeste mensen wonen op het platteland

Tijdens het keizerrijk werd er nog meer handel gedreven dan in die tijd van de republiek. Daardoor groeide de steden en kwamen er nieuwe handelswerklieden en handelaren bij. Gladiatorengevechten en amfitheaters (Colosseum in Rome) waren populair onder de bevolking. De meeste mensen werkte nog steeds op het platteland, een groot deel van het land was in handen van grootgrondbezitters (hadden leidinggevende functies in het bestuur). Deze lieten de grond bewerken door slaven en vrije pachters (hadden kleine boerderijtjes in eigen bezit).

De gelaagdheid van de bevolking

De verschillende lagen:


• De rijken: Wie lid van de senaat wilde worden moest 4 miljoen sestertiën bezitten (Romeinse munt). Je had ook nog minder hoge functies en een functie in het bestuur van de stad.
• De mensen met enig bezit: Vrije boeren, kleine winkeliers en handwerkslieden met kleine bedrijfjes.
• De armen: geen bezit behalve kleding of huisraad.
• De slaven: werkte bv op het platteland, in de mijnen, was een gladiator, of een huisslaaf. Toneelspelers of leraren konden veel geld verdienen.

De Romanisering

Als je Romeinse burgerrechten krijgt kon je leidinggevende functies krijgen en rechtspraak. Burgers moesten bewijzen dat ze geromaniseerd waren om Romeins burger te worden. Geromaniseerd: vooral de cultuur; taal, godsdienst, literatuur, kleding en vrijetijdsbesteding. In 212 kreeg iedereen burgerrecht.

13. Het Romeinse mens- en wereldbeeld

Het Romeinse wereldbeeld

Romeinse geleerden namen het wereldbeeld van de Grieken over. Maar voor veel Romeinen was het een platte schijf. De Romeinse wereldkaart was een weerspiegeling van dit wereldbeeld: de bekende wereld was voorgesteld als een cirkelvormige op het oosten georiënteerde schijf (het oosten, de oriëns, boven).

Het Romeinse mensbeeld

De Griekse mythologie en de Griekse wetenschap werd overgenomen.

Een meer praktische kijk op de mens

De Romeinen hadden een meer praktische kijk op de mens dan de Grieken:

• De mens was volgens de Romeinen een burger met rechten en plichten. De basilicae, plaats waar rechtspraak plaatsvond was het belangrijkst.
• Het ging de Romeinen om het verbeteren van het dagelijks leven, niet om grote filosofische problemen. Daarom probeerde ze de natuur te gebruiken om het leven aangenamer te maken (waterleiding - aquqducten) en ze bouwde grote badhuizen (thermen).

Een meer militaire kijk op de mens

• Zij hadden een gedeeltelijk ander waardenstelsel, waarden die belangrijk waren in oorlogen. (moed, gehoorzaamheid, opofferingsgezindheid enz)
• Romeinen bouwde ook tempels en theaters. Amfitheater was erg belangrijk met gevechten tussen gladiatoren onderling of tegen dieren, ook het vermoorden van christenen. Triomfboog en erezuil zijn militaire monumenten.

De verhouding tussen mannen en vrouwen

In de bovenlaag regelde de ouders een huwelijkspartner. Daar keken ze vooral naar aanzien en materieel gewin belangrijk. Huwelijk was een privé contact tussen twee families, met getuigen en priesters. De ideale vrouw had respect voor haar man en bracht het grootste gedeelte thuis door. Overspel mocht alleen door de man worden gedaan en scheiden kon ook alleen door de man worden geregeld, het contract kon dan worden ontbonden en de bruidsschat werd teruggegeven.

Een gedeeltelijk eigen kijk op de bouwkunst

Grieken Romeinen
Gebouwen Godsdienst Praktisch en militair
Theater In een heuvel ingebed Vrijstaande constructie met veel ingangen en trappen via de buitenmuur.
Tempel Richtingloos: geen verschil tussen voor en achterzijde, volledig omgeven door vrijstaande zuilen Voorzijde: ingang en voorportaal, veel halfzuilen tegen buitenmuur voor ondersteuning
Typische vormen Boog, het gewelf en de koepel.
Typische realisaties Acropolis Triomfbogen, thermen, amfitheaters.


Een juridisch voorbeeldige manier om met elkaar om te gaan

Veel volken waardeerde het Romeinse bestuur vanwege de rechtspraak.
Belangrijke rechtsregels van de Romeinen waren:
• Iemand is onschuldig tot zijn schuld is bewezen
• Iemand die ergens van is beschuldigd, moet de kans krijgen zich te verdedigen.
• Niemand mag worden gestraft voor wat hij denkt.
• De bestuurders van een land mogen zich niet met de rechtspraak bemoeien, dat mogen alleen de rechters.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.