Hoofdstuk 2 - grammatica

Beoordeling 4.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 271 woorden
  • 15 december 2011
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 4.6
4 keer beoordeeld

Connaitre = kennen
Je connais
Tu connais
Il/elle connait
Nous connaissons
Vous connaissez
Ils/ells connaissent
passe compose
j’ai connu = ik heb gekend
futur
je connaitrai = ik zal kennen
imparfait
je connaissais = ik kende

Bijwoorden vertellen wat over bijvoegelijk naamwoorden.. bijv. die heel grote appel.
Bijvoegelijk naamwoorden die eindigen op een klinker= je zet er –ment achter. Dus difficile => difficilement.
Als het bijvoegelijk naamwoord eindigt om een medeklinker= je zet het eerst in vrouwelijk en dan zet je er –ment achter. Dus heureux=>heureuse=>heuresement.

Onregelmatige bijwoorden:
Bon => bien = goed
Mauvais => mal = slecht
Meilleur => mieux = beter
Gentil => gentiment = aardig
Prudent => prudemment = voorzichtig
Méchant => méchanmment = gemeen

Het meewerkend voorwerp:
Normaal gebruik je een persoonlijk voornaamwoord (zie schema hieronder)

Onderwerpsvorm Voorwerpsvorm
Enkelvoud
Eerste persoon ik mij (me)
Tweede persoon jij (je) jou (je)
u u
Derde persoon hij hem
zij (ze) haar
het het

Meervoud
Eerste persoon wij (we) ons
Tweede persoon jullie jullie
U U
Derde persoon zij (ze) hun, hen, ze
Maar die kan nu ook gebruikt worden als meewerkend voorwerp (aan wie/wat of voor wie/wat + p.v. + ow). Dat heeft de volgende vormen:
Me/m’= mij lui=hem/haar vous=jullie/u

Te/t’= jou nous=ons leur=hun (m.v.)
Voorbeelden:
Et je lui ai répondu= En ik heb hem omgedraaid.
Elle leur envoie des textos= Zij stuurt hun sms’jes.
Staat dus na de persoon en voor het werkwoord.

Vraagzinnen:
3 manieren om een zin vragend te maken:
- Zet er een vraagteken achter.
- Zet er est-ce que voor.
- Draai de persoonsvorm en onderwerp om en zet er een streepje tussen.
Voorbeelden:
Tu as répondu =>
- Tu as répondu?
- Est-ce que tu as répondu?
- As-tu répondu?

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.