Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Utopia

Beoordeling 3.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas vwo | 4677 woorden
  • 9 maart 2009
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 3.9
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
SAMENVATTING UTOPIA

Geografie.
Het eiland is max. 200 mijl breed en het heeft de vorm van een halve maan. Het buigt zich om een geweldig grote natuurlijke baai, die heel beschut is en als haven dient.

Strategische positie.
De doorgang wordt afgeschermd door een fort en ondiepten. Aan de andere zijde zijn wel havens, maar de kust kan daar heel gemakkelijk worden verdedigd.
Het eiland was ooit een schiereiland, maar koning Utopus heeft de landengte laten doorgraven door de inwoners en zijn eigen soldaten.

Bevolking.
Er zijn 54 steden met allemaal dezelfde taal, levenswijze, gebruiken, wetten.

Van alle steden is de plattegrond gelijk.
Alle steden liggen een dagreis te voet van elkaar.
Ieder van de steden vaardigt 3 oudere mannen af om in de centraal gelegen hoofdstad Amaurotus zaken van gemeenschappelijk belang te bespreken.
het platteland hoort bij de steden. Een stad heeft minimaal 12 mijl platteland in eigendom.

Structuur van het platteland.
Er zijn geen dorpen. De hoeven worden bemenst door stedelingen, om de beurt. Men dient er 2 jaar. De hoeve telt 40 volwassenen, 2 slaven en staan o.l.v. een vader en een moeder. Iedere 30 boerderijen onder een fylarch. Ieder jaar gaan er 20 mensen terug naar de stad en de 20 nieuwelingen worden dan ingewerkt door de oude garde. Als je wilt, kun je trouwens langer blijven.
Men fokt er met name kippen. De eieren worden kunstmatig verward en de kuikens lopen achter hun menselijke verzorgers aan.
Wagens worden getrokken door ossen.
Het graan wordt gebruikt voor brood, niet voor bier. Ze drinken wijn en water.
Hun duurzame consumptiegoederen worden in de stad gemaakt en ze krijgen die dingen gratis.
Een keer per maand is er feest in de stad.
In de oogsttijd komen de stedelingen helpen.

De steden.
Alle steden lijken sprekend op elkaar.

Amaurotus; ligging.
Door de stad loopt een rivier, een getijdenrivier. Over de rivier is een stenen brug gebouwd, ver landinwaarts, zodat de schepen er geen last van hebben. Het drinkwater betrekt men van een kleiner riviertje en men slaat regenwater op. Rond de stad staat een zware muur met een droge gracht eromheen.
Wijze van bebouwing.

De straten zijn 10 meter breed en worden omzoomd door huizen. Achter de huizen liggen tuinen.
Ieder huis heeft een ingang aan de straat en een in de tuin. Je kunt overal vrij binnenkomen, men heeft geen privé-bezit en elke tien jaar ruilt men van huis.
De huizen zijn 3 verdiepingen hoog met stenen muren. Platte daken en overal glas in de ramen.

Ambten; verkiezingen; bestuur.
Iedere 30 families kiezen een fylarch. Op elke 10 fylarchen is een opperfylarch. Een vorst wordt bij geheime stemming onder de fylarchen gekozen. Ze kunnen kiezen uit 4 kandidaten: ieder van de 4 stadswijken draagt een eigen kandidaat voor.
De vorst blijft zijn hele leven vorst, tenzij hij dictator wil worden. In principe zijn de andere functies voor 1 jaar.
De opperfylarchen overleggen veel met de vorst. Ze vormen een gerechtshof. Bij iedere vergadering zijn steeds 2 verschillende fylarchen aanwezig. Alle politieke besluitvorming moet plaatsvinden in deze raad. Zo voorkomt men staatsgrepen.

De ambachten.
Iedereen doet aan landbouw. Van kinds af aan wordt men geoefend in de landbouw, ook op school. Het is praktijkonderricht.
Daarnaast wordt iedereen in 1 vak opgeleid. Meestal spinnen of weven. Kleding wordt zelf gemaakt. Men heeft eenvoudige kleding, in steeds hetzelfde model.
De vrouwen evengoed als de mannen. De vrouwen doen het lichtere werk. Meestal gaat een ambacht van vader op zoon, maar als je wilt, kun je worden opgenomen in een groep die een ander ambacht uitoefent.

Dagindeling.
Men hoort niet te luieren, daar letten de fylarchen/syfogranten voor. Men werkt 6 uur per dag: 3 uur werk, 2 uur rust en dan 3 uur werk. Men slaapt 8 uur.


De vrije tijd.
De vrije tijd mag men besteden aan bezigheden van eigen voorkeur, gewoonlijk ten behoeve van de ontwikkeling van de eigen geest. Voor zonsopgang zijn er openbare voordrachten, verplicht voor intellectuelen, populair bij de anderen. Maar je mag die tijd ook aan de eigen handarbeid besteden. Na het avondeten 1 uur spel. Men kent 2 spelen: ze lijken wat op schaak. Dobbelen en zo in de kroeg kent men niet.

De zesurendag.
Gaat er geen tekort ontstaan bij een werkdag van maar 6 uur? Nee hoor. Alle vrouwen werken. Priesters en andere onproductieven, van wie wij er zoveel hebben, zijn er niet, geen edelen, lakeien, bedelaars.
En daarbij komt dat er in onze maatschappij veel volstrekt onnutte producten worden gemaakt. De mensen die bij ons daarmee bezig zijn, doen in Utopia nuttig werk.
In de hele stad zijn misschien 500 mensen van werk vrijgesteld. De syfogranten, maar die werken vrijwillig. De studenten. Als een handwerksman ijverig studeert, dan kan hij worden vrijgesteld en worden bevorderd tot de klasse van de geestelijke arbeiders. Uit die stand worden de afgevaardigden, priesters, traniboren en de vorst gekozen.

Bij ons lijden huizen vaak aan achterstallig onderhoud, zodat herstel heel duur wordt. In Utopia worden huizen steeds onderhouden. Dat scheelt veel werk.
De kleding is eenvoudig en kost weinig werk. Men kent eigenlijk alleen de kleur naturel, dus het is voor iedereen zinloos om hele voorraden mantels te hebben. Men doet 2 jaar met 1 stel kleding.

Af en toe is er een overschot aan goederen. Dan gaat men massaal de wegen onderhouden, of anders wordt de werkdag bekort. (er komt dus géén werkloosheid)

De regeerders proberen de burgeres zoveel mogelijk te onttrekken aan de slavernij van het lichaam en te geven aan de vrijheid van de geest. In de ontplooiing van de geest ligt de rijkdom van het leven.

Het maatschappelijk leven.

Hoe verkeren de burgers onder elkaar? Men is georganiseerd in families. Als de meisjes trouwen, komen ze in de familie van hun man. De oudste is het hoofd van de familie.

Bevolkingspolitiek.
Als een stad overbevolkt raakt, worden een aantal inwoners naar een schaars bevolkte stad verwezen. Of men emigreert naar buiten het eiland. Men neemt dan ongebruikte grond en strijdt tegen de oorspronkelijke bewoners, als die verzet bieden. Immers, zij hebben de grond nodig en de oorspronkelijke bewoners doen er niets mee. (hét argument tegen de Indianen en de Arabieren in Palestina). Als door bijvoorbeeld een epidemie het eiland ontvolkt raakt, dan moeten de emigranten terugkeren.

In het algemeen werken de jongeren voor de ouderen. De stad is verdeeld in 4 wijken en in het midden van iedere wijk is een markt. Hier liggen in pakhuizen alle soorten goederen opgeslagen en het gezinshoofd kan gratis ophalen waaraan zijn familie behoefte heeft. Niemand vraagt meer dan hij nodig heeft, want je kunt immers onbeperkt ophalen! Hebberigheid ontstaat alleen door vrees voor gebrek, en hoogmoed komt in Utopia niet voor.
Op de markt kun je ook vlees kopen. De slachterijen zijn buiten de stad en geslacht wordt er door slaven. Immers - als zij zouden slachten, dan zou langzamerhand de barmhartigheid als karaktertrek verdwijnen. Zij willen ook geen vuil in de stad, want die verpesten de lucht en dat zorgt voor ziekten.
In elke straat staan ruime hallen, waar 30 families eten. De syfoganten wonen er meteen.
Ziekenhuizen.

Een stad heeft 4 ziekenhuizen, net buiten de stad gelegen. Prima ingericht en heel ruim opgezet met prima artsen. Men is liever in het ziekenhuis ziek dan thuis.

Hoe er gegeten wordt.
Men mag zelf voedsel kopen en het thuis klaarmaken, maar het voedsel in de hal is beter. Het vuile werk wordt er gedaan door slaven, maar gekookt wordt er door de vrouwen van de families. Mannen en vrouwen zitten tegenover elkaar. Er is een apart vertrek voor zogende vrouwen. Er is warm water en men kan er de baby verschonen. Iedere moeder voedt haar eigen kind. In deze ruimte verblijven alle kinderen beneden de vijf. Alle andere kinderen moeten aan tafel bedienen. Zijn ze nog te klein, dan moeten ze zwijgend staan. Ze eten tegelijk met de volwassenen, die hen af en toe wat aanreiken.
Jong en oud zit naast elkaar. Zo worden de jongeren in de hand gehouden. Het eerst worden de belangrijksten bediend, en dan gaat het verder in volgorde van leeftijd.

Aan het begin wordt iets stichtelijks voorgelezen. Wel kort! En verder wordt er gepraat - en naar de jongeren geluisterd.
Bij de wat uitgebreidere avondmaaltijd is altijd muziek en men probeert een vrolijke stemming te scheppen.
Op het platteland eet ieder in zijn eigen huis.

Het reizen in Utopia.
Als je op reis wilt, dan vraag je toestemming aan de syfoganten en traniboren. Je reist in een groepje, en je hebt een reisvergunning van de vorst waarop staat op welke dag je terug moet zijn. Bagage hoeft men niet mee te nemen, want men is overal welkom. Je bent elders gewoon in je eigen vak werkzaam. Maar als iemand wordt aangetroffen zonder toestemming, op eigen gelegenheid zwervend, dan wordt je thuis gestraft als deserteur. Gebeurt dat twee keer, dan wacht je de slavernij. Iedereen mag zich vrij bewegen op het gebied van de eigen stad - maar je krijgt pas eten als je je werk hebt gedaan waar je ook bent op het platteland.
Niemand kan zijn tijd verdoen: er zijn geen wijnhuizen, bierhuizen, bordelen. Alles gaat in het volle licht.

Ruilverkeer; handel.
Als de ene stad een bepaald product tekort komt, dan komt een andere stad het om niet brengen. Dat gebeurt wederzijds. Het overschot wordt geëxporteerd. Een zevende deel wordt weggegeven aan de armen van dat land. Ze worden meestal in goud betaald. Dat goud laten ze meestal in handen van een stad, tot ze het ineens nodig hebben, bijvoorbeeld om soldaten te huren, want ze vechten liever niet zelf. Zelf hebben ze geen geld. Het edele metaal heeft voor hen geen bijzondere waarde. Ze hebben veel liever ijzer, daar kun je tenminste wat mee. Raar dat we schaarse dingen kostbaar zijn gaan vinden! En dat terwijl de natuur zo wijs is: de waardevolle dingen als lucht en water zijn nabij en de onnutte dingen zijn goed verborgen.
Wat doen ze met al dat goud? Ze maken er pispotten van, en de kettingen en boeien van de slaven. En als je een misdaad hebt begaan, krijg je gouden ringen aan je vingers en een gouden band om je hoofd en een ketting om je nek. Zo zorgen ze ervoor dat iedereen goud ziet als een minderwaardig metaal.

Parels en diamanten zijn speelgoed voor de kleine kinderen.
Laats kwam een gezantschap van ver weg in schitterende kleding op bezoek, omhangen met goud en zo. Ze werden de risee van iedereen, tot de kleine kinderen toe, en men dacht dat juist de onaanzienlijksten, die het eenvoudigst gekleed waren, het belangrijkst waren. Waarom zou je je verlustigen aan een steentje dat licht weerkaatst, terwijl je naar de zon kunt kijken? Waarom zou je je belangrijker voelen als je in fijne wol gekleed gaat, terwijl die wol vroeger door een schaap werd gedragen? Waarom zou iemand met zaagsel in zijn hoofd maar met een berg gouden munten in zijn bezit, andere mensen mogen overheersen?

Het geestesleven.
Het aantal mensen dat van ander werk is vrijgesteld en zich aan de wetenschap mag wijden, is niet zo groot. Het zijn degenen die al van klein kind af een bijzondere aanleg hebben laten zien. Maar ieder kind krijgt so wie so onderwijs. Zowel vrouwen als mannen besteden hun hele leven hun vrije tijd aan hun ontwikkeling.
Het onderwijs is in de landstaal. Iedereen spreekt die taal op ongeveer dezelfde manier. Ze hebben op het gebied van de muziek, de logica en de wiskunde ongeveer hetzelfde bereikt als de Grieken en de Romeinen. Maar ze kunnen niet op tegen de vindingen van onze moderne filosofen. Zeker niet wat betreft de zinledige moderne logicaregels. Maar ze zijn bijzonder goed in de sterrenkunde, maar weten weer niets van het toekomst voorspellen uit de stand van de planeten.
Kortom: ze hebben praktische kennis, doen niet aan onzinnig theoretiseren.

Ethica.

Men hecht veel belang aan het genot. Maar als ze proberen te omschrijven wat geluk is, dan halen ze er ook altijd de godsdienst bij, want de rede alleen achten ze niet doeltreffend genoeg.
De ziel is onsterfelijk. Onze goede daden worden na de dood beloond, de slechte bestraft. Als dat niet zo was, dan zou je bij het najagen van genot je alleen maar hoeven af te vragen of je nu niet de kans op een veel groter genot misloopt, en of het te verkrijgen genot misschien niet later lijden zal veroorzaken. De deugd moet de mens trouwens niet onteren, meent de ene partij. De andere partij meent dat deugd hetzelfde is als leven in overeenstemming met de natuur. We moeten proberen in vreugde te leven, we moeten proberen anderen bij te staan. De ene mens moet nu eenmaal de andere mens tot troost zijn, dát is de roeping van de mens.
Wees vrolijk en bezorg ook de andere mensen een vrolijk leven.

Aannemende dat de wetten zijn gemaakt door een goede vorst, moet men de wetten niet schenden. Maar binnen die wetten mag je zorgen voor je eigen belang. Onrecht is het de ander zijn kans op genot weg te kapen. Het is ook zinvol iets voor een ander te doen zonder op een wederdienst te rekenen, want dat geeft je geest een veel groter genot dan het genot dat je hebt laten schieten.
Zij noemen 'genot' elke actie of toestand van lichaam en ziel waarin wij van nature behagen scheppen. We moeten die toestand bereiken zonder kwaad te doen, en er niets aangenaams voor laten lopen en er mogen ook geen moeilijkheden het gevolg van zijn.
Veel schijngenot is er: we denken dat het genot is, maar waar dienst het voor? Bijvoorbeeld die dure kleding, bijvoorbeeld eerbewijzen van andere mensen, een lange stamboom, juwelen, een opgepotte schat, dobbelen, jagen, de valkenjacht. De jacht is alleen geschikt voor slagers. En dat ambacht wordt in Utopia uitgeoefend door slaven... Je kunt nog beter een dier slachten, want jagen is immoreel: het gaat de jager om het genot, waarvoor een dier moet worden verscheurd. Een jager moet wel een wreed karakter hebben.

Genietingen van het lichaam.
Er zijn twee soorten: door het toedienen van voedsel en drank, en door de afvoer van stoffen waar het lichaam er teveel van heeft.
Men stelt het op hoge prijs gezond te leven zonder ergens last van te hebben. Gezondheid is het allerbelangrijkste, zonder gezondheid kan men nergens van genieten.

Voorkeur voor geestelijke genietingen.
Men is zeer gesteld op genietingen van de geest. Die komen vooral voort uit de deugden die men in praktijk brengt en uit het bewustzijn een goed leven te leiden. Gezondheid is enorm belangrijk. Maar ook schoonheid, kracht en vlugheid. En de genietingen die via de zintuigen bij ons binnen komen. Alleen de mens is gevoelig voor een lekkere geur, een dier spoort er alleen zijn voedsel mee op.
Maar het genot mag een groter genot niet in de weg staan. En het mag ook niet vroeger of later lijden veroorzaken.

De Utopiërs zijn lenig en gezond, doordat ze sober en gelijkmatig leven. Ze hebben de grond eindeloos verbeterd zodat hij nu vruchtbaar is. Ze houden van een grapje en krijgen nooit genoeg van iets waarmee ze zichzelf verder kunnen ontwikkelen.


"Cultuurhonger" der Utopiërs.

De Utopiërs wilden heel graag Grieks van me leren. En ze waren zo leergierig dat ik ze na drie jaar niets meer kon leren. Het Grieks is in zekere zin verwant met hun eigen taal, daardoor leren zij het Grieks zo snel. Hun taal lijkt een soort Perzisch met Griekse invloeden. Het kwam goed uit dat ik nogal wat Griekse boeken bij me had!
De Utopiërs stellen vooral belang in de geneeskundige geschriften, hoewel ze zelden ziek zijn. Ze denken hiermee de Schepper welgevallig te zijn. Immers, de mens is het enige schepsel dat het vermogen heeft de schepping te begrijpen.
Door ons hebben ze het papier en de boekdrukkunst leren kennen. Nu drukken ze onbeperkt Griekse boeken en sturen die de wereld rond.

Slaven enzovoort.

Slaven komen alleen uit andere volken voorzover het directe krijgsgevangenen zijn. Import is er niet en je wordt ook niet als slaaf geboren. Slaaf zijn de mensen die in Utopia zijn veroordeeld wegens een misdrijf. Maar vooral zijn het mensen die elders ter dood zijn veroordeeld en die zij tegen een zacht prijsje overnemen. Deze lieden verrichten dwangarbeid en dragen ketenen.
Je kunt je ook vrijwillig melden als slaaf. Deze mensen worden heel menselijk behandeld. Wie weg wil, mag.

Zieken.

Zieken worden liefderijk verzorgd en men probeert ze weer gezond te maken door medicijnen of door een dieet. Als een ziekte ongeneeslijk is en de patiënt zwaar lijdt, dan gaan de priesters en de overheid met die patiënt praten: je bent anderen tot last en jezelf tot kwelling, kies liever voor de dood. Doe het zelf of laat het een ander doen. Dat is verstandig: je berooft daarmee jezelf immers van niets waardevols, en aangezien de priesters het je aanraden, mag je ervan uitgaan dat God het ook zo wil. Iemand kan zichzelf doorhongeren, maar hij kan ook een slaapdrank krijgen.
Iemand tegen zijn zin doden doet men nooit. Als iemand wil blijven leven, dan blijft men hem goed verzorgen.

Deze vorm van zelfdoding geldt als eer vol. Maar als je jezelf doodt zonder de goedkeuring van de priesters en de senaat, dan wordt je lijk ergens in een moeras gegooid.

Huwelijksmoraal.

Meisjes trouwen niet voor hun 18de, jongens niet voor hun 22ste. Seks voor het huwelijk wordt streng gestraft. Men mag dan nooit meer trouwen. Het familiehoofd en zijn vrouw, in wier huis is gesekst, delen in de schande. Ze hadden beter moeten oppassen.
Als men een echtgenoot uitkiest, wordt het meisje poedelnaakt door een matrone aan de aspirant-bruidegom getoond, en een man van goede zeden stelt de jongen naakt voor aan het meisje. Ze vinden dit verstandig: het is een belangrijke keus die je veel genoegen kan verschaffen, en dan kun je toch zeker niet afgaan op alleen een stukje gezicht! Onder al die kleding kan wel iets afschuwelijks, weerzinwekkends schuilgaan.
De Utopiërs zijn monogaam. Het huwelijk eindigt gewoonlijk met de dood. Reden tot echtscheiding zijn alleen echtbreuk en heel serieus wangedrag. De senaat stemt dan toe in echtscheiding, maar de schuldige mag nooit meer trouwen.
Als beide partners van elkaar afwillen, dan moet de senaat - en ook hun vrouwen - er ook even naar kijken. Maar snel geeft de senaat haar toestemming niet!
Echtbreuk wordt zwaar bestraft. De straf die erop staat is dwangarbeid. Als hij gratie krijgt en dan weer dezelfde fout maakt, dan volgt de doodstraf.

Rechtspleging.

Voor andere vergrijpen zijn geen vaste straffen. Op de allerzwaarste misdrijven staat slavernij. Dat heeft men liever dan de doodstraf, want zo profiteert de gemeenschap er nog een beetje van en het is een goed afschrikwekkend voorbeeld. Maar kan men de rebelse slaaf niet de baas, dan wordt hij afgemaakt. Maar als ze berouw tonen, dan kunnen ze soms gratie krijgen.
Overigens geldt het pogen van iets als de daad zelf.

Narren, gebrekkigen.

Men houdt van narren. Maar men lacht niet om een gebrekkige of een verminkte. Men houdt wel van een mooi lichaam en vindt ook dat men er goed voor moet zorgen, maar men denkt niet aan kunstmiddeltjes. Niet schoonheid maakt een vrouw aantrekkelijk voor een man, maar goed gedrag en eerbied. Men kan hooguit een man vangen met schoonheid, maar niet vasthouden.


Volksopvoeding, overheid, wetgeving.

De overheid straft en beloont. Men plaatst standbeelden en hoopt dat die een prikkel zullen zijn voor grote daden.
Men spreekt de ambtenaren aan met 'vader, en zo gedragen zij zich ook. Bijzondere kleding en zo hebben ze helemaal niet: de vorst draagt alleen maar een bundeltje aren in zijn hand. En voor de opperpriester uit wordt een kaars gedragen.
Veel wetten hebben ze niet. Die zijn ook helemaal niet nodig. Het is onzin de mensen te binden aan wetten die ze niet begrijpen en die te talrijk zijn om ze allemaal te kunnen kennen.
Voor advocaten is in Utopia geen plaats. Iedereen moet gewoon zijn eigen zaak bepleiten.

Wonderen.

Ze beschouwen voortekenen als een kinderachtig bijgeloof. Maar een wonder vinden ze een tegen van goddelijke aanwezigheid. Afen toe organiseert men een bedestond en vraagt om een teken, en men krijgt het dan ook.

Religieuze orden.

Er zijn een heleboel mensen die niets willen weten van studie en wetenschap. Die denken dat de zaligheid na dit leven komt, na een leven van hard werken en anderen dienen. Ze verplegen de zieken, herstellen wegen, repareren bruggen, enz.
Ze werken voor staat en particulier en sjouwen harden dan een slaaf. Het vuilste werk voeren ze welgemoed uit.
Er zijn twee sekten. De ene onthoudt zich van alle genoegens en hoopt alleen maar op het eeuwige leven. De andere groep is gehuwd en houden van het genot, zolang dat hen maar niet van het werk afhoudt. Ze eten ook vlees, i.t.t. de andere sekte, die zelfs geen melk drinkt.

De priesters.

Veel zijn het er niet, maar ze gedragen zich onberispelijk. Dertien in elke stad, voor de 13 tempels. Zij zorgen voor het leiden van de godsdienstige plechtigheden en zien erop toe dat godsdienstige voorschriften niet verwaarloosd worden. Ze roepen overtreders bij zich en waarschuwen ze, sluiten ze desnoods uit van de godsdienstige gemeenschap. Men is erg bang voor goddelijke vergelding (de straffen op aarde worden uitgesproken door de vorst). Als ze erg hardleers zijn, dan grijpt de senaat in en dan wacht een harde straf.

De priesters voeden de jeugd op. Lessen opgedaan in je jeugd, zullen je hele leven beklijven.
De priesters zijn gehuwd. Weduwen en oudere vrouwen worden ook wel priester. De priesters staan in heel hoog aanzien. Als een priester ooit eens iets verkeerds zou bedrijven, dan wordt hij niet eens gestraft: men laat hem over aan zijn eigen geweten.
In een veldslag staan zij in de buurt van de strijdenden te bidden: voor vrede, vervolgens om een overwinning van de eigen partij, maar met zo weinig mogelijk slachtoffers aan beide zijden. Ze doen alle mogelijk moeite te voorkomen dan iemand de verslagen is, wordt gepakt.

Feesten, religieuze plechtigheden.

Feestdagen zijn oudjaar, nieuwjaar, iedere eerste en laatste dag van de maand.
De tempels zijn heel groot en kostbaar ingericht. Ze zijn allemaal halfduister, dan leidt niets de gelovige af.
Er is niet een algemeen geloof. Er zijn vele en diverse soorten van geloof, maar allemaal geloven ze in het goddelijk wezen. De tempels zijn bedoeld voor alle gelovigen, binnenskamers oefent men zijn specifieke godsdienst uit. De god heet Mythra. Men bidt op de einddagen en op de begindagen.
Op de einddagen knielen de vrouwen voor hun man en de kinderen voor hun ouders om hun schulden te belijden Zo wordt ieders gemoed bevrijd en gaat men in vrede naar de tempel.
De mannen gaan naar de rechterkant en de vrouwen naar de linkerkant. De mannelijke familieleden zitten voor de vader, de vrouwelijke voor de moeder. Men brengt geen offers; men kan niet geloven dat god behagen zou scheppen in de dood van een dier.
De gelovigen dragen witte kleren, de priesters zijn versierd met vogelveren.

De gebeden worden heel algemeen gehouden. Men dankt voor het geloof en vraagt om een zachte dood aan het einde van het leven.
Na de godsdienstoefening hebben de mensen verder vrij en gebruiken die vrije tijd voor spel en wapenoefening.

Slotwoorden van Raphael.

Dit Utopia is een echt gemenebest. Er is geen armoede. Alles is gemeenschappelijk. Iedereen kan vrolijk en gerust leven. En voor de mensen die niet meer kunnen werken, wordt goed gezorgd.
Wat is er rechtvaardig aan de grote staat van een edelman? Van een woekeraar-bankier? Terwijl de boer en de dagloner zo hard werken dat een dier het niet zou volhouden. En een dier krijgt dan ook nog beter te eten.
het dier is er so wie so beter aan toe, want een dier is niet bang en bezorgd voor de toekomst. Het hele maatschappelijk leven berust op de kleine man, en juist die heeft geen enkele bestaanszekerheid: hij verdient net genoeg om van te leven en kan niets sparen voor later. Het is steeds de kunst de arbeid van de armen voor zo min mogelijk te kopen.
Mocht het geld toch verdwijnen! dan verdwenen ook diefstal, moord, geldgierigheid, enz. Bijna alles waar justitie dagelijks mee te maken heeft, heeft direct te maken met geld.
Leefden wij maar zoals de Utopiers, zonder armoede, zonder geld, allemaal vereend.

(afgesloten Avignon 2 maart 2003 - J. Snijders)

Thomas More.

De wereld van More.

(141) Engeland was rond de geboorte van More allesbehalve een grote mogendheid. De Rozenoorlogen stopten in 1485. Hendrik VII versterkte het koninklijk gezag, zoals overal in Europa het geval was. (142) In 1509 werd hij opgevolgd door Hendrik VIII, een begaafde en charmante jongen. Maar al drie jaar later was hij verwikkeld in de eerste van een lange rij zinloze oorlogen. Steeds vonden er conflicten plaats tussen Frans I, Karel V en Hendrik VIII. En dat terwijl de ketterij steeds toenam en de Turken gevaarlijk oprukten. Europa hield er een zonderlinge politiek op na.
Deze conflicten kwamen de economie niet ten goede. Alom verbaasde men zich over de grote hoeveelheid valide bedelaars, de toegenomen diefstallen, de geweldpleging. Men vond dat de ouderwetse degelijkheid verdwenen was. Er vond een verschuiving plaats van een agrarische maatschappij naar een handelssamenleving. (144) Er kwam steeds meer geld in omloop en de waarde ervan daalde. In Engeland wierp men zich massaal op de schapenteelt en de wolfabricage - maar dat betekende dat er veel minder mensen aan werk geholpen konden worden: massale werkloosheid.

Het was een harde, rauwe tijd. Maar de wereld werd steeds groter door de ontdekkingsreizen. (145) Er werden grote culturen ontdekt!
Kunstenaars en geleerden gingen echt kijken, nieuwsgierig kijken naar de werkelijkheid om hen heen.

II. Mores levensloop.

(147) Hij stamt uit een gezeten Londense koopmansfamilie. Zijn vader was oorspronkelijki een tamelijk bescheiden jurist, die in de adelstand verheven werd. Zijn moeder moet vroeg gestorven zijn en op zijn twaalfde werd hij page bij Morton, aartsbisschop van Canterbury. (148) Die onderkende de kwaliteiten van Thomas en zorgde ervoor dat hij op zijn veertiende naar Oxford ging. Maar twee jaar later ging hij in Londen in de leer voor advocaat, onder toezicht van zijn vader. Daar zat tenminste toekomst in.
Al snel werd hij toegelaten tot de balie en trouwde met de dochter van een landeigenaar. Hij bouwde een mooie praktijk op. (149) Hij liefhebberde in het Latijn en Grieks en mocht onder meer Erasmus onder zijn vrienden rekenen.
Waarom is hij niet geestelijke geworden met een wetenschappelijke loopbaan? (150) Hield hij daarvoor teveel van het leven, erkend grappenmaker als hij was? Eigenlijk streeft hij naar niets, hij laat het allemaal maar komen zoals het komt.
(151) Thomas kreeg snel 4 kinderen en voedde zijn jonge vrouw op. Maar zij stierf en hij hertrouwde snel met een habaai van een weduwe.
En Hendrik VIII viel tegen. Hij moest wat diplomatie missies voor hem opknappen. Hij werd benoemd tot rechter en kwam terecht in de kring van de koning en zijn Raad.
Kardinaal Wolsey was een typisch Renaissanceregeerder: begaafd, een hard werker, die over lijken ging. (153) Thomas ster rees steeds hoger. Tot 1532 de hoogte in. In 1532 nam hij ontslag en in 1535 werd hij geexecuteerd. Hij heeft de politiek van Engeland niet kunnen leiden. Maar hij was toch wel zo weerbaar dat Hendrik VIII hem buiten gevecht dacht te moeten stellen. En hij is onsterfelijk geworden.

III. De humanist.


Humanisten waren moderne mensen: ze durfden te breken metr het traditionele. Was Thomas modern? Zijn tijdgenoten beschouwde Utopia als een geweldige grap. Pas eeuwen later zou het een revolutionaire invloed krijgen, zo ver was Thomas zijn tijd vooruit. (154)
More was bijbels humanist. Hij was overtuigd rooms. Maar ook humanist: hij keek. Hij had een grote verzameling dieren, die hij gadesloeg. (155) Hij kon praten over wiskunde en astronomie. Hij schreef over Pico della Mirandola en Richard III. Hij leefde met zijn klassieken.
(156) Hij hoorde tot een humanistische vriendenkring met als centrale figuur John Colet. (157) Die de brieven van Paulus weer ging lezen als echte brieven, en al het geleerde commentaar weggooide. Het hoogtepunt zou de nieuwe vertaling van de bijbel door Erasmus worden.
(158) De Utopia verscheen in hetzelfde jaar als het Novum Instrumentum van Erasmus.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.