Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Leren filosoferen: Kennisleer

Beoordeling 0
Foto van Marit
  • Samenvatting door Marit
  • 6e klas vwo | 1916 woorden
  • 17 september 2022
  • nog niet beoordeeld
Cijfer
nog niet beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 5. Kennisleer (leren filosoferen)

  • Ervaringskennis

Ervaringskennis is kennis die je op doet door zintuigelijke ervaringen, bijvoorbeeld: je houdt je hand in het vuur en het doet pijn, nu weet je dat vuur heet is en dat doet pijn. Ervaringskennis heet ook wel empirische kennis. Empirische wetenschappen zijn wetenschappen die kennis verzamelen door middel van zintuigelijke observatie bijvoorbeeld natuurkunde, je doet namelijk experimenten bv alle metalen zetten uit bij verhitting.

Empirische kennis heet ook wel a posteriori, betekend letterlijk ‘’achteraf’’, want je verwerft de kennis na een zintuigelijke waarneming. Bijvoorbeeld: je weet dat de zon schijnt nadat je uit het raam hebt gekeken.

Inductie = we gaan uit van bepaalde ervaringen om tot meer algemene kennis te komen / uit meerdere specifieke waarnemingen een algemene conclusie trekken. Bijvoorbeeld: zwaan 1 is wit, zwaan 2 is wit, zwaan 3 is wit etc dus alle zwanen zijn wit. Bij elke witte zwaan die je ziet neemt het vertrouwen in de uitspraak toe, maar je kan het nooit helemaal zeker weten want er kan altijd ergens een zwarte zwaan zijn.

Universele uitspraak is een algemeen geldende uitspraak. Een particuliere uitspraak is slechts geldend voor één concreet geval. Particuliere dingen zijn concrete en tastbare dingen.

  • Verstandskennis

Verstandskennis wordt verkregen door goed na te denken en zuiver te redeneren, bijvoorbeeld logica en wiskunde. Voorbeeld verstandskennis: een driehoek is altijd 180 graden, de juistheid hoeft niet door waarnemingen gecontroleerd te worden maar is af te leiden uit andere wiskunde vooronderstellingen (=axioma’s). Logica en wiskunde heten ook wel formele wetenschappen, omdat de juistheid niet wordt bepaald door de inhoud maar door de vorm van de redenering. Logische kennis is kennis a priori, dit betekend van tevoren. Deze kennis gaat de ervaring vooraf. Twee plus twee is vier, ook al heb je nooit meer dan 3 dingen bij elkaar gezien, deze uitspraak is onafhankelijk van je zintuigelijke ervaringen.

  • Syllogistiek

Een kenmerk van logica is het gebruik van symbolen en variabelen waarmee een abstracte ideale taal wordt ontwikkeld. Een syllogisme is een redenering doe gevormd wordt door twee premisses / vooronderstellingen en een conclusie. Dit is ontwikkeld en beschreven door Aristoteles. Bijvoorbeeld:

Alle mensen zijn sterfelijk (premisse 1)

Aristoteles is een mens (premisse 2)

Aristoteles is sterfelijk (conclusie)

Zo een logische redenering heet ook wel een propositie. 4 propositievormen:

  • Alle A zijn B = a
  • Geen enkele A is een B = e
  • Sommige A zijn B = i
  • Sommige A zijn geen B = o

Variabelen:

  • Subject = S bijvoorbeeld Aristoteles
  • Middenterm = M, komt in beide premissen voor bijvoorbeeld mens
  • Predicaat = P bijvoorbeeld sterfelijk

Het bovenstaande syllogisme is dan:

MaP

SaM

SaP

  • Propositielogica

De propositielogica is een soort logica die zich bezighoudt met geldige redeneringen in de vorm van proposities

^ betekend en

v betekend of

->betekend als .. dan

ﬢ betekend niet

p

q

p^q

pvq

p->q

waar

waar

waar

waar

waar

waar

onwaar

onwaar

waar

onwaar

onwaar

waar

onwaar

waar

waar

onwaar

onwaar

onwaar

onwaar

waar

2.1 voorwaarden voor kennis

Tijd en ruimte zijn begrippen die aan al onze zintuigelijke ervaringen voorafgaan. Je kan niks waarnemen zonder ook tijd en ruimte waar te nemen, maar we kunnen tijd en ruimte op zichzelf niet waarnemen. Immanuel Kant: niet alleen tijd en ruimte zijn aangeboren begrippen, ook causaliteit (oorzaak/gevolg) en substantie vallen hieronder.

Derde soort kennis: intuïtieve kennis, aangeboren soort kennis. Intuïtie = een psychisch vermogen van de mens. Mensen gebruiken vaak intuïtie bij het kiezen van een partner of huis. Intuïtie is niet altijd correct. Intuïtie kan ook worden aangeleerd bijvoorbeeld kennis van taal, je weet intuïtief wel of iets correct Nederlands is.

2.2 de noodzaak van een standpunt

Wanneer je kennis verwerft doe je dit altijd vanuit een bepaald perspectief. Mensen zijn noodzakelijk subjectief: dat wat we zien en vinden is altijd afhankelijk van je individuele positie in de wereld of het soort persoon dat je bent. (standplaatsgebondenheid) Objectief = het tegenovergestelde van subjectief. Naar objectiviteit wordt gestreefd in oa de wetenschap. De mens kan nooit volledig objectief zijn. Volledige objectiviteit = God’s eyepoint

2.3 hersenen op sterk water

Het wetenschappelijk streven naar volledige objectiviteit heeft alleen zin als je geloofd dat er iets buiten je eigen geest bestaat. Realisme = ervan uitgaan dat er een werkelijkheid onafhankelijk van onze gedachten bestaat.

Als mensen hersenen op sterk water zouden zijn zouden we geen zelfbewustzijn hebben. Zelfbewustzijn = zowel de waarneming van wat er in iemands eigen geest omgaat als het besef van het eigen bestaan. Bewustzijn betreft een hersenactiviteit die samengaat met enig geheugen, enig intellect en probleemoplossend vermogen. Hogere diersoorten zoals mensenapen hebben wel enig bewustzijn, maar zelfbewustzijn is voorbehouden aan de mens. De mens onderscheid zich van andere wezens door het zelfbewustzijn en het vermogen om terug te stappen, zijn eigen werking te beschouwen en op die manier een vorm van transcendentie te bereiken.

3.1 intersubjectiviteit

Intersubjectiviteit = de tussenweg tussen volledige objectiviteit en absolute subjectiviteit, iets is voor een groot aantal subjecten gemeenschappelijk geldig. Wetenschappelijke kennis is alleen geldig als wanneer je het experiment herhaalt er steeds hetzelfde uitkomt.

3.2 feit en fictie

Fictie = verzonnen bv sprookje. Feit = iets wat het geval is, een bepaalde stand van zaken uit de werkelijkheid. Feitelijke uitspraken zijn altijd waar of onwaar. Niet alles is volledig feit of volledig fictie, het kan ook gecombineerd zijn.

3.3 de basis van alles

Een substantie is iets wat écht bestaat, bijvoorbeeld materie. Een substantie is niet van iets anders afhankelijk om te bestaan. Fiets is substantie, rood niet. Algemene/ universale begrippen = bijvoorbeeld roodheid, rondheid, vaderschap, het goede.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Een begrip/ concept / denkbeeld = een soort geestelijk plaatje dat mensen in hun hoofd vormen op grond van hun waarneming van de empirische werkelijkheid. Theoriegeladenheid = de onmogelijkheid om neutraal en waardevrij waar te nemen.

4.1 intellectueel of spiritueel perspectief

Via onze zintuigen kunnen we god niet waarnemen. Voorbeeld godsbewijs Anselmus van Canterbury: als je denkt aan god stel je jezelf perfectie voor, omdat je jezelf iets kan voorstellen bij god bestaat god. Kritiek: bestaan is geen eigenschap van dingen. Het probleem van god niet te kunnen bewijzen is vanuit intellectueel perspectief. Vanuit spiritueel perspectief is de vraag of god bestaat zinloos.

4.2 de correspondentietheorie

Correspondentietheorie = de waarheid van een zin wordt bepaald door de overeenstemming / correspondentie tussen wat in de zin wordt gezegd en wat in de werkelijkheid het geval is. Ware zinnen corresponderen met bepaalde standen van zaken in de werkelijkheid. De vooronderstelling is dat er onafhankelijk van onze taal een werkelijkheid bestaat. Bijvoorbeeld de tomaat is rood. A-posteriori zinnen.

4.3 andere waarheidstheorieën

Kritiek correspondentietheorie: het is niet mogelijk om na te gaan of zinnen met de werkelijkheid corresponderen.

Coherentietheorie = een zin is waar als hij logisch samenhangt met een systeem van andere zinnen. Je controleert de waarheid van een zin door de samenhang te toetsen van deze zin met andere zinnen. Werkt het best met wiskundige en logische zinnen. Voorbeeld 2 x 3 = 6 Belangrijk is dat de regels door iedereen geaccepteerd worden. A-priori zinnen.

Pragmatische theorie = zinnen kunnen de dingen nooit beschrijven zoals ze werkelijk zijn, het enige waar we op kunnen hopen is dat onze zinnen van nut zijn voor het bereiken van bepaalde doelen. Een zin is waar als alle betrokkenen het er over eens zijn dat het waar is. Een zin is geen beschrijving van de werkelijkheid maar meer een middel of instrument.

Volgens Nietzsche is waarheid uitsluitend een machtsinstrument van de mens.

Heidegger zegt dat deze theorieën gaan over correctheid en niet waarheid. Waarheid is onverborgenheid bewaard gebleven in het Christendom.

8.1 Plato

Alle kennis is een soort herinnering genaamd ideeën. Echte paarden zijn slechts een afspiegeling van het idee paard: de ideeën zijn de ware werkelijkheid, de wereld waar wij in leven bevatten slechts kopieën. Plato’s grotvergelijking: gevangenen in grot; kijken naar achterwand voor hun hele leven, achter hun vuur waardoor schaduwen op de achterwand, ze denken dat de schaduwen de werkelijkheid zijn. Volgens Plato is onze werkelijkheid ook maar een schaduw van de ideeënwereld. Deze visie van Plato heet het idealisme.    

8.2 Aristoteles

Aristoteles was een empirist, geloofde niet in de ideeënwereld van Plato. Ook was Aristoteles aanhanger van inductie. Conclusies via inductie zijn nooit helemaal zeker want het is onmogelijk alle gevallen waar te nemen. Om dit probleem te vermijden bedacht Aristoteles de sylogistiek.

8.3 René Descartes

Verlichtingsfilosoof. Rationalisme. ‘’Ik denk dus ik ben’’, hij twijfelt aan alles behalve het feit dat hij twijfelt. Descartes maakt een belangrijk onderscheid tussen lichaam en geest, dit heet dualisme, probleem: hoe werken lichaam en geest samen?

8.4 Baruch de Spinoza

Er is maar één substantie, namelijk god, lichaam en geest zijn 2 verschillende verschijningsvormen, dit heet monisme. Kennis is het inzicht dat de dingen noodzakelijkerwijs zijn zoals ze zijn, noemt hij intuïtieve kennis. Wanneer een mens werkelijk begrijpt hoe de natuur in elkaar zit en inziet dat zij noodzakelijkerwijs is zoals zij is, kan hij niet anders dan liefde voelen voor de natuur, die eigenlijk god is.

8.5 John Locke

Vader van het empirisme. We worden geboren als een onbeschreven blad = tabula rasa. Enkelvoudige ideeën = bijvoorbeeld vorm, uitgebreidheid, beweging. Meerdere enkelvoudige ideeën gecombineerd zijn meervoudige ideeën bijvoorbeeld tijd, ruimte, oorzaak en gevolg.

8.6 David Hume

Zintuigelijke indrukken zijn de basis van kennis. Kennis die niet afkomstig is uit gehoor, zicht, reuk, smaak en tasten komt is geen waarheid. Hume heeft kritiek op het substantiebeginsel, rood kan je ook waarnemen maar het begrip rood is geen substantie. Ook heeft hij kritiek op het causaliteitsbeginsel, als de ene bal tegen de andere botst gaan wij ervan uit dat het oorzaak en gevolg is maar het kan ook gewoon toevallig zijn dat die dingen na elkaar gebeuren, Hume spreekt van waarschijnlijkheden.

8.7 Immanuel Kant

Kant gaat ervanuit dat het menselijk verstand op twee manieren werkt. Aan de ene kant is rede op kennis gericht en dus theoretisch. Aan de andere kant is rede gericht op handelen en functioneren dus praktisch. Kant geloofd wel in het causaliteitsbeginsel en substantiebeginsel. We nemen alles neer d.m.v. ruimte en tijd. Onze waarneming is geen directe afspiegeling van de werkelijkheid maar de manier waarop wij het interpreteren. Eerst wordt het in ruimte en tijd geplaatst, daarna in twaalf categorieën geplaatst bv substantie en causaliteit. Wij kunnen slechts kennis hebben van de werkelijkheid zoals het aan ons verschijnt en niet objectief hoe het is: we hebben geen kennis van het ding an sich.

8.8 George Berkeley

Berkeley was aanhanger van het immaterialisme: materie is niet te bevatten en niet voor te stellen. Het stoffelijke buiten de geest heeft geen werkelijkheidskarakter. Berkeley is een idealistisch empirist of een spiritualist.

Hij stelde de vraag: als een boom omvalt maar niemand is erbij om het waar te nemen, maakt deze dan wel geluid?

8.9 Friedrich Nietzsche

Metafoor van belang. We construeren de werkelijkheid door namen en begrippen te formuleren.

Inspirator van het constructivisme = veel verschijnselen zijn in de werkelijkheid sociale constructies. Komt overeen met het narrativisme = reconstructie van het verleden is onmogelijk.

Er bestaat geen absolute waarheid.

8.10 Martin Heidegger

Onthult de structuur van de waarheid zoals deze voorafgaat aan de gangbare opvattingen, van een ware uitspraak verwachten we duurzaamheid, betrouwbaarheid en we weten ook dat de werkelijkheid nooit te vangen is in een uitspraak daarover, de werkelijkheid is te complex. Uitgangspunt van de waarheid is waarnemen.

Onthult de structuur van de waarheid zoals deze voorafgaat aan de gangbare opvattingen, van een ware uitspraak verwachten we duurzaamheid, betrouwbaarheid en we weten ook dat de werkelijkheid nooit te vangen is in een uitspraak daarover, de werkelijkheid is te complex. Uitgangspunt van de waarheid is waarnemen.

8.11 Thomas Nagel

Hoe is het om een vleermuis te zijn?

Subjectieve ervaring kan niet worden gemeten door middel van objectieve methoden van de moderne wetenschap. Objectiviteit is een methode van begrijpen: we verwijderen ons van ons standpunt. Een standpunt is meer objectief als ie minder gebaseerd is op je standplaats. De enige die volledig objectief is, is god. Hoe objectiever, hoe dichter bij de ware aard van iets.  

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Marit