Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Het ontstaan van moraal

Beoordeling 6.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1005 woorden
  • 12 februari 2005
  • 11 keer beoordeeld
Cijfer 6.6
11 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Filosofie: 2.1 Voor een samenleving is het ‘handig’ als iedereen zich moreel gedraagt -> je moet niet alleen je eigen geluk nastreven want dan wordt je elkaar vijand en krijg je een oorlog (daar wordt niemand gelukkig van). Deze oorlog zou ook niet je levensgeluk zijn aldus Hobbes. Ook moet je niet liegen -> dan wordt het een puinhoop -> de zwakkere wordt ondermijnd, het is dus voordelig om de waarheid te spreken. Een moraal is universeel: het is rationeel verklaart (zie hierboven) Contracttheorie: leden van een samenleving hebben een ‘contract’ met elkaar gesloten, waarin ‘staat’ dat de leden er een morele levenswijze op na moeten houden. 2.2 Een parasiete opstelling houdt in dat een individu in de samenleving de moraal ontduikt.. Als niemand zich moreel gedraagt dan wordt het een puinhoop, als alléén jij je niet moreel gedraagt behaal je voordeel (vb: belasting; milieu). Let wel, als iedereen zich zo gedraagt/zo denkt wordt het nog een chaos. Prisoner’s dilemma: a) Een morele, solidaire opstelling, waarbij iedereen iets moet inleveren op bijdragen, wat voor iedereen voordelig is. b) Voor het individu nòg voordeliger is als alléén hij zich niet solidair gedraagt en de anderen wel.
2.3 Je moraal haal je meestal van je (voor)ouders vandaan, maar je voegt eigen normen aan toe en je haalt waarden weg. Bij verantwoordelijkheid krijg je zelf de vrijheid om iets te doen of te laten. Gedraag je je onverantwoord dan (anders ook) moet je je later kunnen verantwoorden (rekenschap afleggen). Peergroup: de groep waar je mee omgaat
Secularisatie: ontkerkelijking
Veel christelijke normen en waarden komen nog steeds voor in onze samenleving. Bvb: opkomen voor zwakkeren, vergevingsgezindheid. 2.4 Sommige filosofen denken dat de kerk, met de macht die ze bezat, vooral haar eigen belangen behartigden. Zij denken dat er een nauw verband is tussen macht & belangen en de moraal. Sommigen gaan nòg verder: elke moraal komt voort uit puur eigenbelang. Instrumentele waarde: middel om iets te bereiken
Intrinsieke waarde: doel op zichzelf 2.5 Nietzsche (1844-1900) zette zich af tegen alle filosofen voor hem (de man met de hamer). Hij zegt dat God niet bestaat en dat er niks hogers is in de wereld dan ‘de wil tot macht’. Alles wat weggaat komt weer terug… De mens heeft 2 kanten: 1) Dionysische -> dansend, zingend, extase, wijn
2) Apollinische -> harmonie, redelijkheid, zelfbeheersing, zuivere, verhevene. Hij houdt zich vooral bezig met kritiek op het morele. Hij is een antimoralist. 1) Heersersmoraal: goed -> onbelemmerde ontplooiing van z’n levensdrift
2) Slavenmoraal: goed -> vredelievendheid, onschadelijkheid & medelijden. Christendom = slavenopstand tegen de moraal, moreel goede zaken krijgen ’n negatieve waarde. Uiteindelijk heb je een Uebermensch die leeft vanuit zijn wil tot macht. Nietzsche is antichrist.
3.1 Er bestaan 2 soorten rechtvaardigheid, formele en ‘morele’. De eerste is in twee delen onderverdeeld: 1) men moet gelijke gevallen ook gelijk behandelen -> gelijke monniken, gelijke kappen. Aristoteles zei hierover dat men ook ongelijke gevallen naar de mate van ongelijkheid moet behandelen. 2) ieder mens is een vrij en gelijk persoon. Dit waren de twee formele principes van rechtvaardigheid, ze zijn ‘inhoudsloos’. De morele rechtvaardigheid bestaat uit 3 onderdelen: 1) distributief/verdelend; eerlijke verdeling in de wereld en de maatschappij
2) procedurele; als deze volmaakt is dan is het verdelen onafhankelijk van de procedure, is deze onvolmaakt dan is er wel de verdeling maar geen procedurele ‘garantie’ dat het ook eerlijk wordt verdeeld. Is hij puur dan is er wel een procedure, maar geen rechtvaardigheidscriterium die onafhankelijk is van de procedure. 3) rechterlijke; dan is het in overeenstemming met het recht en de wetten van een bepaalde samenleving. -> de wet is dus rechtvaardig. 3.2 Tegenwoordig brengen wij rechten in verband met ‘wettelijke rechten’. Maar er bestaan natuurlijk ook ‘morele rechten’, rechten die gelden boven juridische gevallen. Er wordt nog een onderscheidt gemaakt tussen rechten. Positieve en negatieve. Positief houdt in dat het andere mensen verplicht om iets te doen, negatief verplicht juist anderen om iets niet te doen. Er zijn een aantal gezamenlijke kenmerken die al deze rechten hebben: 1) het kan opgeëist of geclaimd worden. 2) het werkt beschermend voor de maatschappij
3) als het recht geschonden wordt ontstaat er een schuld. Dmv rechten ontstaan er vaak voor andere mensen plichten. Dit is iets wat je moet doen. Je mag je plicht dus niet ‘overslaan’ wel mag de ‘opdrachtgever’ zeggen dat je je plicht niet meer hoeft te vervullen. 3.3 Een stelling die wordt verteld over rechten en plichten is deze: Als persoon A het recht X heeft op iets van persoon B dan heeft persoon B de plicht X aan persoon A te geven. Dit zou dus aangeven dat er een onderlinge afhankelijkheid, ook wel correlatie, tussen rechten en plichten zit. In de Universele verklaring van de recht van de mens (die door de VN is samengesteld) zijn positieve (rechten) en negatieve (plichten) rechten van de mens opgenomen. Hierbij zijn plichten gebaseerd op rechten. Zijn plichten niet gebaseerd op rechten dan zijn ze boven het ‘boven-normaal moreel ideaal’. Een voorbeeld hiervan is ‘weldadigheid’ dus bvb een bloemetje voor iemand meenemen of een compliment maken over kleding. 3.4 Aan het eind van de 17e eeuw worden morele dingen met rechten in verband gebracht, o.a. door Locke. Mensen hebben ‘natuurlijke rechten’ (ook wel mensenrechten). Deze rechten zijn universeel. Rond de franse revolutie kwam Montesquieu op het toneel. Hij zei dat elk mens van nature vrij en gelijk is.
3.5 Spinoza (1632-1677) is de enige Nederlandse filosoof die nog wat betekend heeft voor de ‘wereldfilosofie’. Zijn belangrijkste boek is de "Ethica" waarin hij o.a. zijn eigen visie op ethiek geeft. Hij is joods geboren maar werd in zijn jeugd verstoten uit de ‘gemeenschap’. Hij was een aanhanger van het stoïcijnse en dacht dus dat men volgens de rede moest leven en zijn hartstochten en driften moest beheersen. Volgens hem kan niemand dit bereiken. Hij zegt ook dat vrijheid een besef van noodzaak is, net als de stoïcijnen. In dit geval is vrijheid dat je niet bent onderworpen aan emoties. Hij zegt als laatste ook nog dat een deugdzaam mens een mens is dat op lange termijn zijn eigenbelang volgt.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.