Engels grammatica 1e tot 3e klas Havo

(PDF inbegrepen. Mocht je die uit willen printen om beter te kunnen leren of aantekeningen maken voor jezelf. Veel succes met leren! :) )

Present perfect

• Have/Has (not) + voltooid deelwoord

> I have (not) played football for 3 years

1. Activiteiten in verleden begonnen > nog voortduren: I have been singing for 5 years

1. Nadruk ligt op iets van verleden: Robert has lost his wallet (v.t.) so he can't pay for his meal (resultaat)

1. Iets is gebeurd in het verleden, tijd is onbelangrijk

1. Dingen die net zijn gebeurd: She has just left

Present perfect continuous 

• Have/Has (not) been + werkwoord met –ing

1. Als iets te lang duurt: I've been waiting for ages now!

1. Activiteiten in verleden begonnen > nog voortduren, nadruk op tijd: He has not been sleeping well the last 2 months

1. Tijdje geduurd in verleden, gewoonte, vaker voorgekomen: Dad is tired because he has been working hard

1. In heden gevolg van iets wat tijdje duurde in verleden: We've been playing tennis (v.t.), so we're a bit thirsty (heden)

Past simple

• Stam + ed OF onregelmatig werkwoord

• Bij ? Of – : gebruik je did (not) + hele werkwoord
• Bij afgeronde acties uit verleden
• My parents called me yesterday
• Did my parents call me yesterday?

Past continuous

• Was/Were + werkwoord met –ing
• Bij afgeronde actie uit verleden wat tijdje heeft geduurd
• I was studying for my test last night

Past perfect

• Had + voltooid deelwoord

• Aangeven dat iets vóór een ander moment in het verleden plaatsvond. Vaak met de past simple gebruikt
• I had cut the vegetables before I cooked them.
• We had packed our bags before we left.

Some and Any

If sentence 1st conditional

 - Om aan te geven: als aan deze voorwaarden wordt voldaan is kans heel groot dat dit zal gebeuren

1. If it rains tomorrow (if zin, present simple), I will cry (will+ hele werkwoord).

1. If you are nice to Tori (if zin, present simple), she will be nice to you (will+ hele werkwoord).

If sentence 2nd  conditional

- Om aan te geven: in het onwaarschijnlijke geval dat aan deze wordt voldaan, dan zal dit gebeuren

1. If I met the queen (if zin, past simple), I would say hello (would+ hele werkwoord).

1. If we lived in Mexico (if zin, past simple), I would speak Spanish (would+ hele werkwoord).

Adverbs

- zegt iets over het werkwoord, bijvoegelijke naamwoord (adjective) of ander bijwoord

1. Of frequency, vóór het hoofdwerkwoord: I always eat dinner at 8 o'clock.
2. Of frequency, na vorm van to be: We are usually on time.
3. Of degree, vóór woord waar het iets over zegt: You are driving terribly fast!
4. Of manner (b.n.+ly), ná hoofdwerkwoord: John walks slowly.
5. Of manner (b.n.+ly), ná het lijdend voorwerp: He played the flute beautifully. 
6. 6.  Of place, aan einde van zin: They built a house nearby.
7. 7.  Of time, aan einde van zin: Sandra went to the cinema
8. Of time, aan begin van zin voor extra nadruk: Next month I will go to London.

LET OP: Plaats en tijd in één zin? Dan gaat Plaats voor tijd!