Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1 en 2

Beoordeling 6.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1226 woorden
  • 10 februari 2009
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 6.5
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Unicom Finals Unit 1 & 2

THE WORDS:
Tube ondergrondse
According to volgens
To get on instappen
To get off uitstappen
Walking distance loopafstand
To rave verrukt zijn
Gimmick trucje
To traipse sjouwen
Saturation point verzadigingspunt
Keep your hair on even dimmen
I’ll hold you to that daar houd ik je aan
Fair enough dat is redelijk
Rare zeldzaam
To accumulate verzamelen
Literally letterlijk

Mole mol
Smelly vies
Traffic jam verkeersopstopping
Spectator toeschouwer
To get a move on opschieten
Hyper opgefokt
To insist on staan op
To fall over oneself zich uitsloven
Scruffy sjofel
Layabout nietsnut
Proper passend
To drive someone up the wall iemand razend maken
Hassle ruzie
To go on at tekeer gaan tegen
To nag zeuren
Slight gering
To get on your nerves op de zenuwen werken
Actually daadwerkelijk
To clap eyes on een blik werpen op
Not my cup of tea niet mijn smaak
All ears een en al oor
Filthy smerig

Gossip roddelpraat
Rumour gerucht
To dump someone iemand de bons geven
Spoilt brat verwend nest
High and mighty arrogant
Vindictive rancuneus
Evil-minded kwaadaardig
Legless laveloos/dronken
Mess troep, rotzooi
Whirlwind wervelstorm
To booze zuipen
Flatly botweg
Mean gemeen
Generation gap generatiekloof
Broadminded ruimdenkend
Overprotective al te beschermend
My foot! kom nou!
Narrow-minded bekrompen
To rant schreeuwen
To go to the dogs naar de bliksem gaan
Lack of gebrek aan
Prepared bereid
Row ruzie
Stepfather stiefvader
Into the bargain op de koop toe

Lousy beroerd
Mood humeur
Gruff nors, kortaf
At all hours zo laat
Sense of responsibility verantwoordelijkheidsgevoel
Obstinate koppig
Pigsty varkensstal
Adolescence puberteit
You can stuff it je kunt me wat
To ground huisarrest geven
To put up with accepteren
Boundary grens
Borough voorstad/wijk/buurt
Source bron
Embarkation inscheping
Launch rondvaartboot
Delight genot
To obtain verkrijgen
Sanction toestemming
To convert veranderen
Fortress fort
Armoury wapenmagazijn
To wed huwen
To commit begaan
Eventual uiteindelijk

To release vrijlaten
To condemn veroordelen
Opulence weelde/rijkdom
Frugal karig/mager/heel weinig


THE IRREGULAR VERBS
To awake awoke awoken ontwaken/wakker worden
To bear bore borne dragen/verdragen
To become became become worden
To begin began begun beginnen
To bend bent bent buigen
To bet bet bet wedden
To bind bound bound binden
To bite bit bitten bijten
To bleed bled bled bloeden
To blow blew blown blazen/waaien
To break broke broken breken
To bring brought brought brengen
To build built built bouwen
To burst burst burst barsten
To buy bought bought kopen
To cast cast cast werpen/gooien

To catch caught caught vangen
To choose chose chosen kiezen
To come came come komen
To cost cost cost kosten
To creep crept crept kruipen
To cut cut cut snijden/knippen
To dig dug dug graven
To do did done doen
To draw drew drawn trekken/tekenen
To drink drank drunk drinken
To drive drove driven rijden/besturen
To eat ate eaten eten
To fall fell fallen vallen
To feed fed fed (zich) voeden
To feel felt felt (zich) voelen
To fight fought fought vechten
To find found found vinden
To fly flew flown vliegen
To forbid forbade forbidden verbieden
To forget forgot forgotten vergeten

To freeze froze frozen (be) vriezen
To get got got krijgen/worden
To give gave given geven
To go went gone gaan
To grow grew grown groeien
To hang hung hung ophangen/hangen
To have had had hebben
To hear heard heard horen
To hide hid hidden verbergen
To hit hit hit raken/treffen/slaan
To hold held held (vast) houden
To hurt hurt hurt bezeren/pijn doen
To keep kept kept houden/bewaren
To know knew known weten/kennen
To lay laid laid leggen
To lead led led leiden
To leave left left verlaten/vertrekken
To lend lent lent lenen (aan)
To let let let laten/verhuren
To lie lay lain liggen

To lose lost lost verliezen
To make made made maken
To mean meant meant betekenen/bedoelen
To meet met met ontmoeten
To pay paid paid betalen
To put put put leggen/zetten
To read read read lezen
To ride rode ridden rijden
To ring rang rung bellen/klinken
To rise rose risen opstaan/stijgen/rijzen
To run ran run rennen/hardlopen
To say said said zeggen
To see saw seen zien
To seek sought sought zoeken
To sell sold sold verkopen
To send sent sent zenden
To set set set zetten
To shake shook shaken schudden
To shine shone shone schijnen
To shoot shot shot schieten
To show showed shown tonen

To shut shut shut sluiten
To sing sang sung zingen
To sink sank sunk zinken
To sit sat sat zitten
To sleep slept slept slapen
To smell smelt smelt ruiken
To speak spoke spoken spreken
To spend spent spent doorbrengen/besteden
To stand stood stood staan
To steal stole stolen stelen
To strike struck struck slaan/staken
To sweep swept swept vegen
To swim swam swum zwemmen
To take took taken nemen/brengen
To teach taught taught leren/onderwijzen
To tear tore torn scheuren
To tell told told vertellen/zeggen
To think thought thought denken/menen
To throw threw thrown gooien

To understand understood understood verstaan/begrijpen
To wear wore worn dragen (van kleding etc.)
To weep wept wept wenen/huilen
To win won won winnen
To write wrote written schrijven


THE COMMUNICATIVE PHRASES
Shall we go by bus or shall we take the tube?
Zullen we met de bus gaan of nemen we de metro?
Most underground stations are cold and draughty.
De meeste ondergrondsestations zijn koud en tochtig.
Do you want to take the lift or use the escalators?
Wil je met de lift, of nemen we de roltrappen.
He is not very technically-minded, is he?
Hij is niet erg technisch ingesteld, hè?
I happen to be a real townsperson.
Ik ben nu eenmaal een echt stadsmens.
Is it a deal?
Is het afgesproken?

It’s a fascinating thought, isn’t it?
Het is een boeiende gedachte, nietwaar?
There’s an interesting exhibition going on.
Er wordt een interessante tentoonstelling gehouden.
Take it easy!
Rustig maar!
It’s really worth your while.
Het is werkelijk de moeite waard.
I think it’s all a bit overdone.
Ik vind het allemaal een beetje overdreven.
Have you been in Trafalgar Square?
Ben je op Trafalgar Square geweest?
He was one of the world’s greatest discoverers.
Hij was een van de grootste ontdekkingsreizigers van de wereld.
Times were different then.
Dat waren andere tijden.
He gave her a piece of his mind.
Hij vertelde haar eens goed de waarheid.
You don’t have a problem with that, do you?

Daar heb je toch geen moeite mee?
You don’t know which side your bread is buttered on.
Je weet niet wat goed voor je is.
It’s the same old story.
Het is altijd maar weer hetzelfde.
You had to fend for yourself.
Je moet zelf zien rond te komen.
You’re getting worked up about nothing.
Je maakt je druk om niets.
I have a paper round.
Ik heb een krantenwijk.
I should have called you first.
Ik had je eerst moeten bellen.
Will you come and pick me up?
Kom je me ophalen?
That’s a nice offer.
Dat is een leuk aanbod.
I’m going to sleep late.
Ik ga uitslapen.
I’m a bit short of cash.
Ik heb niet al te veel geld.


GRAMMAR SURVEY
De simple present
Vorm: Werkwoord
+ -s

Werkwoord

Bij he, she en it (en bij wat je daarvoor in de plaats kunt zetten): werkwoord + -s
In alle andere gevallen: vorm zonder –s
1) Chris speaks four languages.
2) What you see here is a very old carpenter’s tool.
3) Scientists believe in research, don’t they?

Let op de spellingvariaties die voorkomen als een -s wordt toegevoegd:
try
hurry
do tries
hurries
does go
miss
watch goes
misses
watches

De simple present wordt gebruikt om aan te geven dat het gaat om:
• Een feit.
• Een gewoonte of steeds wederkerende handeling.
• Een vaststaand plan of een dienstregeling
1) This car uses a lot of petrol.
2) I take shower every morning.
3) My train leaves at nine. Feit
Gewoonte
Dienstregeling

De present Continuous
Vorm: am
is + ing
are

De present continuous wordt gebruikt om:
• aan te geven dat iets aan de gang is op het moment van spreken.

• toekomst aan te duiden (men is er eigenlijk dan nu al mee bezig).
• irritatie uit te drukken.
De continuous wordt niet gebruikt met de werkwoorden:
To see, to hear, to smell, to taste, e.d. (woorden gebruikt voor een zintuigelijke waarneming).
To agree, to hope, to want, to understand, to believe, to love, to admire, e.d. (hebben betrekking op denken of voelen).

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.