Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

THEMA 1 + BOEKHOUDEN

Beoordeling 7.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas aso | 2150 woorden
  • 1 december 2015
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

EXAMEN ECONOMIE

Thema 1: Ov1 welke motieven zetten mensen ertoe aan om te ondernemen? 

Handelaar: iemand die beroepsmatig voor eigen rekening daden van koophandel aan-en verkopen van goederen en diensten met de bedoeling winst te maken stelt.

Zelfstandige

 

Vrij beroep: iemand die op basis van een specifiek diploma en strikte wettelijke regels een intellectueel beroep uitoefent. De person werkt vanwege rekening en draagt hiermee persoonlijk een verantwoordelijkheid.                

Rest categorie: iemand die voor een rekening werkt, maar die geen daden van koophandel stelt een geen intellectueel beroep uitoefent. Denk je mee aan het onthaal moeder, een kunstenaar,…

Arbeider: iemand die  in loondienst werkt en hoofdzakelijk handen arbeid verricht.

Bediende: iemand die in loondienst werkt en hoofdzakelijk hoofdarbeid verricht.

Werknemer

 

Handelsvertegenwoordiger: iemand die in loondienst werkt en zich bezighoudt met het (be)zoeken van klanten om zo goederen en diensten te verkopen.

Zelfstandige: Iemand  die voor zijn eigen rekening werkt en hij is zijn eigen baas.

Werknemer: Een persoon die in loondienst werkt voor iemand anders, hij staat onder het gezag van een baas.

Ondernemingsplan: Een ondernemingsplan, ook wel businessplan genoemd, is een plan voor het starten van een nieuwe of het overnemen van een bestaande onderneming + het meet de haalbaarheid van een onderneming en vergroot de slaagkansen.

Unizo: De unie van zelfstandige ondernemers, geven persoonlijk advies doen veel infosessies en cursussen voor startende ondernemingen en kmo’s (= kleine en middelgrote ondernemingen) in het algemeen.

Voka: is een Vlaams netwerk van ondernemingen en kamer van koophandel + nationaal + nationaal en internationaal + alleen als werkgever terecht.

KBC: wij ondersteunen ondernemingen op financieel vlak en op advies, verzekeringen.

Voordelen             &       nadelen zelfstandig zijn

- Vrijheid                         - Geen vast werk en geen vast inkomen

- Geen baas                      - Geen ziekmelding

- Goed inkomen               - Geen zekerheid

Conjunctuur: Hoe gaat het met de economie?

Recessie: het gaat steeds minder goed.

Als het slecht gaat met de economie bestaat er altijd de kans dat de mensen minder gaan consumeren dit betekent dat er veel bedrijven zijn die minder moeten produceren è meer ontslagen è meer mensen met een onvast inkomen è dus ook veel minder mensen die hun vaste job willen opgeven en kiezen voor een onzeker bestaan als zelfstandig.

Je onderneming is failliet als ze niet meer instaat is om haar schulden te betalen

 (= lening bij de bank, leveranciers niet kunnen betalen, …)

 

Bij een faillissement :

Handelsrechtbank è Curator

 

2 Partijen die naast de ondernemer ook gevolgen hebben:

- Werknemer è Werkloos

- Klanten

- Schuldeisers

 

Bij een faillissement kan je alleen verliezen wat in gebracht hebt in de onderneming nooit je privébezittingen

 

De privé bezittingen worden

verkocht

 

               

Schulden van de failliete onderneming  word zo betaalt!

Stel dat de curator dan nog niet genoeg geld heeft dan hangt het af van de ondernemingsvorm wat er dan gebeurt:

 


Thema 1: OV2 + 0V3: Welke activiteiten vinden in een onderneming plaats? + Is winst het enige motief?

Bedrijven produceren goederen en/of diensten è bedrijfskolom

è bedrijven onderbrengen per sector:

- Primaire sector: Ontginning, Landbouw, Veeteelt

- Secundaire sector: Bedrijven die afgewerkte of half-afgewerkte producten maakt

- Tertiaire sector: Alle dienstverlenende bedrijven

- Quartaire sector: Niet als hoofddoel winst te maken, wel mensen helpen

è leerkrachten, verplegers

    Als hoofddoel winst maken

 

Bedrijven produceren met behulp van productiefactoren (=middelen):

-Arbeid: Personeel -Kapitaal: Machines -Natuur: Ingrediënten

Primaire sector

Secundaire sector

Tertiaire sector

Quartaire sector

-Mosselkwekerij

-Olieboorplatform

-Schaapherder

-Industriële bakker

-Audi fabriek

-Colruyt

-Delhaize

-Metro

-Je school

-Bejaardenhuis

-Sociaal huis

 

 

Productiebedrijven

Dienstenondernemingen

- Fabriek

- Lotus koekjes

- Lint chocolade

- Nutella

- Ikea

- Kapper

- Kledingzaak

- Garagist

- Aldi

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Opbrengsten – Kosten = Winst è  bv: € 14 000 - € 7 161 = € 6 839

Profitsector: Bedoeling winst te maken

Non-profitsector: Niet de bedoeling winst te maken meestal een vzw

VZW:  Vereniging zonder winst

3 P’s :  Profit = Winst is het hoofddoel in de primaire, secundaire en tertiaire sector

                   People = Bedrijven houden rekening met hun klanten en met de omwonenden

                   Planet = Als onderneming rekening houden met het milieu

Thema 1: OV4 + OV5: Hoe creëert men toegevoegde waarde en welvaart? + Aan wie moet de onderneming verantwoording afleggen?   

Ondernemingen creëren welvaart op hun producten dat doen ze door waarde toe te voegen aan door hun ingekochte materialen. Die toegevoegde waarde is dus het verschil tussen de waarde van de geproduceerde goederen en de aangekochte grondstoffen, goederen en diensten. Hier wordt btw op betaald.

Het BBP = Bruto-Binnenlands-Product

è Alle toegevoegde waarde van alle ondernemingen in een 1 land in een jaar optellen dan kom je het BBP uit.

 

 

Verkoopprijs

Inkoopprijs

Toegevoegde waarde

Tomatenkweker

€ 0,15

€ 0,00

€ 0,15

Soepproducent

€ 0,45

€ 0,15

€ 0,30

Groothandel

€ 0,70

€ 0,45

€ 0,25

Kleinhandel

€ 1,20

€ 0,70

€ 0,50

Consument

 

€ 1,20

TOTAAL TW: € 1,20

 

Je berekent de toegevoegde waarde door:

 1) Toegevoegde waarde = waarde verkoop – waarde aankoop

     

= Van de goederen en diensten aangekocht in andere bedrijven behalve arbeid en kapitaal telt niet mee

=> omzet of opbrengsten

= Prijs x Hoeveelheid

= p x q

= waarde verkoop – alle kosten

2) Toegevoegde waarde = arbeid + kapitaal + winst

Welvaart: Is de maten waarin de behoefte aan goederen en diensten worden vervult dus als wij als consument meer goederen en diensten gaan vragen dan moeten de bedrijven meer produceren daardoor stijgt de Tw è stijgt BBP è stijgt welvaart

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Behoefte: Is het aanvoelen van een tekort en het verlangen om dit tekort weg te werken dit kan enkel door een inspanning

De gemiddelde groei per jaar is 2 %

TAX shift = verschuivingen v.d. belastingen

0% è Dag – en weekbladen die tenminste 48 keer per jaar verschijnen, recuperatiestoffen en –producten.

6% è Vooral voor basisproducten en geleverde diensten met een sociaal karakter (bv: levensnoodzakelijke producten, personenvervoer, landbouwdiensten)

12% è Voor bepaalde goederen en geleverde diensten die vanuit economisch of sociaal oogpunt belangrijk zijn ( bv: kolen, margarine, abonnement voor betaaltelevisie)

21% è Voor handelingen die betrekking hebben op goederen of diensten die niet elders werden vermeld(bv: nieuwe auto’s, huishoudelijke apparaten)    

Bv: Zara moet rekening houden met:

klanten, overheid, leveranciers (= stakeholders)

maar ook met investeerders (= aandeelhouders/shareholders)

è elke shareholder is een stakeholder, maar niet elke stakeholder is een shareholder

Soorten stakeholders: personeel, milieuorganisaties, overheid, werkorganisaties, actiegroep, vakbonden, concurrenten, andere landen, leveranciers, …

è dit zijn alle belanghebbenden van een onderneming

interne stakeholders è belanghebbenden binnen het bedrijf

externe stakeholders è belanghebbenden buiten het bedrijf

identificeren stakeholders è stakeholdersanalyse

(= omgevingsanalyse/krachtenveldanalyse)

 

Thema 1: OV6 + OV7 + OV8: Hoe komt de prijs tot stand? + Wat veroorzaakt een prijswijziging + Hoe houdt de overheid de koopkracht van de gezinnen op peil?

 

Als de prijs stijgt dan daalt de gevraagde hoeveelheid

Als de prijs daalt dan stijgt de gevraagde hoeveelheid

Als de prijs stijgt dan stijgt de aangeboden hoeveelheid

Als de prijs daalt dan daalt de aangeboden hoeveelheid

 

 

Verschuiving op/langs de V-curve è prijs

< >Als prijs stijgt è daalt v-curveAls prijs daalt è stijgt v-curveIets wat in de mode is, seizoensgebonden productenAls u inkomen stijgt of daaltDoordat de prijs van een substitutiegoed (=vervangingsgoed)/ complementaire goed (=aanvullend goed) wijzigtBevolking stijgt of daaltAls de prijs stijgt è stijgt A-curveAls prijs daalt è daalt A-curveMisoogst, klimaat, ziektesProductietechniekenKostenAantal aanbiedersGewicht X prijs è XGewicht X prijs è X             gemiddelde è indexcijfer/ cpi è inflatie/deflatieGewicht X prijs è X                                  

Pproducten

 

     

producten 

Gezondheidsindex: is de index zonder tabak, brandstof en alcohol

De afgevlakte index: (= de gemiddelde waarde van de gezondheidsindex in de 4 voorbije maanden) is de basis voor de indexering van pensioenen, sociale uitkeringen en sommige lonen en wedden.

De indexaanpassing gebeurt wanneer de afgevlakte index de spilindex overschrijd.

Katholieken è ACV: Algemeen Christelijk Vakverbond = groen è CD&V

Socialisten è ABVV: Algemeen Belgisch VakVerbond = rood è Spa

Liberalen è ACLVB: Algemene Centrale der Liberale Vakverbond van België = blauw è open VLD

 

BOEKHOUDEN: OV1 + OV2 + OV3: Waar haalt de onderneming haar geld vandaan? + Hoe wordt het vermogen van de onderneming opgevolgd? + Hoe worden de prestaties van een onderneming opgevolgd?

 

         

LIQUIDITEIT

 

OPVRAAGBAARHEID

 

                             

 

Eigen vermogen:

  • Geplaatst kapitaal
  • Overgedragen winst

 

 

Vreemd vermogen:

Op lange termijn:

  • Lening

Op korte termijn:

  • Leveranciers

 

 

Investeringen               Financieringen

Vaste activa:

< >Gebouw
Meubilair
Machines
Kas
Bank
Voorraad

Liquede middelen

Debiteur

KOSTEN

OPBRENSTEN

Bedrijfskosten

Bedrijfsopbrengsten

 

  1. Handelsgoederen è goederen
  2. Diensten en diverse goederen è water, gas, elektriciteit, reclame, telefoonrekening
  3. Bezoldigingen è lonen
  4. Afschrijvingen è kosten van oude machines die vervangen moeten worden
  5. Andere bedrijfskosten è wanneer je een teamspirit dag  organiseert en hiervoor betaalt

 

 

Omzet è P X Q

 

       

 

Andere bedrijfsopbrengsten è verhuur van een gedeelte van het                     pand van de onderneming

Financiële kosten è rente die je moet betalen op je leningen

Financiële opbrengsten è intresten die je krijgt op je spaarrekening

Uitzonderlijke kosten è diefstal

Uitzonderlijke opbrengsten è als je met je onderneming een prijs wint

Totaal van de kosten

Totaal van de opbrengsten

WINST

VERLIES

 

Begrippen:

< >Afnemers kring è Vaste klanten 

< >Inkomensstromen è Geld uit de kassa    

< >Uithollen van startkapitaal è Startkapitaal al op en nog geen klanten om kapitaal te verhogen 

< >Debiteuren è Klanten in de boekhouding 

< >Inperking van de kredietruimte è Als de bank niet veel geld wilt lenen omdat er nog te veel risico’s zijn aan je onderneming 

< >Business angel è Investeerder die geld, kennis en ervaring in de onderneming steekt 

< >Leencapaciteit è De hoeveelheid wat je kan lenen 

< >Afzet è De verkochte hoeveelheid van goederen 

< >Bancaire leningen è Leningen van de bank 

< >Dividend è wat de aandeelhouder krijgt voor het inbrengen van geld in de onderneming 

 

De 4 financieringsbehoeftes tijdens het bestaan van de onderneming:

< >Start van de onderneming:Geen constante inkomensstromenUitgaven zijn hoog (oprichtingskosten, reclame, materiaal, ..)Bank is niet zeker van terugbetaling à verleent weinig kredietLenen bij ouders of familie = informele business angelAanzet tot groei:Winststijgingen à eigen vermogen stijgtBank krijgt meer vertrouwen op terugbetaling, maar blijft terughoudend à krediet blijft beperktUitbreidingsinvesteringen: productontwikkeling + marktvergrotingSterke groei:Bank krijgt vertrouwen à verleent krediet 

< >Volwassenheid:VervangingsinvesteringenUitbreidingsinvesteringen

Handelsdebiteuren

Een andere naam voor vorderingen op klanten.

Rollend materieel

Onder die noemer vind je de waarde van de bestelwagens, heftrucks enz. in de boekhouding terug.

Werkmiddelen

Dat zijn bezittingen en de vorderingen die je op de actiefzijde van de balans terugvindt.

Financieringsbronnen

Financieringsbronnen

Die vind je terug op de passiefzijde van de balans en geven aan op welke manier de onderneming de werkmiddelen heeft gefinancierd.

Liquide middelen

Het tegoed op de financiële rekeningen en het geld in de kas.

Balans

Een schematisch overzicht van de bezittingen, de vorderingen en de schulden van een onderneming op een bepaald ogenblik.

Vaste activa

De werkmiddelen die voorbestemd zijn om zeer lang in het bedrijf te blijven zoals gebouwen, meubelen enz.

Vlottende activa

De werkmiddelen van de onderneming die regelmatig omgezet worden in geld.

Jaarrekening

Het geheel van de balans, de resultatenrekening, de toelichting en de sociale balans

Kapitaal

De inbreng van de eigenaar in de zaak

Liquiditeit: Hoe vlugger een bezit in geld kan worden omgezet, hoe verder naar beneden die bezitting op de actiefzijde terug te vinden is.

Opvraagbaarheid: Hoe vlugger een schuld moet worden terugbetaald, hoe verder naar beneden die schuld op de passiefzijde terug te vinden is.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.