Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Productie over de grenzen: internationale handel

Beoordeling 5.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 1880 woorden
  • 15 november 2007
  • 10 keer beoordeeld
Cijfer 5.4
10 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Internationale handel: Je spreekt van internationale handel als inwoners van het ene land goederen en/of diensten kopen in een ander land
Export/uitvoer: Verkoop aan het buitenland
Import/invoer: Aankopen in het buitenland
Welke redenen zijn er om internationale handel te bestuderen? 1. Want internationale handel heeft te maken met wisselkoersen. 2. Want de meeste landen voeren een economische politiek
3. Want we moeten rekening houden met de immobiliteit van de productiefactor arbeid

Wisselkoers: De prijs die we voor vreemd geld betalen
Wat is de overeenkomst tussen de specialisatie en de internationale arbeidsverdeling? Waar het om gaat is dat een persoon respectievelijk een land zich toelegt op een aspect van het productieproces. Door deze arbeidsverdeling kan de productie omhoog. Waarom is er internationale handel? 1. De goederen of diensten zijn in het eigen land niet te krijgen, hier is het klimaat van belang en de beschikbaarheid van grondstoffenreserves
2. Er kan een voorkeur zijn voor buitenlandse producten
3. Politieke overwegingen spelen een rol, de vormalige communistische landen handelen vooral met elkaar, want ze wilden zo weinig mogelijk met elkaar te maken hebben
4. Buitenlandse producten zijn goedkoper dan verglijkbare binnenlandse goederen
Absolute kostenverschillen: Als land A een artikel in 2 arbeidsuren kan maken, en land B in 2 arbeidsuren, dan gaat land A het product naar B uitvoeren. Relatieve wet/comparatieve kostenverschillen wet: Een land dat artikel gaat maken waarin het een relatief kostenvoordeel. Autarkisch: Dat je geen handelsrelaties meer met het buitenland hebt en dat je alle goederen zelf maakt. een land dat zelfvoorzienend is, ze voeren geen goederen/diensten in. Vrijhandel: Dat wil zeggen dat de overheid de internationale goederen en dienstenstromen niets in de weg legt
Wat zijn de nadelen van vrijhandel? Er zijn ook nadelen bij vrijhandel: - er wordt gebruik gemaakt van kinderarbeid - arbeiders moeten lange werkweken draaien - de milieuwetgevingen in de landen zijn verschillend
Allocatie: Aanwending van de productiefactoren
Waarom beinvloeden vrijhandel en internationale arbeisverdeling de allocatie in een land? want de verdeling v/d productiefactoren over de productiemogelijkheden wordt anders. Internationale cuncurrentiepositie: Verstaan we de mate waarin een land in staat is goederen te exporteren
Welke factoren zijn van belang voor de internationale concurrentiepositie? 1. De relatieve schaarste van productiefactoren, in ontwikkelingslanden is de factor arbeid overvloedig aanwezig en in verhouding dus goedkop
2. De beschikbaarheid van de technische hoogwaardige kapitaalgoederen, mechanisering: machines nemne handelingen over van mensen en automatisering: Machines nemen de besturing van het productieproces over. Hierdoor kunnen er per arbeidsuur steeds meer goederen worden gemaakt

3. De scholing van de beroepsbevolking, De beroepsbevolking is hooggeschoold, dat gebruikt kan worden bij de productie van kennisintensieve goederen
4. Het bestaan van schaalvoordelen, is een kostenvoordeel als een bedrijf op grote schaal wilt produceren
5. Het bestaan van arbeidsrust, een land dat internationaal voortdurend wordt geraakt met stakingen, zal internationaalgeen naam opbouwen als betrouwbare leverancier
6. De aanwezigheid van een goede infrastructuur, goede en niet al te drukke wegen zijn van belang voor het aanvoeren van grondstoffen en halffabrikaten. Het communicatie en informatienetwerk is ook van belang. 7. Een stabiele wisselkoers, een heftig wisselend wisselkoers stelt exporteurs en importeurs voor problemen. Ruilvoet: Prijsindexcijfer uitvoer: Prijsindexcijfer invoer. Als de importprijzen sneller stijgen dan de exportprijzen is de ruilvoet verslechterd
Arbeidsproductiveit: De waarde van de geproduceerde hoeveelheid goederen per arbeidsuur. Arbeidsproductiviteit = Waarde van de geproduceerde hoeveelheid goederen: Benodigde hoeveelheid
arbeidsuren. Wanneer bestaat er vrijhandel? Als de overheden de internationale handel niets in de weg leggen. Protectie: Verstaan we de bescherming van een bedrijfstak of een gehele economie tegen buitenlandse concurrentie. Welke argumenten zijn er voor protectie te geven? 1. Het lagelonenargument, als de export uit landen met lage lonen komt, wordt dat als oneerlijk gezien. Er wordt vergeten dat de arbeidsproductiviteit veel lager ligt. 2. Het antidumpingargument, hieronder verstaqn we het onder de kostprijs verkopen van een bepaald product met het doel snel de markt te veroveren. Na uitschakeling van de concurrentie wordt de prijs weer omhoog gedaan. 3. Het opvoedingsargument, als een bedrijfstak nog tot ontwikkeling moet komen, wordt dit gedaan. 4. Het zelfvoorzieningsargument, dat je niet afhankelijk wilt zijn van andere landen als het gaat om strategische producten. 5. Retorsie, als een land begint met het beschermen van een bedrijfstak gaan andere landen het ook doen. Als alle landen dit gedaan hebben wordt het een handesoorlog genoemd. Handelspolitiek: Het ingrijpen door overheden in het internationale goederen en dienstenverkeer
Tarifair: Tarief en heffing: Contingenteringen en administratieve beperkingen
Non-tarifair: Handelsverdragen en subsidies
Welke handelspolitieke instrumenten zijn er? 1. Invoer en uitvoerrechten, heffingen die bij invoer van een bepaald goed aan de overheid van het importland moet worden betaald. Het doel is het artikel duurder te maken, zodat het gebruik wordt beperkt. Als de import hierdoor tot nul daalt, dan is de heffing prohibitief. Het doel van uitvoerrechten is een binnenlands tekort aan bepaalde goederen te voorkomen. 2. Contingenteringen of quota, een contigentering legt gelijk de ingevoerde hoeveelheid aan banden. 3. Administratieve beperkingen, invoer wordt lastig gemaakt door allerlei douane, fiscale, gezonheids of milieu eisen te stellen. 4. Handelsverdragen, landen kunnen met een groep andere landen afspraken maken over de vrije toegang tot elkaar markten. Het doel is om deze landen vrije export ten aanzien van de meeste goederen naar de EU te garanderen. 5. Subsidies, er zijn 2 soorten subsidies. Landen kunnen de productie van bepaalde goederen subsidieren zodat ze beter kunnen concurren met buitenlandse producten. Landen kunnen hun export bevorderen d.m.v export subsidies. Bij de uitvoer van een eenheid product wordt een bepaald bedrag aan subsidie gegeven. Autarkie: Als een land geen enkel economisch contact heeft met het buitenland. Invoerquote: De waarde van de goederen-en diensteninvoer als een percentage van het nationaal product
Uitvoerquote: De waarde van de goederen-en dienstenuitvoer als een percentage van het nationaal product

Open economie: Een land met hoge in en uitvoerquotes. Hoe meer open een economie is, hoe afhankelijker zo’n land is van de ontwikkelingen in het buitenland. Wat zijn de 3 grootste handelsblokken? De Europese Unie, de Verenigde Staten en Japan. De EU neemt ongeveerd de helft van de wereldhandel. Wanneer wordt een land een overschotland genoemd? Als het land een overschot heeft met internationale goederen en dienstenverkeer. Wanneer wordt een land een tekortland genoemd? Landen men tekorten. Wat is het nut van economische integratie? Het nut is dat economische integratie zorgt via grotere markten voor een hogere productie en een hoger inkomen. Wat betekent integratie? Dat betkent dat de markten groter worden. Wat zijn de voordelen van produceren op grote schaal? 1. Kostenvoordelen
2. Spreiding van risico
3. Meer geld voor onderzoeken en dergelijke
Welke vormen van economische samenwerking zijn er? 1. De vrijhandelszone
2. De douane unie
3. De gemeenschappelijke markt
4. De economische unie
5. De economische en monetaire unie
Vrijhandelszone: Het doel is een onbelemmerd onderling verkeer van goederen en diensten t.o.v de derde wereld landen. Elk land zal zijn eigen invoerrechten hanteren. Wie goederen binnen de zone in wil voeren zal dat doen via het land met de laagste invoerrechten. Landen werden heel gedupeerd, om dit op te lossen werd er gebruik gemaakt van certificaten voor oorsprong. Hierin staat vermeld waar het artikel is gemaakt. Alleen goedern die binnen de zone zijn gemaakt, mogen intern verhandeld worden. VB: EVA: Zwitserland, Noorwegen, Ijsland, Liechtenstein. Douane-unie: Behalve vrij verkeer van goederen en diensten binnen de unie is er een gemeenschappelijk buitentarief: elk land hanteert dezelfde invoerrechten.VB: Benelux
De gemeenschappelijke markt: Behalve vrij verkeer van goederen en diensten en een gemeenschappelijk buitentarief is er ook een vrij verkeer van productiefactoren. Arbeid en kapitaal kunnen vrij de grenzen oversteken. Diploma’s worden binnen de EU erkend. Economische unie: De kenmerken zijn: vrij verkeer van goederen en diensten gemeenschappelijk buitentarief, vrij verkeer van productiefactoren en een gemeenschappelijk economische politiek. De EU heeft deze kenmerken gehanteert, het laatste kenmerk wordt niet altijd gebracht. Economische en monetaire unie: De laatste stap is naast de vrij verkeer van goederen en diensten gemeenschappelijk buitentarief, vrij verkeer van productiefactoren en een gemeenschappelijk economische politiek het invoeren van een gemeenschappelijk munteenheid. Dit houdt in dat de geldvoorziening in handen komt van een overkoepelende centrale bank. Een voorbeeld van zo’n unie is de Europese Monetaire Unie. Vanaf 1 januari 2002 is de EU met dit begonnen. VN, Denemarken en Zweden doen dit niet, hierdoor valt de EU niet samen met de Economische en Monetaire Unie. Landen die willen toetreden moeten aan voorwaarden voldoen, ze worden de convergentiecriteria genoemd. Wat houdt de convergentiecriteria in? Dat heeft te maken met inflatie, rente, wisselkoers, financieringstekort en de staatsschuldquote. Wat houdt het Stabiliteitspact in? Dat houdt in dat landen binnen het eurogebied een gezond economisch beleid moeten voeren. Als 1 land een te hoge financieringstekort heeft kan dat gevolgen hebben voor heel de unie. Er is afgesproken dat het financieringstekort niet boven de 3% van het BBP mag zijn en de staatschuld niet hoger dan 6% van het BBP. Waarom zijn cerftificaten van oorsprong niet nodig binnen een douane unie? Want als elk land dezelfde invoerrechten heeft maakt het niet uit van welk land het binnenkomt. Welke organisaties heb e om de internationale handel, het internationale betalingsverkeer en de ontwikkelingsprogramma’s in goede banen te leiden? 1. De WTO

2. De OESO
3. Het IMF
4. De Wereldbank
5. De UNCTAD
WTO: World Trade Organization. Is de opvolger van de GATT in 1995. Het doel was een vrije wereldhandel te bevorderen want in de jaren 30 was er slechte ervaringen opgedaan met protectionistische maatregelen. Deze organsatie richt zich op invoerrechten en non-tarifaire maatregelen. De handelsbelemmerende maatregelen werden sterk teruggebracht. Hun staan voor: wat je aan het ene land toestaat moet ook aan het andere. Dit komt tot uiting in het meestbegunstigingsclausule. Heeft veel succes. OESO: Organisatie voor Ecomische Samenwerking en Ontwikkeling. Werd opgericht door een aantal Europese landen in 1948. Het doel is om adviezen uit te brengen voor de verdeling van de Marshallhulp. Deze organisatie ontwikkelde ideen voor het herstel van Europese economieen. Er traden later meer landen toe. De VS, Canada, Japan, Australie, Nieuw-Zeeland. De taak nu is het uitvoeren van verglijkende studies over de aangesloten landen. IMF: Internationaal Monetair Fonds. Werd opgericht in de WO2 met doel na de oorlog een ordelijk internationaal betalingsverkeer te stimuleren. Een doel was ook een stelsel van vaste wisselkoersen. De aandacht is verschoven naar ontwikkelingslanden. Ze hebben betalingsteun nodig, want ze zijn gedwongen veel in te voeren en weinig uit te voeren. Landen kunnen geld lenen bij de IMF. Dit geld komt uit een fonds. Elk land kan beschikken over een quotum van het fonds. Het quotum is afhankelijk van de nationaal inkomen en de internationale handel. We spreken van algemene trekkingsrecht als een land vrij of na overle kan beschikken over het quotum. Er werden ook bijzondere trekkingsrechten gemaakt. De lidstaten hoefden niet eerst geld te storten om gebruik ervan te maken. De Wereldbank: Is tegelijk met IMF opgericht. Het doel is ontwikkelingslanden aan zachte leningen te helpen. De bankt trekt geld aan op de kapitaalmarkten van de westerse landen. Voor veel projecten is in de 3de wereld geen geld. UNCTAD: United Nations Conference on Trade and Development. Is een terugkerende organisatie van lidstaten van de VN met als thema: Hoe kunnen de ontwikkelingslanden meer betrokken worden in het internationale goederenverkeer. De resultaten zijn: 1. Er zijn tariefpreferenties nodig. Dat wil zeggen dat rijke landen kunnen arme landen het recht geven bepaalde producten zonder of tegen gereduceerde invoerrechten in te voeren. Dit is in strijd met de WTO. Er kwam een grondstoffenovereenkomst waarin de mogelijkheid om buffervoorraden aan te leggen werd geopend. Heeft als doel de grondstoffenprijzen te stabiliseren.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.