Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Productie in beweging

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 975 woorden
  • 9 februari 2009
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Economie hoofdstuk 7: Productie in beweging, groei en conjunctuur.

7.1 Soorten bewegingen:
We onderscheiden: de trendbeweging, de conjunctuurbeweging, de seizoensbeweging en de incidentele bewegingen.
Met trend wordt de algemene richting bedoeld waarin een variabele zich beweegt. Als er een voortdurende groei voorkomt, spreken we van een groeitrend. Af en toe komt het voor dat de trend ruw onderbroken wordt. In zo’n geval spreken we van een trendbreuk.
De schommelingen in de feitelijke groeicijfers van het nationaal product rond de groeitrend noemen we de conjunctuurbeweging. De schommelingen rond de trend vertonen een zekere regelmaat, zodat ook wel gesproken wordt van een conjunctuurcyclus.

Binnen de periode van een jaar vinden we de seizoensbeweging. Door de voorspelbaarheid van de seizoensbeweging past het bedrijfsleven zich soepel aan de wisseling van de jaargetijden aan.
Door allerlei incidenteel optredende factoren kan de economie beïnvloed worden. Denk hierbij bijvoorbeeld aan oorlogen of natuurrampen.
Bezettingsgraad = effectieve vraag : productiecapaciteit x 100%

7.2 De productiecapaciteit:
De productiecapaciteit geeft aan hoeveel er maximaal geproduceerd kan worden.
Aa = het arbeidsaanbod, de werkenden plus de werklozen
K = de kapitaalgoederenvoorraad, de waarde (in geld) van de kapitaalgoederen.
a = de gemiddelde arbeidsproductiviteit  de waarde van de productie per hoeveelheid arbeid
k = de gemiddelde kapitaalproductiviteit  de waarde van de productie per hoeveelheid kapitaal
Maximale productie (volgens arbeid) = Aa x a
Maximale productie (volgends kapitaal) = K x k
De productiefactoren arbeid en kapitaal moeten samen de productie tot stand brengen. In de praktijk is één van beide productiefactoren de knelpuntsfactor. De knelpuntsfactor bepaalt de omvang van de productiecapaciteit. Als kapitaal de knelpuntsfactor is, is er sprake van kapitaalschaarste. Zo ook met arbeidschaarste.
De maximale productie die behaald kan worden als de aanwezige productiemiddelen zo volledig worden benut noemen we de theoretische productiecapaciteit. In de praktijk gebeurt dit meestal niet. Zo wordt de productie dus beperkt door allerlei afspraken over het aantal uren per dag en het aantal dagen per week dat bedrijven werkzaam zijn. Rekening houdend met dit soort zaken kan de productiecapaciteit worden gebaseerd op de normale bezetting van de kapitaalgoederenvoorraad.

De arbeidscoëfficiënt geeft aan hoeveel eenheden arbeid nodig zijn om 1 euro eindproduct te maken. (formule: hoeveelheid arbeid : productiewaarde)
De kapitaalcoëfficiënt geeft aan hoeveel eenheden kapitaal nodig zijn om 1 euro eindproduct te maken. (formule: hoeveelheid kapitaal : productiewaarde)formule: hoeveelheid kapitaal : productiewaarde)
De productiecapaciteit wordt bepaald door de kwantiteit en kwaliteit van de aanwezige producten.

Arbeid kan in hoeveelheid veranderen door twee oorzaken: een toename of afname van de bevolking of een toename of afname van de participatiegraad. Ook de kwaliteit kan veranderen. Scholing wordt wel eens gezien als een investering in menselijk kapitaal, de beroepsbevolking bevat human capital. Naast scholing kan de arbeidsverdeling (specialisatie) de productiviteit van arbeid verhogen.
Kapitaalgoederenvoorraad neemt toe door investeringen. Het investeringsklimaat is hier van belang. Dit is een term voor het geheel van factoren die bepalen of een ondernemer al dan niet investeert. De kwaliteit wordt vooral bepaald door de technische ontwikkelingen die in het kapitaalgoed ligt opgesloten.
Door inpolderingen is de hoeveelheid Nederlandse landbouwgrond toegenomen.
Voor de economische groei zijn innovaties zeer belangrijk geweest. Een innovatie is de introductie van nieuwe vindingen in het productieproces. Innovaties die van veel belang zijn geweest en die vaak vele andere innovaties oproepen, worden basisinnovaties genoemd.

7.3 De effectieve vraag:
De mate waarin de productiecapaciteit wordt benut, noemen we de bezettingsgraad. Die benutting is afhankelijk van de vraag naar goederen en diensten in een economie. Effectieve vraag is de totale vraag naar goederen en diensten. Het geeft aan in hoeverre er van de productiecapaciteit gebruik wordt gemaakt. De effectieve vraag bestaat uit de volgende onderdelen:
De gezinsconsumptie: hangt af van het inkomen, de rentestand en de verwachtingen.
De bedrijfsinvesteringen: hangt af van het verwachte rendement, de rentestand, de verwachte economische groei en de bezettingsgraad van de kapitaalgoederenvoorraad.

De overheidsbestedingen: hangt af van de begrotingen, politieke besluitvorming en de standpunten van de partijen.
Het saldo van export en import: de export is afhankelijk van het inkomen in het buitenland, de prijs van onze exportgoederen ten opzichte van de prijs van concurrerende producten uit het buitenland, de voorkeur die er in het buitenland bestaat voor onze producten boven die uit andere landen en voor handel met niet-eurolanden: de hoogte van de wisselkoers.
De import is afhankelijk van ons eigen nationaal inkomen, de prijs van buitenlandse producten ten opzichte van die van onze eigen producten, onze voorkeur voor buitenlandse producten en voorhandel met niet eurolanden: de hoogte van de wisselkoers.

7.4 Economische groei:
Inflatie is een stijging van het algemeen prijspeil.
Indexcijfer = nieuw : oud x 100%
Het reëel nationaal inkomen is het voor inflatie gecorrigeerde nationaal inkomen. Het inkomen in euro’s van een bepaald jaar noemen we het nominaal inkomen. Economische groei is een toename van het reëel nationaal inkomen.
Ric = nic : pic x 100% Ric p. hoofd = ric : bic x 100%
Er zijn ook negatieve externe effecten van de productie: vervuiling op allerlei gebied en uitputting van de grondstoffenvoorraden.

7.5 De conjunctuurbeweging:
In een opgaande fase, ook wel hausse genoemd, groeit het nationaal product harder dan gemiddeld. De productie nadert de grenzen van de capaciteit. De hogere bezettingsgraad zorgt voor een hogere werkgelegenheid en er ontstaat een opwaartse druk op de prijzen, zodat de winsten zullen toenemen. In de fase van hoogconjunctuur is er zelfs kans op overbesteding. Daaronder verstaan we de situatie dat de effectieve vraag hoger wordt dan de normale bezetting van de productiecapaciteit. In dat geval zullen de prijzen flink gaan stijgen.
Onder een recessie verstaan we de situatie dat de economie twee kwartalen achter elkaar negatieve groeicijfers laat zien. Als de recessie lang aanhoudt, wordt ook wel van een depressie gesproken. Onderbesteding is de situatie waarin de effectieve vraag onder de normaal bezette productiecapaciteit ligt.

Een conjunctuurindicator is een mix van een aantal economische variabelen waarmee de conjunctuurbeweging kan worden gemeten.
Het beleid waarbij de overheid de effectieve vraag probeert te beheersen door tegen de conjunctuurgolf in te gaan, wordt anticyclische begrotingspolitiek genoemd.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.