Ondernemingen

Beoordeling 5.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 998 woorden
  • 26 maart 2008
  • 4 keer beoordeeld
Cijfer 5.6
4 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Samenvatting h4: ondernemingen

4.1

Zelfvoorzienend: huishoudens die zelf voor de goederen zorgen die ze nodig hebben.
Ruilen in natura: ruilen met goederen
Markten: ontmoetingsplaats voor huishoudens met overschotten en tekorten.
Specialiseren: huishoudens maken goederen waarin ze de grootste vaardigheid hebben
Arbeidsproductiviteit: de productie per persoon per uur
Transactiekosten: de kosten van het organiseren van het ruilverkeer
Externe arbeidsverdeling: specialisatie tussen ondernemingen

Interne arbeidsverdeling: specialisatie binnen ondernemingen
Geografische arbeidsverdeling: het werk wat mensen doen verschilt per regio

4.2

Bedrijfskolom: het schema dat de loop van een goed van oerproducent tot consument in beeld brengt.
Bedrijfstak: onderdelen van de bedrijfskolom
Toegevoegde waarde: de bijdrage van ondernemingen aan de totale productie.
Bruto toegevoegde waarde: de marktwaarde van de productie – de waarde van gebruikte grond en hulpstoffen en diensten van derden.
Afschrijvingen: het weergeven van het waardeverlies van de vaste kapitaalgoederen
Netto toegevoegde waarde: het bedrag dat de ondernemingen beschikbaar hebben voor het belonen van de productiefactoren en de winst
Integratie: samenvoeging van twee opeenvolgende bedrijfstakken. Bedrijfskolom word korter.
Differentiatie: komt er een bedrijfskolom bij.
Parallellisatie: gaat een onderneming aanverwante activiteiten uit een andere bedrijfskolom erbij doen.
Specialisatie: onderneming legt zich toe op het produceren van 1 of enkele goederen.


4.3

Primaire factor: omvat ondernemingen die hun producten vrijwel rechtstreeks v/d natuur verkrijgen
Secundaire sector: alle industriële ondernemingen.
Tertiaire sector: behoren o.a banken, handelsmaatschappijen, het verzekeringswezen, accountants en vervoersmaatschappijen.
Quartaire sector: De niet – commerciële dienstverlening.

Particuliere eigendom: eigendom van de particulier
Staatseigendom: eigendom van de staat

4.4

intern groeiproces: houdt in dat de onderneming van binnenuit een grotere productie bereikt.
Extern groeiproces: een onderneming doorloopt dit, als het groeiproces tot stand komt door andere ondernemingen over te nemen of door vergaande vormen van samenwerken, zoals fusies.
Fusies: fusies zijn gericht op het benutten van schaalvoordelen
Synergie: voordelen door een betere combinatie van middelen
Concentratie: geeft aan in hoeverre de productie van een land of een bedrijfstak zich bij een klein aantal grote ondernemingen bevindt.

4.5
concern: een groep ondernemingen bestaande uit een moedermaatschappij en een aantal dochtermaatschappijen.

Holding company: de moedermaatschappij
Werkmaatschappij: dochtermaatschappij
Franchising: bijv: de McDonalds restaurant zijn stuk voor stuk eigendom van de restauranthouders. Zij mogen de naam gebruiken en profiteren van de reclame en naamsbekendheid. Daar staat tegenover dat zij al hun producten moeten inkopen bij McDonalds’s en zich precies moeten houden aan de bereidingsvoorschriften.
Mededingingswet: fusies en overnames moeten eerst door de Nederlandse Mededingingswet worden goedgekeurd voordat met mag uitvoeren.
Kartels: zijn afspraken tussen ondernemingen uit eenzelfde bedrijfstak met het doel de concurrentie te beperken.
Multinationals/global corporation: ondernemingen die zowel hun productie als hun afzet over veel landen verspreid hebben.

4.6

mechanisatie: het invoeren van machines
automatisering: alles word gedaan via computers en machines. De mens hoeft niet meer te helpen.
Door ICT ontwikkelt de wereldeconomie zich steeds meer tot een netwerkeconomie (=nieuwe economie).
Nasdaq: een beursindex

4.7

marketingmix: verkoopinstrumenten van ondernemingen om hun positie te handhaven en te verstevigen:
1. productbeleid
2. distributiebeleid
3. reclamebeleid
4. prijsbeleid


productiebeleid: omvat de keuze van het aantal producten dat de onderneming maakt en de eigenschappen van de producten.
Productiedifferentiatie: je product onderscheiden van de concurrenten
Innovatieconcurrentie: het ontwikkelen van nieuwe producten.

Distributiebeleid: houdt zich bezig met de wijze waarop men de goederen verkoopt. Er zijn verschillende afzet kanalen.
Logistiek: ondernemer moet ervoor zorgen dat de goederen op het juiste moment op de goede plaats zijn.

Reclamebeleid: de reclames voor een product
Goodwill: zoveel goodwill kweken dat de afnemers dit product kopen en niet een ander.

4.8

Ondernemingen zijn altijd bezig met zoeken naar nieuwe markten of uitbreiding van bestaande markten. Dat kan op 2 manieren:
1.penetratiepolitiek: prijs van product eerst enorm laag daardoor grote afzet + belangrijk marktaandeel. Als de gewenste marktpositie is verovert word de prijs geleidelijk verhoogd. Dan worden de verkopen winstgevend.
Productiecapaciteit: de maximale hoeveelheid productiemiddelen die een onderneming kan inzetten

2. afroompolitiek: voor een nieuw productie stellen ze juist een hoge prijs vast. Alleen een kleine groep consumptiepioniers betaalt die hoge prijs. Pas na verloop van tijd stelt men de prijst geleidelijk lager, zodat ook andere groepen consumenten het product gaan kopen. De afroompolitiek gebruikt men als de productiecapaciteit nog beperkt is.


4.9

eigen vermogen/permanent vermogen: bestaat uit aandelenvermogen en de reserves, is voor onbepaalde tijd aan de onderneming toevertrouwd.
Aandelenvermogen: wordt verkregen door aandelen uit te geven;de aandeelhouders zijn de eigenaren van een onderneming.
Reserves: worden opgebouwd door niet alle winst aan de aandeelhouders uit te keren, maar ook een deel in de winstreserves te stoppen. Andere bekende reserves zijn de agioreserve en de herwaarderingsreserve.
Vreemd vermogen: de schulden van een onderneming vormen samen het vreemd vermogen. Het vreemd vermogen kan uiteenlopen van een hypothecaire lening tot een obligatielening of een bancaire lening. Ook de nog niet betaalde rekeningen van leveranciers (crediteuren) behoren tot het vreemd vermogen.

Liquiditeit: de mate waarin de onderneming haar betalingsverplichtingen op korte termijn kan voldoen. Daarvoor is nodig dat er tegenover de crediteuren en andere kortlopende schulden voldoende geld in de kas en op de bank is. Of men moet weten dat op korte termijn geld binnenkomt, bijvoorbeeld van debiteuren.
Solvabiliteit: gaat het om de mate waarin de onderneming aan haar totale verplichtingen kan voldoen. Een bedrijf is alleen solvabel als de bezittingen de schulden ruim overtreffen. Dat betekent dat er voldoende eigen vermogen is.
Winst – en verliesrekening: laat zien hoe de winst (of verlies) in het boekjaar is ontstaan.

Bruto-omzetresultaat: is gelijk aan de omzet – de inkoopwaarde van de omzet
Bedrijfsresultaat: als men van dit bedrag ook nog de andere kosten aftrekt, zoals de personeelskosten, de energiekosten en de afschrijvingskosten, krijg je het bedrijfsresultaat.
Nettowinst voor belasting: Na het aftrek van de rentelasten op het vreemd vermogen krijg je de nettowinst voor de belasting.
Vennootschapsbelasting: de belasting die ondernemingen over hun winst moeten betalen.

Als hierop tot slot de vennootschapbelasting in mindering wordt gebracht blijft het nettowinst na belasting over. Dit bedrag wordt verdeeld over de aandeelhouders en de reserves.

Rentabiliteit: de verhouding tussen de vermogensopbrengst en het vermogen.
Rentabiliteit van het totale vermogen: als je uitrekent hoeveel het bedrijfsresultaat bedraagt in procenten van het in de onderneming aanwezige vermogen.
Rentabiliteit van het eigen vermogen: als je berekent wat de nettowinst bedraagt in procenten van het eigen vermogen.

REACTIES

S.

S.

je hebt een top werkstuk gemaakt echt helemaal top.
ik vond het jammer dat je een 6.0 had gehaald.
mij leek het meer een 8.4

10 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.