Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Module 2 en 3

Beoordeling 4.5
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 848 woorden
  • 10 februari 2009
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 4.5
12 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Module 2

Hoofdstuk 1 Wat is ondernemen?
Ondernemen is het stellen van de juiste doelen, en vervolgens het bereiken van die doelen. In het vak economie wordt ondernemen verbonden met productiefactoren.

Winst moet gezien worden als beloning voor de ondernemersactiviteiten, omdat een goede ondernemer:
· Weet aan welke producten de mensen behoefte hebben
· De alternatief aanwendbare middelen productiefactoren zo combineert dat hij tegen zo laag mogelijke kosten produceert.
· Ondernemersrisico’s inschat en deze niet ui de weg gaat.


De ondernemersgrote is op een aantal manieren te meten:
· Met het aantal werknemers
· Met de beurswaarde

De toegevoegde waarde = de waarde van het eindproduct – de waarde van grond- en hulpstoffen en diensten van derden. B.v er wordt 100.000 euro grond en hulpstoffen en 50.000 diensten van derden in een bedrijf gestoken. Dat bedrijf levert de eindproducten van een waarde van 300.000
De toegevoegde waarde is dan 150.000.

Een balans is een vermogensoverzicht op een bepaald moment.De opbouw van een balans is:
Activa Passiva
Inventaris eigenvermogen
Voorraden banklening
Debiteuren Te betalen belasting
Postbank crediteuren
kas

Handige sommen bij een balans zijn:
· Bezittingen – schulden = eigen vermogen
· Eigen vermogen + schulden = bezittingen
· Totaal activa = totaal passiva

Hoofdstuk 2 Kosten, opbrengsten en winst

Hoofdstuk 1 Wat is een Markt?
Op de markt komen vraag en aanbod bij elkaar.
Een concrete markt kan omschreven worden als het geheel van vraag en aanbod op een bepaalde ontmoetingsplaats. Een abstracte markt heeft geen concrete, zichtbare ontmoetingsplaats.

De prijs is de opbrengst voor de producent en vormt een uitgave voor de consument. De prijs is de basis voor het maken van economische keuzes:

· Voor de koper: ben ik bereid deze prijs te betalen? En hoeveel koop ik dan?
· Voor de verkoper: ben ik bereid mijn product te verkopen voor deze prijs?
En hoeveel verkoop ik dan?

Het verband tussen de prijs en de aangeboden hoeveelheid kan op drie manieren worden weergeven:
· Met een tabel
Hierin word berekend wat het collectieve aanbod is, dit is mogelijk door bij elke prijs de aangeboden hoeveelheden van elke producent op te tellen
· Met een grafiek
De collectieve aanbodlijn laat zien welke hoeveelheid de aanbieders van plan zijn aan te bieden bij verschillende prijzen. De aanbod lijn kan verschuiven om de kostenontwikkelingen schuift naar links) en de verandering van het aantal aanbieders (schuift naar rechts).
· Met een vergelijking

De prijselasticiteit van het aanbod geeft aan hoe sterk de producenten reageren op een prijsverandering. De prijselasticiteit is te bereken op de volgende manier:
EA = procentuele verandering van de aangeboden hoeveelheid : procentuele prijsverandering


De collectieve aanbodlijn (stijgende lijn) en de collectieve vraaglijn (dalende lijn) kruizen elkaar bij 1 prijs en 1 hoeveelheid die de evenwichtshoeveelheid word genoemd

Een “perfecte markt” heeft de volgende kenmerken:
· Homogene producten
· Er zijn veel vragers en aanbieders zodat één aanbieder geen invloed heeft op de prijs
· Er is een transparante markt
· Er zijn geen toetredingsbelemmeringen

Bij toename van de vraag stijgt de prijs, bij afname van de vraag daalt de prijs. Bij toename van het aanbod daalt de prijs en bij afname van het aanbod stijgt de prijs.

Het Marktmechanisme is een marktwerking waarbij de prijzen en de prijsverhoudingen bepalen welke goederen in welke hoeveelheden geproduceerd worden.

Hoofdstuk 2 Kenmerken van de verschillende marktvormen
De marktvorm is het geheel van omstandigheden op de markt waaronder de concurrentie plaats vindt. We onderscheiden de verschillende marktvormen aan de hand van: het aantal aanbieders, de aard van het goed, de mate van doorzichtigheid en de toetredingsmogelijkheden.

Aantal aanbieders Homogeen (aard van goed) Heterogeen (aard van goed)

één Monopolie XXX
Weinig Homogeen oligopolie Heterogeen oligopolie
Veel Volledige concurrentie Monopolistische concurrentie

Bij volledige concurrentie geldt: veel aanbieders van een homogeen goed opereren op een transparante markt en hebben vrije toetreding.
Bij een monopolie gaat het om één aanbieder van een goed waarvoor geen substituten bestaan.
Bij een oligopolie gaat het om enkele aanbieders van een homogeen of heterogeen goed die opereren op een niet-transparante markt, toetreding is niet mogelijk.

Een monopolist heeft de volgende reden om een niet te hoge prijs te vragen:
· Bij een hoge prijs kopen de consumenten minder dan bij een lage prijs.
· Het risico is groot dat consumenten op zoek gaan naar subsidiegoederen gaan ontwikkelen
· Er is altijd risico dat anderen zich op de markt gaat vestigen

Op een oligopolische markt kunnen starre prijzen, een prijzenoorlog een kartelvorming de concurrentieverschijnselen zijn.

Hoofdstuk 3 Waar bemoeit de overheid zich mee?
Er zijn (bemoei)goederen waarvan de overheid het gebruik wil ontmoedigen zoals drugs, sigaretten en alcohol. Methoden die hiervoor gebruikt worden zijn: het gebruik verbieden, voorlichting geven, het stellen van kwaliteitseisen en het goed duurder maken. Ook zijn er goederen waarvan de overheid het gebruik wil stimuleren.

Hoe perfecter de markt is hoe efficiënter de beschikbare middelen gebruikt zullen worden. De overheid voert daarom een mededingingsbeleid gericht op het bevorderen en instandhouden van gezonde concurrentie. In de mededingingswet staat dat het verboden is kartelafspraken te maken en misbruik van een economische machtspositie.


Er wordt een maximumprijs ingesteld om de consument te beschermen. Bij een maximumprijs ontstaat een vraagoverschot. De overheid moet zorgen voor een distributiestelsel en maatregelen treffen om de productie te stimuleren.

Er wordt een minimumprijs ingesteld om de producent te beschermen. Bij een minimumprijs ontstaat een aanbodoverschot. De overheid moet zorgen voor een vergunningsstelsel of het vast stellen van een quotum.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.