Hoofdstuk 1. De kledingmarkt
Omzet = prijs x afzet
Omzetindex = (prijsindex x afzetindex) : 100
Afzet = verkochte hoeveelheid
Volume = verkochte OF geproduceerde hoeveelheid
Hoofdstuk 2. Opzoek naar een spijkerbroek
Ceeris paribus = alles wat constant wordt gesteld en dus niet veranderd wanneer de productie stijgt of daalt. Dingen die bijv. gelijk blijven wanneer de prijs stijgt zijn: de prijs van andere goederen of het inkomen.
Normaal goed = bijv. wanneer het inkomen stijgt, kan er meer gekocht worden en wordt er dus ook meer gekocht.
Inferieur goed = bijv. wanneer het inkomen stijgt wordt bij dezelfde prijs minder gevraagd, bijv. producten die niet meer nodig zijn wanneer het inkomen hoger is (bepaalde huismerken ofzo)
Substitueerbaar goed = bijv. de prijs van bijvoorbeeld Coca Cola stijgt à de vraag naar Pepsi zal dan automatisch stijgen
Complementair goed = bijv. prijs van het ene goed stijgt, dus de vraag neemt af, dit gebeurt dan automatisch ook met het andere goed, bijvoorbeeld een auto en benzine
Prijselasticiteit van de vraag (Ev) = hoeveel procent verandert Qv als P met bijv. 1 procent stijgt
Ev = (procentuele verandering Qv): (procentuele verandering P)
OF
Ev = (verandering Qv) : (verandering P) x (P : Qv)
Wanneer Ev:
- Ligt tussen -1 en 0 à inelastisch (primaire goederen)
- Kleiner dan -1 à elastisch (luxe goederen)
- Is 0 à volkomen inelastisch (super noodzakelijke goederen)
- Is -1 à procentuele verandering Qv is gelijk aan procentuele verandering P
Kruislingse prijselasticiteit (Ek) = hoeveel procent verandert Qv (van bijv. kersen) als de P (van bijv. druiven) met 1 procent verandert (invloed van een ander goed)
Ek = (procentuele verandering Qv kersen) : (procentuele verandering P druiven)
OF
Ek = (verandering Qv kersen) : (verandering P druiven) x (P druiven : Qv kersen)
Wanneer Ek:
- Groter is dan 0 à substitueerbare goederen (prijs druiven duurder, minder druiven kopen, meer kersen kopen. Nu kun je denken aan Coca Cola en Pepsi)
- Kleiner is dan 0 à complementaire goederen (prijs van B wordt duurder, minder B kopen, dus automatisch minder A nodig. Denk aan auto en benzine of shag en vloeitjes)
Inkomenselasticiteit (Ey) = hoeveel procent verandert Qv (van bijv. mobiele telefoons) als het inkomen van de consument met bijv. 1 procent verandert
Ey = (procentuele verandering vraag naar mobiele telefoons) : (procentuele verandering inkomen)
OF
Ey = (verandering Qv) : (verandering inkomen (Y)) x (Y : Qv)
Wanneer Ey:
- Kleiner is dan 0 à inferieure goederen (denk aan primaire goederen zoals gehakt en aardappelen)
- Groter is dan 0 à normale goederen
- Tussen de 0 en 1 ligt à vraag is inelastisch (bij normale primaire goederen)
- Groter dan 1 is à vraag is elastisch (bij luxe goederen)
Bij een normaal goed – Qv stijgt wanneer Y stijgt
Bij een inferieur goed – Qv daalt wanneer Y stijgt
Wet van Engel = als het inkomen stijgt, dan stijgen de uitgaven aan voedsel, maar daalt het percentage van het inkomen wat aan voedsel wordt uigegeven.
Hoofdstuk 3. Spijkerbroeken te koop
Kosten
TK
Totale Kosten
TK = TVK + TCK
(Totale variabele kosten + totale constante kosten)
GVK
Gemiddelde variabele kosten
GVK = TVK : q
(Totale variabele kosten : hoeveelheid)
GCK
Gemiddelde constante kosten
GCK = TCK : q
(Totale constante kosten : hoeveelheid)
GTK
Gemiddelde totale kosten (kostprijs)
GTK = TK : q
(Totale kosten : hoeveelheid)
MK
Marginale kosten
MK = rTVK : rq
(Verandering totale variabele kosten : verandering hoeveelh.)
of MK = rTK : rq
(Verandering totale kosten : verandering hoeveelheid)
of Afgeleide van TK of van TVK
Opbrengst
TO
Totale Opbrengst
(= omzet)
TO = P x X
(Prijs x afzet)
of TO = P x Q
(Prijs x hoeveelheid)
GO
Gemiddelde Opbrengst
(verkoopprijs per product)
GO = P
(Gemiddelde opbrengst is de prijs)
MO
Marginale opbrengst (extra opbrengst als één extra product verkocht wordt)
MO = rTO : rX
(Verandering totale opbrengst : verandering afzet)
of MO = afgeleide van TO-functie
Winst
TW
Totale Winst
TW = TO – TK
(Totale opbrengst – totale kosten)
GW
Gemiddelde winst
Winst per product
Winstmarge
GW = TW : X
(Totale winst : afzet)
of GW = GO – GTK
(Verkoopprijs per product – kostprijs)
MW
Marginale winst (extra winst als één extra product verkocht wordt)
MW = rTW : rX
(Verandering totale winst : verandering afzet)
of MW = afgeleide TW-functie
of MW = MO – MK
(Marginale opbrengt – marginale kosten)
Aanbodelasticiteit (Ea) = hoe sterk de aangeboden hoeveelheid verandert als de prijs verandert (is altijd positief)
Ea = procentuele verandering Qa : procentuele verandering P
Hoofdstuk 4. De productie van een spijkerbroek
Proportionele variabele kosten
Als Q stijgt, stijgen de Totale Variabele Kosten (TVK) met hetzelfde bedrag mee.
Bijv. TVK = 8Q
-Q stijgt steeds met 1
-TVK stijgt steeds met 8
-GVK en MK blijven dan gelijk
Progressief variabele kosten
Als Q stijgt, stijgen de Totale Variabele Kosten (TVK), steeds sneller.
Bijv. TVK = 8Q²
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden