Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Lesbrief consument en producent

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1138 woorden
  • 11 februari 2007
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Lesbrief consument en producent. Hoofdstuk 1 Het marktaandeel van een merk geeft aan wat de verhouding is tussen de afzet van een merk en de afzet van een productvorm
Het marktaandeel van Coca Cola op de colamarkt, bereken je als volgt: Marktaandeel Coca Cola = afzet Coca Cola
Totale cola-afzet x 100% Het marktaandeel kan ook op basis van de omzet gemeten worden: Marktaandeel Coca Cola = omzet Coca Cola
Totale cola-omzet x100% Een ander woord voor voorkeur is preferentie

Individuele reclame: een bedrijf maakt reclame voor een eigen merk. Collectieve reclame: bedrijven maken samen reclame voor een bepaald product. Bijvoorbeeld appels. Door het voeren van individuele reclame proberen bedrijven de behoeften en voorkeuren van consumenten te beïnvloeden. Prijsvraaglijn is in het algemeen dalend: hoe lager de prijs, hoe groter de gevraagde hoeveelheid. Factoren die het koopgedrag veranderen: - prijs - inkomen - behoeften - voorkeuren
verschuiving langs de vraaglijn: als de prijs lager wordt neemt de gevraagde hoeveelheid toe maar de lijn blijft het zelfde. Als er meer mensen het product kopen bij de zelfde prijs verschuift de hele lijn naar rechts. Redenen voor het verschuiven van een vraaglijn: - het aantal vragers verandert - de prijzen van andere goederen veranderen - het inkomen van de consumenten verandert - de behoeften en voorkeuren van de consumenten veranderen. Elasticiteit: het verband tussen oorzaak en gevolg uitgedrukt in getallen. Elasticiteit = relatieve verandering gevolg
Relatieve verandering oorzaak
3 verschillende soorten elasticiteiten: - de prijselasticiteit van de vraag; deze geeft aan in welke mate de gevraagde hoeveelheid van een goed reageert op een verandering van de prijs van dat goed. - De inkomenselasticiteit van de vraag: deze geeft aan in welke mate de gevraagde hoeveelheid van een goed reageert op een verandering van het inkomen. - De prijselasticiteit van het aanbod: deze geeft aan hoe sterk de aangeboden hoeveelheid van een goed reageert op een verandering van de prijs van dat goed. De prijselasticiteit van de vraag (Ev) = procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid (Qv) Procentuele verandering van de prijs (P) De vraag naar een goed is prijselastisch bij niet zo noodzakelijke goederen als dure vakanties en kostbare sieraden. Meer dan -1.. De vraag naar een goed is prijsinelastisch bij noodzakelijke goederen zoals brood, melk en veel. Tussen 0 en 1
Bedrijven meten hun verkopen op 2 manieren. - verkopen meten in hoeveelheden (aantallen, stuks, kilo’s) dit noemen we de afzet - de waarde van hun verkopen meten. De waarde is de hoeveelheid x de prijs per eenheid. Dit noemen we de omzet. Als de vraag inelastisch is, dan stijgt de omzet als de prijst stijgt, omdat de prijsstijging relatief groter is dan de daling van de gevraagde hoeveelheid. Negatief extern effect: bijkomende effecten van productie en consumptie die niet in de (kost)prijs tot uitdrukking komen. Met andere woorden: de veroorzaker van het negatieve externe effect hoeft degene die er last van heeft niets te betalen. Duurzame ontwikkeling: (economische) ontwikkeling die niet ten koste gaat van toekomstige generaties en het milieu. Hoofdstuk 2: Redenen voor verschuiving van de aanbodlijn: - de productiekosten van het product veranderen - natuurlijke omstandigheden - verandering van het aantal aanbieders. Break-evenafzet: de afzet waarbij de kosten precies gedekt zijn. TO = TK (totale omzet = totale kosten) Totale omzet = afzet x verkoopprijs
Constante kosten: kosten die in totaal niet afhangen van de productie omvang. Voorbeeld: aanschaf machines. Variabele kosten zijn kosten die in totaal wel afhangen van de productieomvang. Voorbeeld: grondstoffen Hoofdstuk 3: Concrete markt: een markt waar vragers en aanbieders elkaar werkelijk ontmoeten. Abstracte markt: een abstracte markt omvat het geheel van vraag en aanbod en is niet gebonden aan een bepaalde plaats. Functies van een mark: - vragers en aanbieders komen bij elkaar - er komt een prijs tot stand
homogeen product: wanneer het voor de consument niet uitmaakt van welke aanbieder het product afkomstig is. Voorbeeld: ruwe olie en geld en aandelen

heterogeen product: producten die verschillend zijn van elkaar. Het gaat niet alleen om de kenmerken van het product zelf, maar ook om de service van een bedrijf en het imago van het merk. Voorbeeld: Bier. Op een markt met homogene producten is de marktmacht van de individuele producent kleiner dan op een markt met heterogene producten. Er zijn 4 verschillende marktvormen:  volkomen concurrentie (= volledige mededinging) kenmerken: - veel vragers - veel aanbieders - homogene goederen zijn
het komt nauwelijks voor omdat: - er alleen sprake is van volkomen concurrentie indien de individuele aanbieder geen enkele invloed heeft op de prijs - er is eigenlijk nooit sprake van echt homogene producten.  Monopolistische concurrentie
Kenmerken: - veel vragers - veel aanbieders - heterogene producten
voorbeeld: horeca. Bedrijven hebben op deze markt in beperkte mate invloed op de prijs.  Oligopolie
Kenmerken: - veel vragers - enkele aanbieders. Producten kunnen homogeen en heterogeen zijn. Voorbeeld: benzinemarkt. Oligopolisten hebben enige vrijheid in het vaststellen van hun verkoopprijzen, maar moeten terdege rekening houden met de concurrenten. Oligopolisten zijn dus in beperkte mate prijszetter.  Monopolie. Kenmerken: - veel vragers - één aanbieder
Op een markt met monopolie stelt de individuele aanbieder de prijs zelf vast. Maketingmix omvat een aantal instrumenten, de marketinginstrumenten, die bedrijven gebruiken in de concurrentiestrijd. 4 marketinginstrumenten: - Prijs - productiebeleid - promotiebeleid - plaatsbeleid
Productiebeleid: Het is belangrijk dat het product dat geleverd wordt aantrekkelijk is voor de afnemers. Goede kwaliteit of speciale eigenschappen. Ook het verlenen van service en garantie valt onder productiebeleid. Innovatie: het ontwikkelen en in productie nemen van nieuwe producten en productieprocessen. Productdifferentiatie: bedrijven passen producten aan, aan de wensen van verschillende doelgroepen. Promotiebeleid: Dit beleid is erop gericht om een product en de eigenschappen van een product onder de aandacht van potentiële afnemers te brengen. Reclame bijvoorbeeld. Consumentenorganisaties geven voorlichting over producten en vertellen waar je het beste een product kunt kopen. Verder helpen ze je als je in een juridisch conflict bent en consumentenorganisaties beïnvloeden de politiek zodat er wetten worden aangenomen die de positie van de consument verbeterd. Hoofdstuk 4: Vraagoverschot: de gevraagde hoeveelheid is groter dan de aangeboden hoeveelheid. De prijs stijgt dan en daardoor neemt de gevraagde hoeveelheid af. Werking van marktmechanisme: Op een markt met volkomen concurrentie komen evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid tot stand. Omdat bij een vraagoverschot de prijs zal stijgen en bij een aanbodoverschot de prijs zal dalen zal uiteindelijk de prijs ontstaan waarbij de gevraagde en de aangeboden hoeveelheid precies aan elkaar gelijk is. Prijskartel: als er afspraken worden gemaakt over de prijzen Hoofdstuk 5: De overheid kan op verschillende manieren het consumentengedrag en het producentengedrag beïnvloeden: - belastingen - voorlichten - stellen van kwaliteitseisen - verbieden van bepaalde producten. Bemoeigoederen: goederen waarvan de overheid het gebruik wil stimuleren of waarvan de overheid het gebruik juist wil afremmen. Met accijns en heffingen wil de overheid het gedrag van consumenten en producenten beïnvloeden. Een maximumprijs is lager dan de evenwichtsprijs en is er om de consumenten te beschermen. Minimumprijzen beschermen de producent.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.