Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 7, Het buitenland

Beoordeling 7.3
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vwo | 616 woorden
  • 29 juli 2008
  • 13 keer beoordeeld
Cijfer 7.3
13 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
EC 7 Het buitenland

7.1 Internationale handel


Invoer (import) = het kopen van producten in het buitenland
Importeurs = bedrijven die zich bezighouden met het kopen van producten in het buitenland
Uitvoer (export)= het verkopen van producten aan het buitenland
Expoteurs = bedrijven die zich bezighouden met het verkopen van producten aan het buitenland

Nederland onderhoudt economische betrekkingen met het buitenland.
Gesloten economie hebben = geen / weinig handel drijven met het buitenland y = C + O

Open economie hebben = veel handel drijven met het buitenland
y= C + O + (E - M)
y = nationaal inkomen van een land
C = consumptie
O = overheidsuitgaven
E = export
M = import

Redenen waarom een land producten importeert:
1. kwaliteit van buitenlandse producten is beter
2. grondstoffen, noodzakelijk voor de productie, zijn in eigen land niet voorhanden
3. klimaat leent zich niet voor de teelt van bepaalde gewassen
4. producten zijn goedkoper

Als een Nederlands dienstverlenend bedrijf een opdracht uitvoert voor een buitenlandse opdrachtgever, valt dat onder Nederlandse export. Een land kan dus ook diensten exporteren.

Internationale handel = landen verhandelen met elkaar goederen en/of diensten

Concurentie = Binnen- en buitenlandse bedrijven die onderling strijden om producten zo goed mogelijk en voor een zo aantrekkelijk mogelijke prijs te koop aan te bieden
Internationale concurrentiepositie = positie van een land tegenover een ander land op het gebied van concurrentie
Internationale arbeidsverdeling = Producten worden gemaakt in landen waar de omstandigheden, bijv. arbeidskosten, aanwezigheid van grondstoffen of het klimaat het gunstigst zijn

7.2 De Europese markt

Europese Unie (EU) = organisatie van een groep landen die samenwerken op politiek en economisch terrein
Het belangrijkste doel bij het bevorderen van de handel in de aangesloten landen is het tot stand brengen van een vrij verkeer van goederen, diensten, geld en personen.
Vrijhandel = situatie waarbij aan de onderlinge grenzen van landen geen belemmeringen voor de handel bestaan
- koopkracht stijgt
- grotere variatie aan artikelen
Invoerrecht = belasting die aan de grens betaald moet worden door degene die het product invoert
EMU = Economische en Monetaire Unie
Protectionisme = alle maatregelen die een overheid neemt om bedrijven in het eigen land te beschermen tegen buitenlandse concurrentie
- Invoerrechten prijs van buitenlandse producten wordt kunstmatig verhoogd door een speciale belasting
- Contingentering overheid bepaalt een maximale hoeveelheid die mag worden ingevoerd

- Exportsubsidie overheid versterkt de concurrentiepositie van de eigen bedrijven door een subsidie te geven op de exportproducten; de prijs van de producten wordt kunstmatig laag gehouden

Handelsoverschot = inkomsten van de uitvoer van goederen en diensten overtreffen de uitgaven aan de invoer van goederen en diensten

7.3 Ontwikkelingslanden

WTO = World Trade Organisation, organisatie die probeert de invoerrechten op eindproducten uit ontwikkelingslanden te verlagen, zodat deze landen niet belemmerd worden door de hoge invoerrechten
Ontwikkelingsland = Land waar de economie veel minder goed ontwikkeld is dan in de rijke landen
Er is sprake van een zeer ongelijke inkomensverdeling.
De snelle bevolkingstoename zorgt ervoor dat het gemiddelde inkomen per inwoner laag blijft.
Monocultuur = land is voor de inkomsten afhankelijk van een of enkele producten
Kinderarbeid komt in arme landen regelmatig voor.
De productie in ontwikkelingslanden is laag, oorzaken:
- gebrekkige scholing van de beroepsbevolking
- onvoldoende infrastructuur
- onvoldoend inkomsten om te kunnen investeren in nieuwe/ moderne machines
- gebrek aan kennis en geld

1. laag inkomen
2. geen geld om te investeren
3. eenvoudige productie

4. lage arbeidsproductiviteit
5. geen belasting invoerrechten, verbod export

7.4 Ontwikkelingssamenwerking

Knowhow = vakkennis
Ontwikkelingssamenwerking = Hulp van de rijke landen aan ontwikkelingslanden ter verbetering van hun leefsituatie
Wereldwinkel = winkel met producten die in ontwikkelingslanden zijn geproduceerd met grondstoffen uit dat land
Structurele hulp = hulp die niet alleen de gevolgen van onderontwikkeling bestrijdt, maar ook de oorzaken ervan probeert weg te nemen.
Noodhulp = hulp om plotseling ontstane problemen op korte termijn op te lossen
Wereldbank = Speciale bank die tegen een lage rente leningen verstrekt aan ontwikkelingslanden, winst maken staat niet voorop, wordt gefinancieerd door de rijke landen

REACTIES

M.

M.

Superbedankt!
Xo

11 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.