Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 6

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1186 woorden
  • 25 juni 2012
  • 29 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
29 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Paragraaf 6.1: Inkomen en vraag

Besteedbaar inkomen en bestedingen

Besteedbaar inkomen =

Bruto arbeidsinkomen ( loon, toegerekend loon zelfstandigen, courtage voor makelaars, honoraria voor artsen en advocaten, royalty’s voor tekstschrijvers)

+ Bruto inkomen uit bezit ( rente over spaargeld en beleggingen, huur voor verhuurde panden, pacht voor verpachte grond, winst voor bedrijfseigenaren)

+ Overdrachtsinkomen ( inkomens die mensen krijgen van de overheid

zonder dat er een tegenprestatie tegenover staat, bijv. sociale uitkeringen

AOW, WW, bijstand, verder toeslagen, kinderbijslag, studiefinanciering)

- Belastingen

- Premies

- Overige inhoudingen ( spaarloon, levensloopregeling, pensioenpremie, enz.)

Mensen met een laag inkomen geven relatief ( naar verhouding, %) veel uit aan voeding en woonlasten. Mensen met een hoog inkomen geven relatief veel uit aan ontwikkeling, ontspanning en verkeer.

Budgetonderzoek: afgenomen door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS). Dit is een steekproefsgewijs onderzoek naar het uitgavenpatroon van gezinnen.

Inkomen en gevraagde hoeveelheid

Primaire goederen (noodzakelijke goederen): voeding en wonen. Je koopt naar verhouding minder primaire goederen als je inkomen stijgt.

Luxegoederen koop je meer dan evenredig als je inkomen stijgt.

Inkomensvraagcurve: een lijn die het verband aangeeft tussen het inkomen van consumenten en de hoeveelheid goederen die zij willen kopen. (blz. 145)

In deze curve wordt alleen het verband tussen het inkomen en de vraag weergegeven. Andere zaken zijn weggelaten zoals prijs en kwaliteitsveranderingen. Dit noemen we ceteris paribus: onder gelijkblijvende overige omstandigheden.

Degressief verloop: de stijging wordt steeds kleiner.

Progressief verloop: de stijging verloopt meer dan evenredig.

Evenredig: de stijging verloopt in een hoek van 45º.

Drempelinkomen is het minimale inkomen voordat een bepaald goed wordt gekocht.

Inferieure goederen: de goedkopere producten. Op het moment dat je inkomen stijgt ga je steeds minder inferieure goederen kopen, zoals gehakt, goedkope kleding, enz. Je vervangt dit door duurdere producten. (curve blz. 146)

Inkomensonafhankelijke producten:als je inkomen verandert ga je hier niet meer of minder van kopen, zoals verplichte basispakket van de zorgverzekering of de WA verzekering voor autobezitters. (curve blz. 146)

Inkomensvraagcurve tekenen in een grafiek

Een inkomensvraagcurve tekenen vanuit een wiskundige vergelijking. (blz. 147)

Verschuivingen inkomensvraagcurve

Verschuiving langs de inkomensvraaglijn: de wiskundige vergelijking blijft hetzelfde, maar er geldt een ander punt op de lijn.

Verschuiving van de inkomensvraaglijn: de wiskundige formule verandert en daardoor verschuift de inkomensvraaglijn.

Oorzaken verschuiving inkomensvraaglijn naar boven:

- Prijs product omlaag, bij hetzelfde inkomen kun je meer producten kopen.

- Daling prijs complementaire goederen: (zonder printpapier heb je niets aan een printer). Als een goed in prijs daalt heb je meer over voor het andere goed.

- Stijging van de prijs van substitutiegoederen: (concurrerende goederen die een goed kunnen vervangen). Als Lays chips te duur wordt is een Crocky een mogelijke vervanger.

- Daling belasting- en sociale premies tarieven: meer koopkracht, dus de vraag neemt toe.

- Daling van de rentestand: minder sparen, meer lenen (wordt goedkoper), de vraag naar goederen stijgt.

- Invloed van reclame: goede marketingcampagne kan de vraag laten toenemen.

Paragraaf 6.2: Inkomenselasticiteit van de vraag

De inkomenselasticiteit van de vraag (Eiv) geeft aan met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid van een product verandert als het inkomen met 1% verandert.

Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid

Eiv = Procentuele verandering van het inkomen

Uitkomst van de Eiv:

Bij primaire goederen: 0 < Eiv < 1 de vraag is inkomensinelastisch

Bij luxegoederen: Eiv > 1 de vraag is inkomenselastisch

Bij inferieure goederen: Eiv < 1

Bij inkomensonafhankelijke goederen: Eiv = 0 de vraag is volstrekt inkomensinelastisch

Ondernemers willen het effect van een inkomensverandering weten op hun afzetmogelijkheden.

De overheid wil weten welke veranderingen er optreden in de verkopen van de bedrijven. Dit heeft gevolgen voor de belastingopbrengsten van de overheid.

Paragraaf 6.3: Prijs en marktvraag

Een prijsvraagcurve geeft het verband weer tussen de prijs van een goed en de gevraagde hoeveelheid van het goed.

Normaal gesproken zal de vraag dalen bij een prijsstijging en omgekeerd, de vraag stijgt bij een prijsdaling.

Prijsvraagcurve bij primaire goederen: een steil verloop (blz. 153)

De gevraagde hoeveelheid verandert niet veel bij een verandering van prijs, de mensen blijven de producten kopen omdat ze nodig zijn om in leven te blijven.

Prijsvraagcurven bij luxegoederen: een vlak verloop (blz. 153)

Prijsveranderingen hebben grote gevolgen.

Prijsvraagcurve bij prijsonafhankelijke goederen: vraag verandert niet.

De lijn verloopt verticaal. (blz. 154)

Prijsvraagcurve van giffengoederen: verloop zie blz. 154.

Bij een prijsdaling stijgt in eerste instantie de vraag, bij een verder prijsdaling zal de vraag afnemen. In dat laatste geval neemt het reële inkomen toe en hij besluit duurdere goederen te gaan kopen.

Voorbeelden van Giffengoederen:

• Inferieure goederen: in eerste instantie zul je meer gaan kopen als de prijs daalt. Maar als de prijs nog verder daalt is je reële inkomen gestegen zodat je meer luxegoederen kunt kopen.

• Duurzame consumptiegoederen: een hoge prijs suggereert een goede kwaliteit. Dus als de prijs te laag wordt kopen mensen het goed niet meer.

• Antiek, postzegels, kunst en andere beleggingsobjecten: bij deze producten wordt de reële waarde behouden, dus beleggen ze alleen bij hogere prijzen.

Individuele prijsvraagcurve: dit is de prijsvraagcurve van een persoon. Deze curve is voor iedereen verschillend.

Als we alle curven van individuen bij elkaar optellen wordt er een collectieve prijsvraagcurve gevormd. Dit gaan we weergeven in een lineaire vergelijking en dan krijgen we een rechte lijn. (blz. 156)

Oorzaken van een verschuiving van de prijsvraagcurve naar rechts:

• Toename van het aantal consumenten door bevolkingsgroei, reclame, enz.

• Toename van het inkomen van consumenten.

• Stijging van de prijs van substitutiegoederen.

• Daling van belasting- en premietarieven.

• Daling van de rentestand.

• Kwaliteitsverbetering van het product.

Verschuiving langs de prijsvraagcurve:

Als de prijs van een goed verandert zal de gevraagde hoeveelheid veranderen en komt er een andere prijs-hoeveelheidcombinatie tot stand.

Paragraaf 6.4: Prijselasticiteit van de vraag

De prijselasticiteit van de vraag Epv geeft aan met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid verandert als de prijs met 1% verandert.

Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid

Epv = Procentuele verandering van de prijs

Uitkomst van de Epv:

Bij primaire goederen: -1 < Epv < 0 de vraag is prijsinelastisch

Bij luxegoederen: Epv < -1 de vraag is prijselastisch

Bij giffengoederen: Epv > 0

Bij inkomensonafhankelijke goederen: Epv = 0 de vraag is volstrekt prijsinelastisch

Prijselasticiteit en de omzet:

Bij een prijselastische vraag stijgt de omzet bij een prijsdaling en omgekeerd zal de omzet dalen bij een prijsstijging.

Bij een prijsinelastische vraag daalt de omzet bij een prijsdaling en een prijsstijging zal tot een omzetstijging leiden.

De kruisprijselasticiteit van de vraag (Ekv) geeft aan met hoeveel procent de gevraagde hoeveelheid van het ene product verandert als de prijs van het andere product met 1% verandert.

Procentuele verandering van de gevraagde hoeveelheid van goed x

Ekv = Procentuele verandering van de prijs van goed y

Als de prijs van goed x stijgt dan zal de vraag naar goed y toenemen bij substitutiegoederen.

Bij complementaire goederen is het anders, als koffie goedkoper wordt zal de vraag naar koffie stijgen maar ook de vraag naar koffiemelk.

Bij substitutiegoederen: Ekv > 0

Bij complementaire goederen: Ekv < 0

Paragraaf 6.5: Consumentensurplus

Het consumentensurplus is het verschil tussen de prijs die consumenten bereid zijn te betalen en de werkelijke marktprijs.

Het surplus zal stijgen als het inkomen stijgt of als de prijs van een goed daalt (blz. 163). Hoe groter het consumentensurplus hoe groter de welvaart.

Door de inkomensstijging verschuift de prijsvraagcurve naar rechts.

REACTIES

F.

F.

Echt een lekkere samenvatting

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.