Eindexamens 2024

Wij helpen je er doorheen ›

Hoofdstuk 4 en 5 Arbeidsmarkt

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 1459 woorden
  • 31 augustus 2005
  • 34 keer beoordeeld
Cijfer 7
34 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu
Economie de arbeidsmarkt hoofdstuk 4 en 5 Hoofdstuk 4 4.1 Werkgelegenheid in Nederland Alleen een opdracht 4.2 Verschuivingen in de werkgelegenheid Als de totale productie stijgt zijn er meer werknemers nodig, als elke werknemer evenveel blijft maken. Als de arbeidsproductiviteit stijgt, dus als een werknemer per tijdseenheid meer produceert, zijn er minder werknemers nodig om dezelfde hoeveelheid producten te maken. Productie= werkgelegenheid x arbeidsproductiviteit
Werkgelegenheid= productie : arbeidsproductiviteit

Arbeidsproductiviteit= productie : werkgelegenheid
Indexcijfer productie= indexcijfer werkgelegenheid x indexcijfer arbeidsproductiviteit
100
Indexcijfer werkgelegenheid= indexcijfer productie x 100
indexcijfer arbeidsproductiviteit
Indexcijfer arbeidsproductiviteit= indexcijfer productie x 100
Indexcijfer werkgelegenheid
Innovatie= het vernieuwen van producten en productieprocessen
Aantekeningen
Arbeidsproductiviteit= gemiddelde productie per werknemer in een bepaalde periode
Werkgelegenheid= geeft aan hoeveel mensen daadwerkelijk arbeid verrichten (werknemers+zelfstandigen) Productie= totaal aantal geproduceerde hoeveelheid
Er is een verband tussen deze 3 begrippen: Productie Werkgelegenheid (in personen) Arbeidsproductie
Bedrijf A 1.000.000 500 ? Bedrijf B ? 400 3.000

Bedrijf C 1.500.000 ? 2500
Arbeidsproductiviteit= productie : werkgelegenheid = 1.000.000 : 500= 2.000
Productie= werkgelegenheid x arbeidsproductiviteit = 400 x 3.000= 1.200.000
Werkgelegenheid= productie : arbeidsproductiviteit = 1.500.000 : 2.500= 600 4.3 Mens of machine Investeren= het kopen van kapitaalgoederen door bedrijven. (machines, gebouwen, transportmiddelen, pc’s enz.) Kapitaalgoederen= ook wel kapitaal. Machines, gebouwen enz.) Consumeren= als een gezin goederen of diensten koopt. Met gezin wordt iedereen bedoeld, ook alleenstaanden. Wordt bij de productie meer arbeid ten opzichte van machines ingeschakeld, dan wordt de productie arbeidsintensiever. Andersom noemen we substitutie (vervanging) van arbeid door kapitaal. De productie wordt kapitaalintensiever. Als de arbeidskosten sneller stijgen dan de kapitaalkosten, kunnen bedrijven de productie kapitaalintensiever maken. Dit komt omdat kapitaal arbeid zal verdringen/vervangen op het moment dat produceren met kapitaal goedkoper wordt dan met arbeid. Diepte-investering= aanschaffen van betere kapitaalgoederen. Voorbeeld: Machines. Met andere woorden, de arbeidsproductiviteit stijgt. Breedte-investering= vervanging van bestaande kapitaalgoederen. Met andere woorden de arbeidsproductiviteit blijft hetzelfde. Aantekeningen
Produceren/productie= het maken van goederen en diensten om de behoeft te bevestigen. Productie: 1. Arbeidsintensief: veel arbeid in verhouding tot kapitaal. Vb. Onderwijs, zorg en welzijn
2. Kapitaalintensief: veel kapitaal in verhouding tot arbeid 4.4 Hier of daar Er zijn 2 manieren waarop productie naar het buitenland verplaatst kan worden: 1. Het sluiten van een vestiging in bijvoorbeeld Nederland en gelijktijdig openen van een vergelijkbare vestiging in bijvoorbeeld Indonesië. Dit komt vooral voor bij multinationals. 2. Bedrijven uit bijvoorbeeld Nederland worden weggeconcurreerd door bedrijven uit lagelonenlanden. multinational= een onderneming met productievestigingen in diverse landen. (Philips, Shell, Coca-Cola en IBM) Concurrentiepositie= het vermogen om beter en/of goedkoper te kunnen produceren dan concurrenten. Aantekeningen
Belangrijkste wapen in de concurrentiestrijd is de prijs. De verkoopprijs is afhankelijk van de kosten die je maakt. Als je de kostprijs (toegestane kosten per eenheid product) laag kunt houden, kun je de verkoopprijs in verhouding ook laag houden. Voorbeeld: Situatie 1 Situatie 2

Grondstoffen €10 Grondstoffen €10
Lonen €40 Lonen €20
Machinekosten €20 Machinekosten €30
Kostprijs €70 Kostprijs €60
Winstopslag €35 Winstopslag €30
Verkoopprijs €105 Verkoopprijs €90
Conclusie: Als de kostprijs daalt ->verkoopprijs daalt -> concurrentie positie t.o.v het buitenland verbeterd -> afzet stijgt -> productie stijgt ->werkgelegenheid stijgt 4.5 Hoge lonen, meer bestedingen T kleine stukkie ff lezen… voor de rest is opdracht 4.6 Loonkosten in Nederland Alleen opdrachten 4.7 Zelftest Die vragen ff doorkijken Hoofdstuk 5 5.1 Werkloosheid in Nederland Alleen opdrachten 5.2 Werkloosheid gemeten Je bent officieel werkloos als: 1. Je 16 tot en met 64 jaar bent
2. Je niet of minder dan 12 uur per week werkt
3. Je werk zoekt voor minstens 12 uur per week
4. Je bent ingeschreven bij het CWI

5. Je binnen 2 weken aan de slag kunt gaan
Je bent officieel werkloos als je aan alle criteria voldoet. Verborgen werklozen= mensen die wel zouden willen werken, maar niet bij het CWI staan ingeschreven. Aanzuigeffect= het aanbod van arbeid neemt toe. Dit is in een periode dat het goed gaat met de economie
Ontmoedigingseffect= het aantal verborgen werklozen neemt toe waardoor het aanbod van arbeid afneemt. Dit is in een periode van economische teruggang. Verborgen werkgelegenheid= werkgelegenheid die niet in de officiële cijfers tot uiting komt. Bijvoorbeeld zwart werk, vrijwilligerswerk
Door het ontmoedigingseffect daalt de officiële werkloosheid en stijgt de verborgen werkloosheid
Door het aanzuigeffect stijgt de officiële werkloosheid en daalt de verborgen werkloosheid 5.3 Oorzaken van werkloosheid Frictiewerkloosheid: Werkloosheid die ontstaat omdat het tijd kost voor een werknemer om een baan te vinden als je van school komt of pas ontslagen bent. Seizoenswerkloosheid: Werkloosheid die ontstaat omdat bepaalde bedrijven in bepaalde seizoenen niet of minder produceren. Kwalitatieve structuurwerkloosheid: Werkloosheid die ontstaat doordat er andere soorten arbeid gevraagd wordt dan dat er aangeboden wordt. Het kan dus te maken hebben met verschillen in de opleidingen en capaciteiten die door werkgevers gevraagd worden en die werklozen hebben. Het kan ook een regionale oorzaak hebben: bijvoorbeeld als er verplegers werkloos zijn in het oosten van het land, terwijl er tegelijkertijd in het zuiden een tekort aan verplegend personeel is. Kwantitatieve structuurwerkloosheid: Werkloosheid die ontstaat als er te weinig kapitaalgoederen zijn ten opzichte van de aangeboden hoeveelheid arbeid. Volgende oorzaken: - Arbeidsplaatsen verdwijnen omdat werknemers worden vervangen door machines. - Arbeidsplaatsen verdwijnen door reorganisaties in bedrijven die efficiënter willen werken. - Arbeidsplaatsen verdwijnen omdat bedrijven hun productiecapaciteit verplaatsten naar het buitenland - Arbeidsplaatsen verdwijnen omdat de winsten van bedrijven zijn ingezakt - Arbeidsplaatsen verdwijnen omdat het product niet meer verkocht wordt. - Arbeidsplaatsen verdwijnen omdat sommige producten te duur zijn. Productiecapaciteit= de maximaal mogelijke productie in een bepaalde periode. Conjunctuurwerkloosheid: Wordt veroorzaakt doordat er te weinig besteedt wordt. Bezettingsgraad= werkelijke productie: productiecapaciteit x 100% Als de vraag naar een bepaald product afneemt en het bedrijf verdwijnt, is er sprake van kwantitatieve structuurwerkloosheid. Als de vraag naar alle producten samen afneemt, 0ntstaat er conjuncturele werkloosheid. Bij kwantitatieve structuurwerkloosheid zijn er te weinig kapitaalgoederen om de hele beroepsbevolking aan het werk te houden. Bij conjuncturele werkloosheid zijn de kapitaalgoederen er wel, maar wordt een deel van de kapitaalgoederen niet gebruikt. Schema blz 76 opdr 79 bekijken 5.4 Het bestrijden van werkloosheid Werkloosheid wordt sinds lange tijd gezien als een maatschappelijk probleem: · Met werkloosheid gebrek aan inkomen ->financiële afhankelijkheid van een uitkeringsinstantie of van een partner. · Werken is voor veel mensen een belangrijke invulling van hun leven als het gaat om sociale contacten
Maatregelen tegen conjunctuurwerkloosheid: Conjunctuurwerkloosheid is voor het eerst gesignaleerd door J.M. Keynes. Een stijgende werkloosheid leidde ertoe dat mensen minder geld te besteden hadden. De effectieve vraag daalde ->steeds meer bedrijven in problemen ->nieuwe werkloosheid, verdere daling effectieve vraag. Keynes vond dat de overheid dit moest stoppen. Twee mogelijkheden: · Overheid moet meer besteden, bijv. aanleg wegen of bouwen van scholen ->afzet en productie van wegenbouwmaatschappijen en bouwbedrijven stijgt ->werkgelegenheid stijgt. · Verlagen van belastingen of het verstrekken van subsidies. Hoe lager de belastingen, hoe meer geld de mensen over houden ->meer bestedingen ->effectieve vraag stijgt ->productie en werkgelegenheid stijgt. Maatregelen tegen kwalitatieve structuurwerkloosheid: Kan bestreden worden door de arbeidsmobiliteit te vergroten. Deze wordt groter als het aanbod van arbeid zich aanpast aan veranderingen in de vraag naar arbeid. Er zijn 3 soorten arbeidsmobiliteit. · Beroepsgroep · Regionaal · Werken/niet werken
Beroepsgroep:mensen zijn bereid om zich om te scholen/ mensen zijn bereid om een baan aan te nemen op lager niveau. Door omscholing aan te bieden kan de overheid proberen om de arbeidsmobiliteit tussen de beroepen te vergoten/ een werklozen met een hbo-opleiding neemt een baan aan waarvoor een mbo-er werd gevraagd. De overheid probeert ook deze mobiliteit te vergroten. Regionaal: mensen zijn bereid om te reizen of te verhuizen voor een baan. Deze kan vergroot worden door reiskosten of verhuiskosten te vergoeden. Mensen zijn dan sneller in staat om een baan ver van huis aan te nemen. Werken/niet werken: wordt groter als meer niet-werkenden opzoek gaan naar een baan. Maatregelen tegen kwantitatieve structuurwerkloosheid: Verlagen van de loonkosten. Ze kunnen om verschillende redenen een positief effect op de werkgelegenheid hebben: - Leiden tot lagere prijzen ->verbetering concurrentiepositie ->afzet bedrijven neemt toe - Vergroten de winstgevendheid van bedrijven. Grote winsten ->bedrijven gaan uitbreiden - Maken minder aantrekkelijk mensen te vervangen door machines - Maken het minder aantrekkelijk om productie te verplaatsen naar buitenland

Manieren om loonkosten te beperken: · Belastingen en sociale premies te verlagen · Subsidies aan bedrijven geven
Overheid kan structurele werkloosheid terugdringen door innovatie te bevorderen. Innovatie=ontwikkelen van nieuwe producten en ontwikkelen en in gebruik nemen van nieuwe productieprocessen. Ontwikkelen nieuwe producten ->betere positie op wereldmarkt
Verbeteren productieprocessen ->kosten dalen
Arbeidstijdverkorting (ATV) ook middel tegen kwantitatieve structuurwerkloosheid
Maatregelen tegen seizoenswerkloosheid en frictiewerkloosheid
Deze zijn bijna natuurlijke verschijnselen. Bijv. De Kuip. In de zomer als er geen voetbal is, is er ook geen werk. Dit probeert men op te vangen door bijv. popconcerten te organiseren. Frictiewerkloosheid kan verminderd worden door een betere arbeidsbemiddeling zodat openstaande vacatures sneller vervuld worden. 5.5 Deeltijd, ATV en flexibilisering Deeltijd:Overheid probeert dit te stimuleren. Deeltijdwerker werkt een vast aantal uren per week, maar minder uren dan een werknemer met een volledige baan.Als meer mensen in deeltijd werken, passen er meer personen in een volledige baan. Werkgelegenheid in arbeidsjaren verandert hierdoor niet, maar werkloosheid in personen kan wel dalen.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.