Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2 Jeugd

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 836 woorden
  • 1 februari 2015
  • 8 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
8 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 2

Paragraaf 2

Wanneer ouders in loondienst zijn ontvangen ze van de werkgever een financiële vergoeding (bijvoorbeeld voor kinderopvang). Ook de overheid draagt bij. De overheidsbijdrage is inkomensafhankelijk: verdienen de ouders een hoog inkomen dan is de bijdrage van de overheid laag, maar verdienen ze weinig dan is de bijdrage van de overheid groot.

De overheid levert nog een belangrijke financiële bijdrage: de kinderbijslag. De hoogte van de kinderbijslag is afhankelijk van de leeftijd van het kind.

Paragraaf 3

Als je iets over een bepaalde periode meet, is dat een stroomgrootheid (1 periode, film). Zakgeld is een werkelijks of maandelijks binnenkomende geldstroom. De uitgaven vormen een uitstroom van geld.Een voorraadgrootheid (1 moment, foto, balans) wordt gemeten op een bepaald moment.

Over inkomen moet inkomensheffing worden betaald. Deze heffing bestaat uit inkomstenbelasting en premies voor de volksverzekeringen. De heffing is een jaarbedrag. Na afloop van het jaar stelt de belastingdienst vast hoeveel je moet betalen over het voorbije jaar. Wie een looninkomen verdient betaalt maandelijks alvast een voorheffing. Deze heffing wordt afgetrokken van het brutoloon zodat er netto minder overblijft. De werkgever draagt de loonheffing af aan de belastingdienst. De belastingdienst stelt een maandelijkse loonheffing vast op basis van het verwachte jaarinkomen. De belastingdienst gaat ervan uit dat wie een loon verdient het hele jaar in loondienst blijft. Voor mensen met een vaste baan klopt deze aanname. Het bedrag van de maandelijkse inhouding is een deel van het bedrag dat ze over een heel jaar moeten betalen. Ben je slechts enkele maanden in loondienst dan klopt het sommetje niet. Je hebt dan teveel afgedragen en je kunt het teveel betaalde terugvragen door het invullen van een teruggavenbiljet T-biljet). Het teveel betalen ontstaat doordat de overheid kortingen geeft op de te betalen heffing. Voor iedereen is er een algemene heffingskorting. In 2013 bedraagt deze korting €2.001,- Zolang de berekende loonheffing niet boven de algemene heffingskorting uitkomt, ben je geen heffing verschuldigd.

Paragraaf 4

Hoe inkomens zijn verdeeld over personen, kun je in beeld brengen met een lorenzkromme of lorenzcurve.

Paragraaf 5

Er zijn verschillende mogelijkheden om ieders bijdrage, aan iets,  vast te stellen.

  1. Iedereen draagt hetzelfde bedrag bij.

  2. Iedereen betaalt hetzelfde percentage van het inkomen.

  3. Het percentage dat iemand betaalt, stijgt naarmate het inkomen hoger is.

De bijdrage die ieder levert aan de pot kun je vergelijken met een belastingheffing. Er worden gezamenlijke uitgaven mee betaald. Wat overblijft van het inkomen kan ieder naar eigen keuze besteden. Dat noemen we besteedbaar inkomen.

Wanneer de relatieve of procentuele inkomstenverschillen als gevolg van de herverdeling kleiner worden, spreken we van nivellering. Als de relatieve of procentuele inkomstenverschillen groter worden, noemen we dat denivellering. Bij nivellering wordt de verhouding tussen de hoge en de lage inkomens kleiner, dit valt gunstiger uit voor de lage inkomens.

Paragraaf 6    

Consumeren is het ruilen van geld tegen goederen die in een bepaalde behoefte voorzien.

Sparen is het niet-besteden van het inkomen.

Wie spaart stelt consumptie uit. Wie spaart kiest ervoor de ruil van zijn geld tegen goederen uit te stellen. Deze ruil wordt verplaatst naar de toekomst. De spaarder gebruikt zijn geld voorlopig niet in de functie van ruilmiddel, maar in de functie van bewaarmiddel. Door te sparen wordt vermogen opgebouwd. De spaarder kan het opgebouwde vermogen later voor consumptie gebruiken. Het is een voorbeeld van ruilen over de tijd of inter-temporele ruil. Het ruilen over de tijd betekent hier: de consumptie van nu ruilen voor consumptie in de toekomst. Lenen is het tegenovergestelde van sparen. Wie zijn consumptie betaalt met geleend geld, ruilt ook over de tijd: consumptie in de toekomst wordt vervangen door consumptie nu. Terwijl bij sparen de ruil werd uitgesteld, wordt hij nu vervroegd. Het moment van de koop wordt vervroegd. Het geld is nog niet verdiend terwijl er toch al wordt geconsumeerd. De consument die geld leent, gebruikt ruilmiddelen die niet van hemzelf zijn en die hij later zal moeten teruggeven. Voor deze consument ontstaat een schuld.
Bij de keuze of je moet sparen of lenen, spelen de opofferingskosten een rol.

Paragraaf 7

Tijdens de studieperiode investeert de laatverdiener in zijn menselijk kapitaal, het geheel aan kennis en vaardigheden. Hoe hoger het menselijk kapitaal, des te hoger ook de verdiencapaciteit, het bedrag dat iemand maximaal kan verdienen. De student die investeert in zijn kennis en vaardigheden laat anderen meeprofiteren van zijn menselijk kapitaal.

De overheid komt studenten financieel tegemoet met schenkingen en leningen. De belangrijkste schenking is de basisbeurs: een maandelijks bedrag voor iedere student. Een tweede schenking is de ov-kaart.

Als het inkomen van de ouders tekortschiet, kan een student een aanvullende beurs krijgen (kent wel een maximumbedrag).

Hoe hoog de bijdrage  is die de ouders kunnen leveren hangt af van het belastbaar inkomen.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Hoe hoog de bijdrage  is die de ouders kunnen leveren hangt af van het belastbaar inkomen.

Als we de totale bijdrage van beide ouders aftrekken van de maximale aanvullende beurs vinden we de feitelijke aanvullende beurs.

Wie geen recht heeft op een aanvullende beurs kan het bedrag van de beurs ook lenen. Wie voor een deel recht heeft op een aanvullende beurs kan het resterende bedrag lenen.


 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.