Economie H2+H6 2.1 Produceren:
Produceren: het voortbrengen van goederen en diensten met behulp van productiefactoren door bedrijven en de overheid.
De 4 productiefactoren: Ø Natuur ¨ Natuurlijke omgeving, natuurlijke hulpbronnen(grondstoffen, delfstoffen) en de ligging van het gebied. Ø Arbeid ¨ Betaald werk, geoefende arbeid à als mensen veel ervaring hebben met een bepaalde werkzaamheden. Ø Kapitaal ¨ Vermogen, kapitaalgoederen: productiemiddelen waarmee we kunnen produceren(machines, gebouwen, transportwagens). ¨ Vlottend kapitaal: kapitaalgoederen die worden verbruikt in 1 productieproces. ¨ Vast kapitaal: kapitaalgoederen die langer meegaan dan 1 productieproces. Ø Ondernemersactiviteit ¨ Het economische risico dat de eigenaren van bedrijven bereid zijn te nemen.
CBS: centraal bureau voor de statistiek, meet elk jaar de omvang van de totale productie in Nederland en berekent dan het nationaal product. Nationaal product: de waarde van de productie in een land in een jaar. Formele economie: de productie wat door het CBS geregistreerd wordt. Informele economie: productie wat niet door de CBS geregistreerd wordt. Grijze circuit: onbetaalde legale werkzaamheden (zelf een schuurtje bouwen, vrijwilligerswerk doen, groenten verbouwen). Zwarte circuit: illegale werkzaamheden, daarover wordt geen loonbelasting en sociale premies betaald(drugs verhandelen). 2.2 Markten:
Markt: het samenhangend geheel van vraag naar en aanbod van een goed. Concrete markt: een duidelijk aanwijsbare, geografische bepaalde plaats waar vragers en aanbieders elkaar op vaste tijden ontmoeten (Antwerpse vogeltjesmarkt). Abstracte markt: kon op alle mogelijke momenten en plaatsen sprake zijn van vraag naar en aanbod van een product. Heeft geen geografisch bepaalde plaats en vaste tijden(huizenmarkt). Marktmechanisme: het vrije spel van vraag en aanbod speelt een grote rol voor de prijs van een goed, die op de markt tot stand komt.
Twee voorbeelden van markten: Ø Arbeidsmarkt ¨ Werknemers bieden arbeid aan en werkgevers vragen arbeid. ¨ Prijs die tot stand komt heet loon of salaris. Ø Vermogenmarkt ¨ Hier kunnen bedrijven geld lenen om kapitaalgoederen aan te schaffen. ¨ Prijs voor het geleende geld is rente. ¨ Bedrijven kunnen ook vermogen aantrekken door aandelen uit te geven. ¨ Prijs van een aandeel heet de koers. ¨ Pacht/huur is de prijs die voor natuur(grond) tot stand komt.
Belangengroep: een organisatie die voordelen probeert te behalen voor de mensen die ze vertegenwoordigt. Consumentenorganisaties: organisaties die opkomen voor de belangen van de consumenten. Vakbonden: zorgen voor de belangen van werknemers. Ze kunnen bij de loononderhandelingen zo’n macht uitoefenen dat de lonen niet dalen maar soms zelfs stijgen, ze kunnen bv. dreigen met stakingen. 2.3 De arbeidsproductiviteit: Arbeidsverdeling/specialisatie: het verdelen van de werkzaamheden. Interne arbeidsverdeling: arbeidsverdeling binnen een onderneming. Externe arbeidsverdeling: arbeidsverdeling tussen de ondernemingen. Geografische arbeidsverdeling: arbeidsverdeling tussen regio’s en landen. Arbeidsproductiviteit: de productie per werkende per tijdseenheid.
Arbeidsproductiviteit stijgt door: Ø Betere arbeidsverdeling. Ø Betere scholing. Ø Betere werkomstandigheden. Ø Goede gezondheid van de werknemers. Ø Verbeterde kapitaalgoederen.
Breedte-investering: als een onderneming haar kapitaalgoederenvoorraad uitbreidt met machines van een type dat al in gebruik is. Verhouding kapitaal/arbeid blijft gelijk. Aantal arbeidsplaatsen stijgt en arbeidsproductiviteit blijft gelijk. Diepte-investering: als een onderneming automatiseert, oude machines vervangen of uitbreiden met machines van een nieuw type waarvoor minder arbeidskrachten nodig zijn. Verhouding kapitaal/arbeid neemt toe, arbeidsproductiviteit stijgt. 2.4 Welvaart:
Economische groei: de procentuele verandering van het reëel nationaal product (per hoofd van de bevolking) in een bepaald jaar, vergeleken met het voorafgaande jaar. CBS meet het percentage waarmee het reëel nationaal product van het ene op het andere jaar stijgt. Reëel: gecorrigeerd voor prijsveranderingen. Productiegroei: als het nationaal product met een groter percentage stijgt dan de prijzen in diezelfde periode. Nominale stijging: als de stijging van het nationaal product alleen in geld wordt gemeten.
Beloningen voor het beschikbaar stellen van productiefactoren: Ø Loon voor arbeid. Ø Pacht/huur voor natuur. Ø Rente voor kapitaal. Ø Winst voor ondernemersactiviteit.
Nationaal inkomen: totaal aan inkomen van de inwoners van een land in een jaar. Nationaal inkomen = Nationaal product. Schaarste: de spanning tussen behoeften en de middelen om in die behoeften te voorzien. Welzijn: gaat om je goed voelen zonder dat de keuze bij het gebruik van productiefactoren een rol speelt. 2.5 De productiecapaciteit en de bestedingen: Productiecapaciteit: het aantal producten en diensten dat een onderneming/land in een bepaalde periode maximaal kan produceren. Infrastructuur: het geheel van bouwwerken (wegen, vliegvelden, havens, kanalen, bruggen) die onmisbaar zijn voor de productie. Productiecapaciteit op korte termijn is constant, het duurt vrij lang voordat een industrieterrein is aangelegd, fabrieken zijn gebouwd en machines zijn gekocht en geïnstalleerd. Productiecapaciteit stijgt op lange termijn, doordat kapitaalgoederenvoorraad van bedrijven toeneemt en/of de infrastructuur door de overheid wordt uitgebreid/verbeterd.
De 4 soorten bestedingen: Ø Consumptie van gezinnen. Particuliere consumptie, ook koop van een auto/huis, duurzame consumptiegoederen. Ø Investeringen door bedrijven. Particuliere investeringen, machines of gebouwen kopen bij andere bedrijven. Ø Overheidsbestedingen. Uitgaven aan ambtenarensalarissen, uitgaven voor verbetering van de infrastructuur. Ø Export. Goederen en diensten verkopen aan het buitenland.
Productievolume: de hoeveelheid voortgebrachte goederen en diensten. Bezettingsgraad: hoe goed de productiecapaciteit wordt benut. 2.6 De conjunctuur en de structuur: Conjunctuurbeweging: het veranderen van het nationaal inkomen door veranderingen in de omvang van de bestedingen. Laagconjunctuur: een periode waarin het nationaal inkomen daalt. Ø Kleine daling à recessie. Ø Grote daling à depressie. Hoogconjunctuur: een periode waarin het nationaal inkomen stijgt. Ø Producenten kunnen prijzen gaan verhogen, omdat de productiecapaciteit tekort kan schieten als de bestedingen te hoog worden. Ø Veel ondernemingen proberen de bezettingsgraad van de productiecapaciteit op te voeren, d.m.v mensen laten overwerken en gebruikt te maken van uitzendkrachten. Conjunctuur hoort bij de vraagkant van de economie, bij de bestedingen door consumenten, producenten, overheid en buitenland. Het is op korte termijn.
Trend: de gemiddelde toename van het nationaal inkomen over een lange reeks jaren, geeft de structurele ontwikkeling van de economie weer.
Structurele ontwikkeling:
Ø Gebeurt op lange termijn.
Ø Hoort bij de aanbodkant van de economie.
Ø Gaat om de veranderingen in de manier waarop geproduceerd wordt.
Ø Hangt af van uitbreiding/verbetering van de productiecapaciteit, scholing, technische ontwikkeling en arbeidsverdeling.
2.7 Indexcijfers:
Indexcijfer: een getal dat de verhouding weergeeft tussen de waarde van een grootheid in een bepaalde periode en de waarde in de basisperiode. Waarde in de basisperiode is 100.
Berekenen van een indexcijfer:
Nieuwe waarde van een grootheid : waarde van de grootheid in de basisperiode û 100
Terugrekenen met een indexcijfer:
100 : (100 +/- het veranderde prijspercentage) û de prijs van het product nu.
Voorbeeld: moet weten prijs in 1996, je weet prijs in met 7% gestegen van 1996 naar 1997, prijs in 1997 is 214.
100 : (100+7) 107 û 214 = 200
Uitrekenen met welk percentage het nationaal inkomen per hoofd v/d bevolking is gestegen, als de bevolking ook gegroeid is:
Voorbeeld: nationaal inkomen is gestegen met 3%, bevolking is gestegen met 0,5%
Indexcijfer van nationaal inkomen: 103, indexcijfer bevolking: 100,5
103 : 100,5 û 100 = 102,48756 ≈ 2.49% gestegen
2.8 Ordening en sturing:
Rijksbegroting: een wetsvoorstel voor de inkomsten en uitgaven van het Rijk in het komende jaar.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden