Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2 en 3

Beoordeling 6.4
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas havo | 732 woorden
  • 20 november 2010
  • 82 keer beoordeeld
Cijfer 6.4
82 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 2 Samenvatting.


2.1
Zakgeld is het geld dat je zonder tegenprestatie per week of per maand krijgt van je ouders/verzorgers en dat je helemaal zelf mag besteden.

2.2
Regels van het afronden:

• 1,2,3,4 = Naar beneden

• 5,6,7,8,9 = Naar boven

• Of je moet afronden naar boven of naar beneden hangt af van het getal dat volgt op het laast gevraagde decimaal.

• We ronden bij getallen of op één decimaal (tenzij nadrukkelijk anders vermeld) en bij geldbedragen altijd op centen, dus op twee cijfers achter de komma.

Ongewogen Gemiddelde: Alle cijfers tellen even zwaar mee.

Gewogen Gemiddelde: Alle cijfers tellen niet even zwaar mee.

Omrekenen van bedragen:

• Maand → Jaar = x 12

• Week → Dag = ÷7

• Week → Jaar = x 52

• Maand → Kwartaal = x3

• Jaar → Kwartaal = ÷ 4

• Week → Maand = x 52 / ÷ 12

• Maand → Week = x 12 / ÷52

• Week → Kwartaal = x52 / ÷ 4

2.3
Het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting = NIBUD. Dat onderzoekt regelmatig aan welke zaken scholieren hun geld besteden.


Hoofdstuk 3 Samenvatting.

3.1
Drie Soorten Uitgaven:

• Huishoudgeld (Dagelijkse Uitgaven)

• Vaste Lasten

• Reserveringsuitgaven

Huishoudgeld: Het geld dat je dagelijks of wekelijks uitgeeft om boodschappen te doen. O.a. Levensmiddelen, Huisdieren en Cadeaus.

Vaste Lasten: Bepaalde uitgaven dat je elke periode weer doet. O.a. Huur v.d. woning of betaling van gas en elektriciteit.

Reserveringsuitgaven: Geld dat je opzij legt voor grote uitgaven die je al voorziet. O.a. Grote reparaties, Bepaalde grote dingen om te vernieuwen.

3.2
Begroting: Een overzicht met schattingen van inkomsten en uitgaven.

Je streeft ernaar dat de begroting in evenwicht is = Geschatte inkomsten en uitgaven aan elkaar gelijk. Dan is het een sluitende begroting.

Als de uitgaven groter zijn dan de inkomsten, heb je een tekort.

Een begroting is altijd voor een bepaalde periode.

Hoe?

• Je begint met het geld dat je in huis hebt of op je bank- en girorekening.

• Dan kijk je naar alle verwachtte inkomsten in deze periode. (o.a. Loon, Studiebeurs, vakantiegeld, rente.)

• Dan maar je een overzicht van alle uitgaven die je kunt voorzien.

• Een huishouding maakt ook nog onderscheid tussen huishoudgeld, vaste lasten en reserveringsuitgaven.

• Je moet ook op de grotere uitgaven letten. (o.a. vakantie of concerten.)

• Dan zet je al je inkomsten en uitgaven naast elkaar en kijk je of je met je inkomsten je uitgaven kan betalen.

• Lukt dat? Dan heb je een sluitende begrotingen.

• Na de periode kan je kijken of het gelukt is.

Rente: Vergoeding voor het uitlenen van geld.

Rede 1, Waarom Spaargeld?:

Als je je geld op een spaarrekening zet, kan je het geld niet uitgeven. De bank geeft dat geld uit aan mensen die geld willen lenen, en vragen daar rente over. Omdat jij dat geld hebt uitgeleend wil je er ook wat aan meeverdienen.

De bank geeft wel een hogere rente dan die je op je spaarrekening krijgt. Dit noemen ze rentemarge. Dat is een belangrijk inkomen voor de bank. De rente is wel hoger als je geld langer vastzet.


Rede 2, Waarom Spaargeld?

De prijzen van de goederen en diensten die je koopt zullen altijd wel wat stijgen = Inflatie. Daarom willen mensen die geld uitlenen een hoger rentepercentage dan het percentage van de inflatie.

Hoogte van de rente:

1. Als er verder niets wordt vermeld geld het percentage aan rente voor een heel jaar.

2. Rente wordt altijd berekend over het daadwerkelijke bedrag op de spaarrekening.

Als je rente krijgt over je spaargeld en je doet er het eerstvolgende jaar niks mee, krijg je rente over het spaargeld + de rente. Dus rente over rente.

Lenen: Je krijgt geld van de bank die je in gedeeltes terug moet betalen = Aflossen.

Rente: Ook moet je de bank een vergoeding geven omdat ze jou geld lenen.

Regels over berekening van de te betalen rente:

1. Als er verder niets wordt vermeld, is de rentepercentage voor één jaar.

2. Rente wordt berekend over het bedrag dat nog niet is afgelost.

Bij persoonlijke leningen en bij kopen op afbetaling wordt rente en aflossing één vast bedrag per maand.

Voordeel: Gemakkelijk begroten.

Nadeel: Je weet niet meteen hoeveel rente je betaald.

Voor grote leningen willen banken een onderpand hebben, Als degene met de lening de rente niet meer kan betalen, mogen de banken het onderpand verkopen. Ze kijken dan alleen naar de hoogte van het inkomen.

Banken informeren ook bij het BKR (Bureau Kredietregistratie) Of mensen die een lening willen, niet al andere leningen hebben bij andere banken of kredietinstellingen.

Kopen op afbetalen: Iets meteen kopen, en het met een bedrag per maand afbetalen, hier betaal je ook rente over.

Kredietlimiet: Bedrag dat een klant maximaal mag lenen.

REACTIES

K.

K.

Respect. Thanks man! Ik stuur em naar heel mijn klas en lekker leren maar!!!

12 jaar geleden

J.

J.

Superdankjewel, dan hoef ik geen samenvatting zelf te maken!

12 jaar geleden

R.

R.

Dankjewel! Je bent alleen wel alle formules vergeten!!

11 jaar geleden

H.

H.

afregaffeld zooitje

8 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.