Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1: Geld en welvaart

Beoordeling 7.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas vmbo | 1469 woorden
  • 18 mei 2017
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 7.8
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1.1 Wat voor inkomen heb je?

Sommige inkomsten ontvang je elke maand. Andere krijg je per week of per jaar. Inkomsten die je over verschillende periodes ontvangt, moet je eerst naar eenzelfde periode omrekenen. Pas dan kun je ze echt vergelijken. Bij het omrekenen neem je altijd als tussenstap het bedrag per jaar.

Niet iedereen verdient evenveel. Er zijn verschillende redenen voor deze inkomensverschillen. Leeftijd en ervaring kunnen een rol spelen. Maar ook je opleiden en of het verantwoordelijk werk is dat je doet. Met onaangenaam of zwaar werk verdien je gewoonlijk ook meer. Voor werk in avond- of nachtdienst krijg je meestal toeslag op je loon. Als je kijkt naar inkomensverschillen, moet je wel uitgaan van een gelijk aantal werkuren per week.

Er zijn drie manieren waarop je een inkomen kunt krijgen. Je noemt dat inkomensvormen. Voor de eerste twee inkomensvormen moet je een tegenprestatie leveren.

1. Als je werkt, krijg je loon of salaris. Wat je met je werken verdient, noem je inkomen uit arbeid. Als je geen geld betaald krijgt, maar je krijgt een beloning in de vorm van goederen of diensten, is dat inkomen van natura.

2. Als je geld op je spaarrekening zet, krijg je rente. Als je een vakantiehuis hebt en je laat anderen daar gebruik van maken, ontvang je huur. Rente en huur zijn voorbeelden van inkomen uit bezit.

3. Er zijn ook inkomsten die je krijgt zonder er iets voor te hoeven doen, zoals zakgeld of een uitkering, bijvoorbeeld kinderbijslag. Zo’n inkomen waarvoor je geen tegenprestatie hoeft te leveren, noem je een overdrachtsinkomen.

1.2 Waar blijft je geld?

Je hebt allemaal oneindig veel behoeften. Maar omdat je niet alles kunt kopen, moet je prioriteiten stellen. Dat betekent dat je vaststelt welke uitgaven het belangrijkst zijn voor jou. Op de eerste plaats komen je basisbehoeften zoals voeding, kleding en woonruimte. Basisbehoeften noem je ook wel primaire behoeften. Jongeren hoeven zich hier niet zo mee bezig te houden, want meestal zorgen je ouders voor je primaire behoeften. Je hebt ook secundaire behoeften of luxe behoeften. Ze komen op de tweede plaats. Jongeren geven vooral geld uit aan secundaire behoeften, zoals computergames, snoep en snacks of uitgaan. De grens tussen basisbehoeften en overige behoeften is niet altijd scherp te trekken. Met een luxe leren jas van €300 bijvoorbeeld vervul je toch echt geen basisbehoefte, ook al is het kleding

Als je wil weten hoeveel procent van iets is doe je

Formule:

Wat : Waarvan x 100 %=       %

De behoeften van mensen verschillen. Vrouwen hebben andere behoeften dan mannen. Jongeren kopen andere dingen dan ouderen. Wie rijk is, besteedt zijn geld op een andere manier dan wie arm is.

Wat je koopt, heeft ook te maken met de tijd waarin je leeft. Jij kunt dingen kopen die jouw ouders vroeger niet kenden. Denk maar aan een computerspel of Blu-ray speler. Steeds weer komen fabrikanten met nieuwe of vernieuwde producten op de markt.

Veel van de keuzes die je maakt zijn beïnvloed door de producenten. Met reclame en sponsoring vestigen zij de aandacht op hun merk. Onbewust ga je die merken meer waarderen.

1.3 Kom je uit met je geld?

Een begroting is een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode. In een begroting zet je je inkomsten en uitgaven naast elkaar. Zo zie je snel of je genoeg geld hebt.

Door het maken van een begroting krijg je inzicht in je financiële situatie. Zo heb je tijdig in de gaten of je nog geld overhoudt en kunt sparen. Als je aan ziet komen dat je geld te kort komt, kun je bedenken hoe je dat gaat oplossen. Je kunt dan bezuinigen, dus minder uitgeven. Maar je kunt ook proberen je inkomsten te vergroten.

Het Nibud is het Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Het geeft voorlichting over hoe je kunt rondkomen met je inkomen.

Het maken van een begroting, waarbij je de uitgaven afstemt op de inkomsten, noem je budgetteren. Het Nibud adviseert je uitgaven in drie groepen in te delen:

- dagelijkse uitgaven: de alledaagse uitgaven, zoals uitgaven in de supermarkt, voor persoonlijke verzorging, cadeautjes, maar ook uitgaan. Elke keer weer beslis je of je er geld aan uitgeeft of niet.

- vaste lasten: de uitgaven die je iedere maand of kwartaal moet betalen, zoals gas en elektra, woonlasten, verzekeringen en contributies van verenigen. Dit zijn uitgaven waar je aan vastzit.

- incidentele uitgaven: de uitgaven die je minder vaak doet of niet met een vaste regelmaat. Bijvoorbeeld het aanschaffen van kleding en huishoudelijke apparaten of vakantie uitgaven. Voor de incidentele uitgaven kun je het beste geld reserveren.

Reserveren is geld opzijzetten (sparen) om hier later grote of onverwachte uitgaven mee te betalen. Je reserveert vooral voor incidentele uitgaven, zoals vakantie of de aanschaf van een duur apparaat.

Formule:

Bedrag dat je nodig hebt : aantal maanden = reservering per maand

1.4 Waar kies je voor?

Hoe  bereken je een stijging of daling in procenten?

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Hoe  bereken je een stijging of daling in procenten?

1. Bereken eerst hoeveel de stijging of daling is in aantal.

2. Deel de stijging of daling door het oude aantal.

3. Vermenigvuldig dat getal met 100 en zet het % teken erachter.

Formule:

Nieuw – Oud : Oud x 100% = stijging of daling in procenten

Je koopkracht is de hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen. Je koopkracht hangt af van twee zaken: de hoogte van je inkomen en de hoogte van de prijzen.

Als je koopkracht stijgt, neemt je welvaart toe. Welvaart  is de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien. Toch kan je welvaart ook toe- of afnemen terwijl je inkomen niet verandert.

Je welvaart kan ook toenemen door zelfvoorziening. Zelfvoorziening betekent dat je zelf in je eigen behoeften voorziet. Je hoeft iets niet te kopen omdat je het zelf maakt.

Er zijn ook behoeften waarin je kunt voorzien zonder dat er geld aan te pas komt. Een goede gezondheid is niet te koop. Van de natuur kun je genieten zonder ervoor te hoeven betalen. Ook deze zaken dragen bij aan je welvaart.

Door bepaalde producten wel of niet te kopen, hebben consumenten samen invloed op wat winkeliers en fabrikanten te koop aanbieden.

Samenvatting

1.1

Inkomens van mensen kunnen verschillen. Dat kan liggen aan leeftijd, ervaring, opleiding, de verantwoordelijkheid die je hebt en of het zwaar of onaangenaam werk is. Om inkomsten te kunnen vergelijken, moet je ze omrekenen naar eenzelfde periode.

Er zijn drie inkomensvormen.

Inkomens waar je een tegenprestatie voor moet leveren zijn:

- Inkomen uit arbeid (loon, salaris); als je beloond wordt met goederen of diensten in plaats van geld, noem je dat een beloning in natura.

- Inkomen uit bezit (rente, huur).

Een inkomen waarvoor je geen tegenprestatie hoeft te leveren:

- Overdrachtsinkomen (zakgeld, een uitkering).

1.2

Je kunt niet al je behoeften vervullen. Daarom moet je prioriteiten stellen: je kiest welke uitgaven voor jou het belangrijkst zijn. Je primaire behoeften of basisbehoeften, zoals voeding, kleding en woonruimte, komen op de eerste plaats. Daarna volgen de secundaire of luxe behoeften. Wat je koopt, heeft te maken met leeftijd, geslacht, inkomen, invloed van anderen en de tijd waarin je leeft.

1.3

Een begroting maak je om een overzicht te krijgen van je verwachte inkomsten en uitgaven. Bij het budgetteren stem je de uitgaven af op de inkomsten. Wie het moeilijk vind om rond te komen met zijn geld, kan advies krijgen van het Nibud. Je uitgaven kun je  onderverdelen in:

- Dagelijkse uitgaven: de alledaagse uitgaven die je betaalt van het huishoudgeld.

- Vaste lasten: de uitgaven die je iedere maand of kwartaal moet betalen.

- Incidentele uitgaven: de uitgaven die je minder vaak doet en waarvoor je het beste geld kunt reserveren.

1.4

Je koopkracht hangt af van de hoogte van je inkomen en de hoogte van de prijzen. Als je koopkracht stijgt, zal je welvaart ook stijgen, want je kunt je dan in meer behoeften voorzien. Zelfvoorziening kan je welvaart ook laten stijgen. Maar niet alles wat je welvaart bepaalt is te koop, zoals je gezondheid. Consumenten hebben invloed op wat winkeliers te koop aanbieden. Ze kunnen kiezen voor milieuvriendelijke producten, maar moeten daar dan wel meer geld aan uitgeven.

Begrippen:

Begroting: Een overzicht van je verwachte inkomsten en uitgaven voor de komende periode.

Budgetteren: Het maken van een begroting. Daarbij stem je de uitgaven af op de inkomsten.

Inkomensvormen: - inkomen uit arbeid; loon, -inkomen uit bezit; rente en huur, -overdrachtsinkomen; zakgeld en uitkeringen.

Koopkracht: De hoeveelheid goederen en diensten die je met je inkomen kunt kopen.

Nibud: Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting. Het Nibud geeft voorlichting over hoe je kunt rondkomen met je inkomen.

Prioriteiten stellen: Vaststellen welke uitgaven het belangrijkst voor je zijn.

Reserveren: Geld opzij zetten (sparen) om hier later onverwachte of grote uitgaven mee te betalen.

Welvaart: De mate waarin je in je behoeften kunt voorzien.

Zelfvoorziening: Zelf producten maken waarmee je voorziet in je eigen behoeften.

 

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.