Alles wat een mens nodig heeft of waarnaar hij verlangt, noemen we behoeften.
Primaire Secundaire
(eerste levensbehoeften) (behoeften aan luxe goederen) niet echt nodig)
Stoffelijke goederen Racefiets
(tastbaar) Mp3
Eten
Drinken
Onstoffelijke goederen
(niet tastbaar) Gezondheid Diensten van de kapper
verpleging
Onder productie verstaan we alle bezigheden die gericht zijn op het voorbrengen van goederen Om goederen te kunnen produceren, zijn productiemiddelen nodig.
• Arbeid : werk dat door mensen wordt verricht( kan werken met de hoofd, en hand zijn)
• Natuur : Alles wat de natuur ons levert, (wind, zon , water)
• Kapitaal : geproduceerde goederen die worden gebruikt om andere goederen te produceren. (kapitaalgoederen; machines, gebouwen, gereedschap, grondstoffen)
Schaarste is dat er met de beschikbare productiemiddelen niet voldoende goederen kunnen worden geproduceerd om in al onze behoeften te voorzien. (schaarse; waar te weinig van is) Voor alle schaarse goederen moet je een prijs betalen. Hoe schaarser het goed, des te hoger de prijs. Schaarste is iets anders dan zeldzaamheid. Een goed is zeldzaam als het niet veel voorkomt. Het is schaars als je ervoor moet betalen. Het is schaars als je ervoor moet betalen.
• Welvaart in ruime zin is de mate waarin je met beschikbare middelen in je behoeften kunt voorzien.
• Welvaart in enge zin is het meten van iemands welvaart door te kijken naar de koopkracht van zijn inkomen.
• Welzijn is de mate waarin je je gelukkig voelt.
Welvaart(rijkdom)
Welzijn(geluk)
Als de welvaart toeneemt, neem de schaarste af. Bij economie gaat het om schaarste en weelvaart. Hoe kun je een zo groot mogelijke welvaart bereiken?
H2
Doelgroep -> groep mensen waaraan ondernemers hun artikelen denken te kunnen voorkomen-> belangrijke doelgroep: jongeren -> hebben veel te besteden
Consumptie -> aanschaffen van goederen om je behoeften te bevredigen
2 soorten consumptiegoederen:
• Niet-duurzame consumptiegoederen/verbruiksgoederen( consumptie goederen die je maar één keer gebruikt)
Het koopgedrag is de manier waarop je je geld uitgeeft. Dat wordt bepaald door de volgende omstandigheden:
• Inkomen
• Beschikbare tijd
• Gezinssamenstelling
• Beïnvloeding door ouders, verkopers, fabrikanten, kinderen, buren en vrienden
• Klimaat
• Woonplaats
• Leeftijd
• De tijd waarin je leeft
• Onzekerheid over de toekomst
Zelfvoorziening: als mensen zelf in hun behoeften voorzien. Collectieve goederen zijn goederen die door de overheid wordt geleverd, en voor iedereen bestemd zijn.
Directe ruil/ruil in natura: goederen tegen goederen wordt gebruikt
Chartale geld: munten/bankbiljetten (charta = wet)
Giraal geld: geld dat op de bankrekening staat en wat je kunt betalen.
Mutaties credit: er is geld bijgekomen
Mutaties debet: er is geld afgeboekt
Debetsaldo-> wil zeggen dat je een tekort hebt ; je staat dan rood
Een wisselkoers is de prijs van een buitenlandse geldsoort, uitgedrukt in euro’s.
Hoogste koers: prijs die je moet betalen als je vreemd geld van de bank koopt. (aankoopkoers)
Laagste koers: prijs die de bank betaalt als je vreemd geld aan de bank verkoopt. (verkoopkoers)
Provisie: verschil tussen aankoopkoers en verkoopkoers is winst voor de banken
Piet koopt 740 Amerikaanse dollars. De bank rekent 15 euro provisie. Hoeveel euro moet Piet voor 750 dollar betalen?
750 x 1.077047 +15 = 822, 79 euro
1.077047 -> zie boek blz. 44
REACTIES
1 seconde geleden