Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 1

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2565 woorden
  • 4 mei 2004
  • 19 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
19 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H1 Beschrijvende economie is de beschrijving van personen en organisaties die in het economische leven een rol spelen. De theroretische economie is het bestuderen van oorzaken en gevolgen van verschijnselen, zoals werkloosheid en het achterblijven van ontwikkelingslanden. De goederen die consumenten kopen heten consumptiegoederen. Onstoffelijke consumptiegoederen zijn bijv. de bioscoop, ritje met de taxi of een bezoekje aan de dokter (diensten). Primaire consumptiegoederen zijn voeding, kleding en huisvesting. Luxe consumptiegoederen zijn bijv. een computer of een vakantiereis. Duurzame consumptiegoederen zijn bijv. een auto of dingen die niet schadelijk zijn voor het milieu. Consumenten zijn zich gaan organiseren omdat je samen sterker bent, bijv. tegen een machtige onderneming. Daarom is de consumentenbond opgericht in ’53 (ruim 500.000 leden). Ze leveren bijv. rechtsbijstand. Ze richten zich ook op ondernemingen. Ze moeten veilige producten maken en er moet duidelijke productinformatie op staan. Ook zijn leverings- en garantiebepalingen belangrijk. Zo weet je waar je aan toe bent. Ook via de overheid willen ze de positie van de consument verbeteren. Daarom is er binnen de SER een speciale afdeling consumenten zaken. De overheid beschermt de belangen van de consument met verschillende regelingen. 1. Dwingend rechtelijke regeling algemene voorwaarden: De algemene voorwaarden bij aankoop van goederen zijn dwingend voorgeschreven. 2. Regeling consumentenkoop: regelt rechten van consument als product niet voldoet aan verwachting. 3. Productaansprakelijkheid: consumenten kunnen schade verhalen bij producent. 4. Warenwet: regelt toezicht op kwaliteit. Met name op voeding. Keuringsdienst van waren ziet hierop toe. 5. Colportagewet: beschermt consument tegen opdringerige verkoopmethoden. 6. Wet misleidende reclame: verbiedt onjuiste info in reclame. 7. De positie van de consument is versterkt omdat ze als een collectief tegen een producent kunnen procederen. Stimuleren of afremmen door de rijksoverheid van consumptiegoederen heet merit- of demeritgoederen. Voor een consument is het vaak voordeliger om een geschil op te lossen via de geschillencommissie dan via de rechter. Voordelen zijn: als een producent failliet is en je krijgt nog een schadevergoeding dan krijg je bij de geschillencommissie een bedrag uit het garantiefonds. Bij de rechter krijg je niets. Productie is het geschikter maken van goederen voor het gebruik. Natuur zijn bijvoorbeeld grond, delfstoffen en bossen. Arbeid is alles wat mensen met lichamelijke en geestelijke inspanning kunnen verrichten. Kapitaal zijn machines , gebouwen of transportmiddelen. Als mensen 1 speciaal product gaan produceren noemt men dat specialisatie. Door stoommachines werden er sneller en constantere
producten geproduceerd. Hierdoor moest het afzetgebied worden vergroot. Geld is elk algemeen aanvaard ruilmiddel. Je hebt chartaal en giraal geld. Rekening-couranttegoeden is een bankrekening. Geld houd haar waarde doordat men er vertrouwen in heeft dat je met een biljet van 100 euro iets met de waarde van 100 euro ermee kunt kopen (fiduciar geld). Het woord ‘bank’ is in Nederland beschermt. Je mag je alleen bank noemen als de Nederlandse bank daarvoor toestemming geeft. De DNB is opgericht in 1814 door Willem I. Zij heeft het monopolierecht op het uitgeven van bankbiljet uitgifte. De taken van de DNB zijn als volgt: 1. waarde van de munt stabiliseren. 2. biljetten uitgeven. 3. het girale verkeer en het verkeer met het buitenland bevorderen. 4. toezich uitoefenen op alle in Nederland gevestigde banken. 5. optreden als bankier van de staat. 6. optreden als bankier van de particuliere banken. Je hebt de overheid in ruime en in enge zin. In ruime zin is de overheid in Den Haag, maar ook provincies en gemeenten. In enge zin is de rijksoverheid. Met de collectieve sector bedoelt men de overheid in ruime zin + de instellingen die onze sociale wetten uitvoeren. De plublieke sector is de collectieve sector en de particuliere sector zijn het bedrijfsleven en consumptiehuishoudingen. Het CPB maakt voorspellingen m.b.t de nederlandse economie. Bijv. hoe de werkgelegenheid zal zijn en hoe de productie zal zijn bij belasting verhoging of verlaging. De macro-economische verkenning en de miljoenennota verschijnen ong. gelijk. De 1e is een voorspelling voor het volgende kalenderjaar. In het centraal economisch plan staat een veel uitgebreidere voorspelling voor het komende jaar. Het CBS regristreert de ontwikkeling achteraf. Daarnaast ook nog op andere gebieden, bijv. statistisch jaarboek en de Nationale rekeningen. Bij de 1e publiceren ze cijfermatige gegeven over de economie van het afgelopen jaar. Over werkgelgenheid en prijsstijgingen. Verder bevat het gegevens over het BBP van het afgelopen jaar (wat totaal geproduceerd is). De nationale rekeningen zijn een cijfermatige weergave van de betalingen van een land in een jaar. Voor Nederland is handel noodzaak omdat we een klein land zijn. Er is protectie on de binnenlandse econimie te beschermen. Protectie is op allerlei manieren proberen import vanuit het buitenland te weren. Protectie kan door: invoertarieven (belasting heffen), quotering (beperkte hoeveelheid importeren) en non-tarifaire belemmeringen (hoge kwaliteitseisen). Protectie is op korte termijn effectief maar op lange niet. Omdat de voordelen van vrijhandel in het gedrang komen. De wereld handel is verdeeld in 3 blokken. 1e: VS, Canada en Mexico. 2e: de EU en 3e Japan. De grootste industriele landen (G7, VS, Duitsland, Frankrijk, Italië, Japan, Canada en Engeland). Er zijn verschillende samenwerkingsverbanden tussen landen. 1. Vrijhandelsgebied, onderlinge handelsbelemmeringen zijn afgeschaft, maar voor niet leden hebben ze eigen invoertarieven. 2. Douane-unie, niet alleen vrijhandel, ook t.o.v. 3e landen gemeenschappelijke handelspolitiek. 3. Gemeenschappelijke markt, in een douane-unie niet alleen vrij verkeer van goederen maar ook van personen en geldkapitaal. EU sinds ’92 gemeenschappelijke markt. 4. Economische unie, de gemeenschappelijke markt wordt aangevuld met een gemeenschappelijke economische politiek. 5. Monetaire unie, economische unie alleen dan met gemeenschappelijke geldsoort of vastgelegde wisselkoers. Kenmerken van ontwikkelingslanden: 1. laag inkomen per hoofd van de bevolking. 2. weinig industrialisatie

3. geringe economische groei. 4. exportopbrengsten laag door monocultuur
5. achterstand onderwijs en kennis. Er zijn drie verschillende soorten ontwikkelingshulp
1. Financiële hulp: schenkingen of leningen tegen zachte voorwaarden. 2. Technische hulp: het zenden of opleiden van deskundigen. 3. Voedsel hulp. Ontwikkelingshulp kan langs 2 wegen: Bilaterale hulp en multilaterale hulp. De 1e gaat rechtstreeks van land naar land en multilaterale hulp loopt via internationale orginisaties. Economische ontwikkeling in de derde-wereldlanden. 1. Investeren in mensen door nadruk op scholing en gezondheidszorg. 2. Ondernemersvriendelijk economisch vriendelijk klimaat op basis van goedwerkend prijsmechanisme. 3. Betere plek in de wereldeconomie door vrijverkeer van goederen, kapitaal, mensen en kennis. De economische kringloop is bedacht door de fransman Quesnay (1694-1774). De geldstromen in de economie vergeleek hij met de bloedsomloop. Een concrete markt is bijv. de albert cuyp. Abstracte markten is bijv. de markt voor wasmiddelen. In de economie verstaan we onder een markt: het geheel van de vraag naar en het aanbod van een goed of dienst. Als er veel van een product is is de prijs laag. En andersom. Er zijn verschillende economische orden. De centraal geleide economie wordt geheel geregeld door de overheid. Alle ondernemingen zijn staatseigendom of colllectieve eigendom. Daartegenover staat de vrije markt economie. De prijzen van de goederen spelen een bepaalde rol. De prijzen komen tot stand op markten (Marktmechanisme of prijsmechanisme). De vrije markte economie komt in zuivere vorm nergens voor. In Nederland is sprake van een gemende economische orde. Voor een deel bepaalt de overheid de productie. Ze speelt bijv. een grote rol bij onderwijs, ov of bibliotheken. Onze economische orde wordt ookwel georienteerde economie of overlegeconomie genoemd. Er is veel overleg tussen overheid en bedrijfsleven. De SER bestaat uit 11 kroonleden, 11 vertegenwoordigers van werkgeversorganisaties en 11 werknemersorganisaties. Categorale vakbonden zijn vakbonden die niet zijn aangesloten bij een vakcentrale (overkoepelende organisaties van vakbonden). H2 Economie bestudeert de verschijnselen die samenhangen met de schaarste. De schaarste van de goederen dwingt ons om te kiezen. Alternatief aanwendbaar betekent dat ze voor verschillende doeleinden kunnen worden gebruikt. Welvaart is een ruim begrip. Welvaart is vaak persoonlijk. Schone lucht, schoon water en rust zijn belangrijk voor de welvaart. De mate van behoeftebevrediging, voorzover deze afhankelijk is van het omgaan met schaarse middelen. De overheid is ook een soort onderneming: ze verrichten diensten en leveren prestaties die voorzien in behoeften van burgers. De verschillen van de overheid en de particuliere sector is: 1. de productie van de overheid hoeft niet kostendekkend te zijn. 2. bij de overheid beslist men over het inzetten van de schaarse middelen met behulp van het budgetmechanisme (beslissingen nemen door te stemmen). De productie van de overheid hoeft niet kostendekkend te zijn omdat het te goede moet komen aan de burger. Bij beslissingen moet de overheid rekening houden met pressiegroepen (vakbonden, organisaties van werkgevers en milieubewegingen). Zuiver collectieve goederen zijn goederen die door iedereen gebruikt kunnen worden. Bijv. de deltawerken. Quasi-collectieve goederen bijv. onderwijs en het wegennet. De overheid betaalt het grootste deel van het onderwijs. Mede omdat het goed is voor het land (internationale concurentie strijd en de technische ontwikkeling). Collectieve goederen zijn steeds vaker individueel leverbaar. Bijv. elektronisch tol heffen. Zuiver individuele goederen zijn goederen die de overheid levert via overheidsbedrijven. Er wordt betaalt in de mate van gebruik (gas, water en elektra). De micro economie probeert een verklaring te geven van de hoeveelheden goederen die op de markten verhandeld worden en van de prijzen die op de markt van stand komen. Hierbij staat het gebruik of de allocatie van de productiemiddelen centraal, dat wil zeggen: het inzetten van productiemiddelen bij de verschillende productie mogelijkheden. In de macro-economie let men bijvoorbeeld op de consumptie van alle comsumenten tezamen of op de bestededingen die de ondernemingen gezamelijk doen voor het kopen van machines en materialen. Het bbp is de totale productie in een land in een jaar. Het nationaal inkomen is het geld dat alle Nederlanders samen in een jaar hebben verdient. De bedijfs-economie houdt zich bezig met wat er gebeurt binnen de muren van een onderneming (kostenberekening van producten, het verwerven van geld, de financiering en de organisatie). De commerciele economie sluit aan bij de bedrijfs-economie. In dit vak let men vooral op de postitie van de onderneming op inkoop- en verkoopmarkten (het vaststellen van een reclamebudget voor de verkoop van een goed). De centraal geleide economie (niet aansluiten bij voorkeuren consumenten, verouderde productietechnieken, dus geen concurentie op wereldmarkt, slechte zorg voor milieu) in Oost-Europa heeft langzaam plaatsgemaakt voor de vrije markteconomie. Door het kunstmatig laag houden van primaire levensbehoeften, stijgen de prijzen daarvan nu erg snel. Dit komt omdat men nu wel een beetje in de buurt van de productieprijs is gaan zitten. Economische poletiek is het beïnvloeden van het economisch leven door de overheid en de monetaire autoriteiten. We kennen een aantal onderdelen van economische politiek. 1. monetair beleid: het voeren van een monetair beleid behoort tot de taken van de NB. De monetaire politiek bestaat uit het stabiel houden van de euro. 2. inkomenspolitiek: als de overheid invloed probeert uit te oefenen op de hoogte en de verdeling van de inkomens in Nederland door de belastingtarieven te wijzigen. 3. mededingingsbeleid: mededingingspolitiek heeft als doel de onderlinge concurentie van ondernemingen in goede banen te leiden. 4. prijsbeleid: de minister van economische zaken kan minimum of maximum prijzen instellen. 5. milieu beleid: de overheid probeert langs verscheidene wegen het verontreinigen van lucht en water en het vervuilen van onze omgeving tegen te gaan. Waarderingsoordeel is de mening van iemand over een bepaald probleem. Het berust altijd op een overtuiging. Je godsdienst of politieke overtuiging speelt een belangrijke rol in je standpunt. Een zijnsoordeel is een oordeel van constaterende aard. We kunnen ze herzien als nieuwe feiten aan het licht komen die we eerder niet kenden. H3 Je kunt je inkomen op verschillende manieren verwerven: salaris, pacht, interest, winst en divident. Nominale loon ontvang je door te werken. Reëel loon is de koopkracht. Bruto loon incl. sociale verzekeringen en loonbelasting. Netto loon excl. sociale verzekeringen en loonbelasting. De wig is het verschil tussen de totale loonkosten en het netto loon. Basis jaar (van indexcijfer) is het jaar waar het begint (bijv. ‘98). Dit is altijd 100. Beschouwende periode is dan bijv. ’99. Enkelvoudig prijsindexcijfer is het cijfer van één product. Samengesteld prijsindexcijfer is van meerdere producten. Het consumentenindexcijfer is de gemiddelde prijsontwikkeling (inflatie). Als je een bepaald percentage van je inkomen besteed aan bijv. kleding dan krijgt dat product gewicht bij het samengesteld gewogen prijsindexcijfer. Budget onderzoek is een onderzoek van het CBS hoe mensen hun geld besteden. Als je een voorkeur voor een product hebt dan koop je routinematig. Als je een nieuw product nog niet kent, dan zal hij info zoeken om tot een keuze te komen. Consumptiepioniers zijn mensen die dingen als eerste willen hebben. Character merchandising zijn producten met een stripfiguur. Vooral gekocht door kinderen. Afbetalings krediet is een heel dure kredietvorm. Risico van de krediet gever is groot en administratiekosten zijn hoog. De wet op het afbetalingstelsel regelt dat de gene die verkoopt op afbetaling staat ingeschreven in een speciaal register van de kamer van koophandel. Om te voorkomen dat iemand al te grote schulden maakt, eist de wet dat er gelijk 20% van de prijs gelijk gestord wordt, de kasstorting. De wet op consumptief geldkrediet eist dat de consument weet dat ze meer betaalt bij koop op afbetaling. Personele inkomensverdeling is de verdeling van het nationaal inkomen over de personen van een land. Als er in een bepaalde beroepsgroep weinig hoogopgeleide mensen zijn gaat het salaris vaak omhoog. Primaire inkomensverdeling is de verdeling voordat belastingen en premies zijn geheven en sociale uitkeringen en subsidies zijn ontvangen. Bij secundaire inkomensverdeling is hiermee wel rekening gehouden. Het verschil kleiner maken tussen inkomens is inkomensnivellering. Dit komt doordat mensen met hoge inkomens meer belasting betalen. En uitkeringen en subsidies meestal ten goede komen aan de lagere inkomens. Ook het wettelijk minimun loon helpt hierbij. Goed onderwijs is ook belangrijk op langere termijn. Een goede scholing betekend ook een betere baan en dus een beter inkomen. Tertiaire inkomensverdeling is vermoedelijk nog gelijkmatiger dan de secundaire inkomensverdeling (bijv. wegen en onderwijs). Vermogen is iemands persoonlijke bezittingen minus schulden. Inkomstenbelasting is progressief, want je betaalt meer belasting als je inkomen hoger is. Aftrekposten zijn posten die je van je inkomen in mindering mag brengen. Bijv. pensioenpremies, studiekosten, giften en hypotheekkosten. Iedereen heeft een belastingvrije som. Belastingdruk is de belasting uitgedrukt in een percentage. Marginaal tarief is het belastingpercentage waar je inkomt als je meer gaat verdienen. Loonbelasting is een voorheffing op de inkomensbelasting. Als je teveel belasting hebt betaalt krijg je dit terug. Inflatiecorrectie van het schijventarief is dat de grenzen van de schijven en de hoogte van de belastingvrije som stijgen met het persentage van de inflatie. We onderscheiden sociale verzekeringen en sociale voorzieningen. Voor sociale verzekeringen moeten we premies betalen en sociale voorzieningen worden rechtstreeks door de overheid betaalt. Volksverzekeringen beginnen altijd met ‘algemeen’. Belangrijke uitvoeringsorganen van sociale zekerheid zijn landelijke instelling sociale verzekeringen, sociale verzekeringsbank en ziekenfondsen. Het omslagstelsel is via premies het bedrag opbrengen dat nu nodig is voo het betalen van AOW. Kapitaaldekkingsstelsel is premie die je nu betaalt om later een pensioen uitkering te krijgen. De sociale-verzekeringswetten kunnen we in 3 groepen verdelen. 1. Wetten die beterekking hebben op het wegvallen van inkomen (ww en wulbz). 2. Wetten die de kosten van medische kosten betreffen. ZFW en AWBZ. ZFW als doel de medische verzorging te voorzien en de AWBZ verzekerd de geneeskundige risico’s die niet gedekt worden. 3. Wetten die het ouderdoms- en nabestaandenpensioen regelen. De AOW geeft garatie op inkomen vanaf 65 jaar. De ANW zorgt voor uitkering als kostwinner overlijdt. Dit is afhankelijk van het inkomen. Het tegengaan van het oplopen van de sociale uitgaven door minder uitkeringen (volumebeleid), tegengaan van oneigenlijk gebruik en het minder laten stijgen van uitkeringen tov het bedrijfsleven. Negatieve select. Iemand die heel gezond is betaalt een lage premie. Iemand die minder gezond is betaalt meer premie. Opportunistisch gedrag is je risicovoller gaan gedragen omdat je toch wel verzekerd bent en je werkgever de premie moet betalen. Soms is er een eigen risico maar dit heeft geen zin bij de WULBZ.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.