Examendomein I: Goede tijden, slechte tijden

Beoordeling 7.7
Foto van Nienke
  • Samenvatting door Nienke
  • 6e klas vwo | 870 woorden
  • 6 mei 2017
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7.7
3 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak

Domein I: goede tijden, slechte tijden

Nationaal product​ symbool is W

Hoogte bepaald door

Effectieve vraag (EV)​ alle bestedingen, Keynes

Consumenten, Bedrijven, Overheid, Buitenland (E)

Productiecapaciteit ​aanbod, maximaal haalbare reële productie

Hoogte nationaal inkomen

Volgens klassieke economien: ​PC bepaalt hoogte Y, altijd volledig benut, LT-visie

Marktmechanisme werkt perrfect ​(overal vraag/aanbod evenwicht)

Alleen tijdelijke werkloosheid ​marktmechanisme lost dit ook op

Overheidsingrijpen niet gewenst​ kan alleen marktmechanisme verstoren

Investeringen geven meer capaciteit​ alleen gelet op capaciteitseffect ervan

Volgens Keynes: ​effectieve vraag bepaald door hoogte Y, kortetermijnvisie

Marktmechanisme werkt niet perfect​ prijsrigiditeit en loonstarheid

Werkloosheid kan hardnekkig zijn lonen dalen niet (vakbonden!) bij​ werkloosheid

Overheidsingrijpen gewenst ​anticyclisch beleid

Investeringen zijn onderdeel EV ​alleen gelet op bestedingseffect ervan

Productiecapaciteit gegeven​ investeringen op KT relatief erg klein, neit van invloed.

Verkeersvergelijking Fischer​: MV = PT/Y evenwichtsvergelijking.

Conjunctuur​ statisch bekeken

Laagconjunctuur/onderbesteding​ EV < PC

Reële nationaal product/inkomen lager dan mogelijk

Lage bezettingsgraad

Deflatie

Ruime arbeidsmarkt ​conjunctuurwerkloosheid

Lage rente​ weinig vraag naar leningen om te investeren

Overheidstekort​ minder belastingontvangsten dan anders, meer overdrachtsuitgaven

Actieve lopende rekening minder import dan normaal​

Bestedingsevenwicht of ​​intern evenwicht​ EV = PC

Overbesteding/hoogconjunctuur​ EV > PC

Reële nationaal product/inkomen maximaal

Hoge bezettingsgraad

Inflatie

Overspannen arbeidsmarkt

Hoge rente

Overheidsoverschot ​winstbelastingen hoog, weinig werkloosheidsvoorzieningen nodig, verstandig om overschot te kweken

Passieve lopende rekening​ meer import dan normaal

Bestaan van een knelpuntfactor ​kapitaal- of arbeidstekort

Bijzondere situatie Stagflatie

Stagnerende economie met inflatie ​onderbesteding met stijgende prijzen als gevolg van hogere kosten

Conjunctuurindicatoren

Vertrouwensindicatoren​, stemmingsindicatoren ​​of ​voorlopende indicatoren consumenten- en producentenvertrouwen, orderportefeuille, grote aankopen als auto’s of meubilair

Economische indicatoren​ of directe indicatoren ​​bbp, investeringen, productie bedrijven, consumptie, uitvoer, rente, faillissementen

Arbeidsmarktindicatoren ​of ​achterliggende indicatoren ​werkgelegenheid, werkloosheid, vacatures, uitzenduren

Anticyclisch conjunctuurbeleid ​(dmv B en O)

Problemen: hoeveel en wanneer bij te sturen + begrotingssaldo (lagere bestedingen vergroten het overheidstekort)

Bestedingen stimuleren in onderbestedingssituatie​ kan onderbesteding bestrijden, maar ook groei van productiecapaciteit door capaciteitseffect

Belastingen lager in onderbestedingssituatie ​stimuleert bestedingen en kan concurrentiekracht van het bedrijfsleven versterken (structuurbeleid)

Automatische stabilisatoren

Socialezekerheidsstelsel ​werkloosheidsuitkeringen voorkomen te grote val van EV

Welvaartsvaste uitkeringen %stijging = %gemiddelde loonstijging​

Waardevaste uitkeringen %stijging = %inflatie​

Progressieve belastingen ​%brutoloonstijging groter dan %nettoloonstijging

Spaargelden ​in recessie gaat men minder sparen om uitgaven op peil te houden

Monetaire politiek ECB​ remt bestedingen via hogere rente in hoogconjunctuur (NB niet automatisch, gewoon conjunctuurstabilisator)

Philipscurve​ verband hoogte inflatie- en werkloosheidspercentage. Negatief verband en komt overeen met een normale conjunctuurgolf: bij hoogconjunctuur zal inflatie stijgen en werkloosheid dalen. Andersom zal dit gebeuren bij een laagconjunctuur. Bij structureel hoge inflatie gaat dit niet op, mensen gaan dan over op natura of vreemde valuta. Langdurige en structureel hoge inflatie leidt juist tot werkloosheid.

● KT: relatie met conjunctuurcycli

● LT: geeft slechte indicatie

Inflatie

soorten/oorzaken

Binnenlandse oorzaken

Bestedingsinflatie ​vraag naar goederen zorgt voor prijsstijging; overbestedingsinflatie

Kosteninflatie aanbod/kostenzijde zorgt voor prijsstijging​

Winstinflatie ​hogere winstmarges

Buitenlandse oorzaken

Geïmporteerde inflatie ​stijging invoerprijzen gevolg van koersveranderingen en/of prijsstijging in het buitenland

Mogelijk gevolgen voor

Koopkracht

Rentehoogte

Nominale rente ​banken zullen rente hoger willen dan inflatie

Reële rente​ hogere inflatie -> reële rente daalt

Spaargedrag ​minder sparen want: spaargeld wordt reëel minder waard ❖ Bestedingsgedrag​ sneller kopen want morgen kan de prijs hoger zijn ❖ Inkomens- en vermogensverhoudingen ​wie kan compensatie krijgen?

Concurrentiepositie verslechtering als NL meer inflatie heeft dan buitenland​ ❖ Lonen ​prijscompensatie, loon-prijsspiraal

Bestrijding

Hogere officiële rente​ centrale bank rente omhoog -> banken vragen meer rente aan leners -> bestedingen worden afgeremd; beperkte werking omdat kapitaalmarkt internationaal vrij Gevaar

Hyperinflatie​ hollende inflatie, geld waardeloos -> ruil in natura aantrekkelijk

Productiegroei Kenmerken

Niet-duurzame groei​ geen rekening houden met toekomstige generaties

Duurzame groei groene groei​

Problemen bij realiseren van de groei

Starre (markt-)verhoudingen mensen zijn moeilijk te ontslaan​

Onevenwichtige demografische ontwikkeling ​vergrijzing

Te weinig technologische ontwikkeling

Uitputting hulpbronnen

Aantasting leefmilieu

Gevolgen van duurzaam groeibeleid

Verandering van internationale concurrentiepositie

Weerstand tegen veranderingsprocessen

Hoge (investerings-)kosten

Invloed op de overheidsfinanciën

Bestaande belangen aantasten

Economische en Monetaire Unie​ ​(EMU) ​onderdeel EU

Instituut: Europese Centrale Bank

Doel: één Europese munt, de euro

+: geen koersrisico

+: geen transactiekosten of omwisselingskosten

Gevolgen voor landen die (willen) deelnemen

Beperking beleidsmogelijkheden​ bv geen wisselkoersveranderingen meer mogelijk

Toetredingscriteria

Financieringstekort <3% bnp

Staatsschuld <60%

Inflatie laag laagste nationale inflatie EMU-landen richtsnoer​

Rentevoet laag ​laagste nationale rentevoet EMU-landen richtsnoer

Wisselkoersstabiliteit ​over lange periode nationale munt stabiel tov euro

Stimuleert innovatie

ECB

Hoofddoel: prijsstabiliteit

Basistaken

Bepalen en uitvoeren monetair beleid

Via rentebeleid

Via geldhoeveelheidsbeleid Via wisselkoersbeleid Beperkingen:

■Zero lower bound​ rente kan in principe niet lager dan 0%

■Liquiditeitsval​ huishoudingen gaan extra geld sparen ipv besteden

Verrichten van valutamarktoperaties

Beheerder externe reserves deviezenvoorraad​

Bevorderen goede werking betalingsverkeer

Andere taken

Toezicht op de kredietinstellingen

Uitgever van bankbiljetten

Toezichthouder op de infrastructuur van financiële markten

Toezichthouder op aanbieders van risicomijdende en risicozoekende beleggingen

NAIRU​ (Non Accelerating Inflation Rate of Unemployment) laagste % werkloosheid dat bestaat bij een stabiele inflatie. Natuurlijke percentage werkloosheid, frictie- en structuurwerkloosheid. De ECB streeft een jaarlijks inflatiepercentage na van 2%. Ze denkt dat daardoor de economie in evenwicht is (vergelijk situatie van Keynes’ bestedingsevenwicht) en werkloosheid op zijn laagste niveau komt. Men spreekt daarom ook wel van evenwichtswerkloosheid.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.