Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 2

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 628 woorden
  • 1 november 2012
  • 9 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
9 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Economie samenvatting hoofdstuk 2

2.1 – niks.

 

2.2 – De totale opbrengst (TO) = p x q

De totale kosten (TK) = TVK + TCK

De kostprijs (GTK) = TVK/q + TCK/q

Marginale kosten (MK) = de kosten die erbij komen als je een extra product maakt.

Marginale opbrengsten (MO) = de opbrengsten die erbij komen als je een extra product verkoopt.

GCK daalt als de TCK gedeeld word door een groter aantal producten.

Als MO groter is dan MK levert het product meer op de dan de kosten toenemen.

Als je meer produceert stijgt de totale winst.

Marginale opbrengsten > Marginale kosten: Winst stijgt.

Marginale opbrengsten < Marginale kosten: Winst daalt.

Marginale opbrengsten = Marginale kosten: Winst maximaal.

Er bestaan twee soorten grafieken:

1. met de TO en de TK

De totale winst is het verschil tussen de twee lijnen bij een bepaalde afzet.

2. met de marginale en gemiddelde kosten en opbrengsten

De winst per product is het verschil tussen de GO en de GTK bij een bepaalde hoeveelheid, de totale winst is de winst per product x het aantal producten.

 

2.3

– homogeen: voor de afnemer precies hetzelfde.

Heterogeen: voor de afnemer zitten er verschillen in de aard van het product, die spelen mee bij de aankoopbeslissing.

Volkomen concurrentie: vrije toetreding tot de markt, prijs bepaald door vraag en aanbod.

Abstracte markt: geheel van vraag en aanbod naar een bepaald goed.

Concrete markt: aanbieders en vragers ontmoeten elkaar.

Vraag- en aanbod lijn leveren een snijpunt op: evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid, hier zijn de vrager en aanbieder het met elkaar eens.

Ophoudprijs de vooraf van tevoren afgesproken bodemprijs.

Aantal vragers

Aantal aanbieders

Soort goed

Marktvorm

veel

één

homogeen

monopolie

veel

weinig

homogeen

homogeen oligopolie

veel

weinig

heterogeen

heterogeen oligopolie

veel

veel

homogeen

volkomen concurrentie

veel

veel

heterogeen

monopolistische concurrentie

 

2.4

variabele kosten: de kosten die variëren met de productieomvang.

 Als elke vertegenwoordiger met hetzelfde loon steeds meer producten toevoegt dan zijn voorganger wordt de levering van het product goedkoper en zullen de extra kosten (MK) dalen, andersom is dit hetzelfde geval.

Als de productie steeds sterker stijgt, daalt de GTK, want TK wordt dan gedeeld door een grotere hoeveelheid. Als de productie gaandeweg minder wordt, stijgt de GTK.

De constante kosten worden nooit 0, waardoor de GTK en de GVK nooit snijden.

De MK en de GTK snijden in het laagste punt, want als het maken van een extra product goedkoper is dan de kostprijs, zal de kostprijs dalen. Als het maken van een extra product hoger ligt dan de kostprijs zal de kostprijs stijgen. Ze snijden in het laagste punt, omdat de kostprijs dan niet daalt of stijgt.

Een ondernemer die streeft naar maximale winst, produceert door totdat de marginale opbrengsten en de marginale kosten aan elkaar gelijk zijn.

Als de toetreding vrij is, en de winst stijgt, zullen er meer aanbieders komen, als de winst daalt zal het aantal aanbieders afnemen, dit stopt als de winst 0 is.

Een ondernemer produceert tot MO = MK, als de GTK boven MK zit, zal hij doorgaan totdat hij onder de GVK-lijn zit, omdat hij dan in ieder geval zijn variabele kosten kan dekken, dus de MK-lijn is de individuele aanbodlijn als hij boven de GVK-lijn zit.

De aanbodfunctie heeft q aan de linkerkant, dus i.p.v. p=1/3000q komt q=1/3000p.

 

2.5

– bij vaste ruimte en machines, voegt een extra werknemer in het begin meer toe dan de aanwezige werknemers, door arbeidsverdeling en overleg komt er een sterke toename van de extra productie per ingezette werknemer (MK omlaag), dat neemt ook weer af vanaf een bepaald punt, als het te druk wordt en de arbeiders elkaar voor de voeten gaan lopen etc. (MK omhoog)

Het loon van elke werknemer is gelijk, dus het verband tussen kosten en productie is progressief of degressief.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.