Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De nederlandse economie H1Welvaart in Nederland

Beoordeling 6.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1291 woorden
  • 9 oktober 2012
  • 16 keer beoordeeld
Cijfer 6.7
16 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

1.1  Introductie

Welvaart: de mate waarin je in je behoefte kunt voorzien met je beschikbare middelen (=geld)

Hoe kun je welvaart in NL vergelijken met de welvaart in andere landen?

Totale productie in dat land (BBP)

 

Kritiek: ene land heeft meer inwoners.

 

Totale productie in dat land/inwoners.

       = BBP per   hoofd v.d. bevolking

Kritiek: ene land is duurder dan het andere.

Totale productie per inwoner gecorrigeerd voor   prijsverschillen.

Kritiek: er is meer dan alleen maar geld

Human Development Index

Kritiek: hoe zijn immateriële behoeften uit te drukken?

Waar staat Nederland internationaal gezien?

Statistieken van de Verenigde Naties (VN) geven antwoord. Deze organisatie kijkt naar wat een land in het totaal verdient en produceert: het Bruto Binnenlands Product (BBP), het BBP zonder prijsstijgingen, het BBP per hoofd van de bevolking en de door de VN zelf ontworpen Human Development Index.

1.2  Productie en inkomen in Nederland

Welvaart uitgedrukt als de mate waarin je in je behoeften kunt voorzien met je beschikbare middelen - welvaart in enge zin.

Human development index - welvaart in ruime zin (voor economie minder bekend).

Terug naar de basis: het BBP:

De totale productie van alle bedrijven en overheid samen (Productie van werk thuis, vrijwilligerswerk en zwart werk telt niet mee.)

Je kunt werken in verschillende sectoren:

Landbouw

Belang wordt steeds   kleiner.

Industrie:

Nederlandse lonen zijn   te duur, dus verplaatsen naar het buitenland.

Diensten

- Commercieel

Nadruk op handel en   transport

Niet commercieel

Overheid

 

Privatisering: overheidsbedrijven worden overgenomen door particuliere bedrijven. Voorbeelden: NS, KPN, energiebedrijven

1.3  Het meten van productie

Het nationaal product wordt vastgesteld voor het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS).

Productie: Het geschikt maken van goederen en diensten voor verkoop en gebruik.

Om te produceren zijn productiefactoren nodig:

- Arbeid: alle geestelijke en lichamelijke inspanning van mensen;

- Kapitaal(goederen): Bijvoorbeeld grondstoffen, machines, transportmiddelen en gebouwen. Kapitaal is niet hetzelfde als een som geld. Als bedrijven kapitaalgoederen kopen heet dat investeren

- Natuur of natuurlijke hulpbronnen:  grond, mineralen, klimaat, waterwegen enz.

- Ondernemerschap: Het risico dat een ondernemer neemt door het bezit van een eigen zaak.

De beloningen van productiefactoren -  loon, winst, rente en huur of pacht – worden ook wel primaire inkomens genoemd. Tellen we alle primaire inkomens die in ons land in een jaar verdiend bij elkaar op, dan krijgen we het nationaal inkomen, verdiend met productie.

De toegevoegde waarde van bedrijven = de omzet – de ingekochte grond en hulpstoffen.

De toegevoegde waarde van de overheid = de som van alle ambtenarensalarissen.

De toegevoegde waarde van alle bedrijven en overheid samen = het bruto binnenlands product (BBP)

De arbeidsproductiviteit hangt af van een aantal factoren:

- de mate van arbeidsverdeling of specialisatie

- de scholing van de werknemers

- het aantal en de kwaliteit van de kapitaalgoederen

- de arbeidsomstandigheden

Omzet = afzet x verkoopprijs

Bedrijfskolom: een schematische weergave van alle schakels die er in een productieproces zitten vanaf de grondstof t/m het eindproduct.

-> bedrijfskolom (brood)

graan – fabriek – bakker – brood

Toegevoegde waarde: de waarde die een volgende schakel in een bedrijfskolom er aan toevoegt.

1.4  De koopkracht van de Nederlandse burger

Bij het berekenen van de koopkracht (wat kan een consument kopen) met er rekening gehouden worden met de inflatie (prijsstijging)

Bij nominaal inkomen wordt er alleen gekeken naar loonontwikkeling. Bij reëel inkomen wordt er ook rekening gehouden met de inflatie à geeft de koopkracht weer.

Formule Bij benadering:

Reële inkomensstijging =  nominale inkomensstijging – inflatie

Formule precies:

Reële inkomensindex = (nominale inkomstenindex ÷ prijsindex) x 100

De reële waarde waarde van het inkomen is gelijk aan de nominale waarde, gecorrigeerd voor de inflatie.

Reële inkomen: wat je aan producten meer kunt kopen

Nominale inkomen: gewoon wat je verdient berekenen: reële inkomen – prijsinflatie

Procentuele veranderingen van het reële inkomen kun je berekenen met behulp van indexcijfers. (zie wiskundeblok op blz. 16 – 17)

Het reële inkomensindexcijfer (RIC) bereken je als volgt:

RIC : NIC / PIC x 100 %

RIC: Reëel inkomensindexcijfer, deze indexcijfer geeft aan hoeveel je meer kunt kopen aan producten.

NIC: indexcijfer nominaal inkomen, dus dit is het indexcijfer die aangeeft hoeveel je verdient een bepaald jaar.

PIC: indexcijfer prijspeil, dus dit is het indexcijfer die aangeeft hoeveel de prijzen stijgen.

1.5  Het meten van inflatie in NL

Inflatie: Gemiddeld prijspeil stijgt t.o.v. het gemiddeld prijspeil van vorig jaar.

Inflatie wordt berekend door CBS à (Centraal Bureau voor Statistiek)

  1. Via budgetonderzoek weten ze hoeveel goederen en diensten worden gekocht en hoeveel geld daaraan wordt uitgegeven = wegingsfactoren

  2. Per goed/dienst wordt berekend hoeveel inflatie er is geweest.

  3. Berekenen van het CPI (consumentenprijsindex) m.b.v. 1 & 2

Vb.         euro uitg.   proc.   Inflatie (gestegen)

Eten                700      35        3         

Woning           1000    50        4         

Sport               50        2,5       -

School             150      7,5       2         

Ontspanning   100      5          1

Het cpi geeft aan hoeveel procent het leven duurder is geworden en speelt zo een belangrijke rol in de loononderhandelingen.

Prijspeiling*: kijken of de gemiddelde prijs van goederen en diensten zijn gestegen.

Wegingsfactoren: geven aan welk deel van de totale uitgaven naar een specifieke artikelgroep gaat.

Budgetonderzoek: dit is een onderzoek naar de bestedingsgewoonten van mensen.

Indexcijfer nationaal inkomen per inwoner:

indexcijfer nominaal inkomen / indexcijfer bevolkingsomvang x 100

Prijscompensatie: dat je loonsverhoging krijgt omdat anders je koopkracht daalt omdat de prijzen stijgen.

1.6  De economische kijk: wat is dat?

Economie is het kopen van goederen en diensten (schaarste) met je beschikbare middelen. (geld). Omdat je niet genoeg geld hebt voor al je behoeften, moet je keuzes maken.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Economie is het kopen van goederen en diensten (schaarste) met je beschikbare middelen. (geld). Omdat je niet genoeg geld hebt voor al je behoeften, moet je keuzes maken.

Omdat je moet kiezen, gaat de economie uit van opportunity costs - hoeveel kost een andere optie of.. hoeveel levert een andere optie op?

1.7  Economisch kijken naar een maatschappelijk probleem

BBP per hoofd van de bevolking houdt geen rekening met inkomensverschillen. De Lorenzcurve geeft inzicht in deze verschillen.

Hoe boller de Lorenzcurve hoe groter de inkomensverschillen

Hoe vlakker de Lorenzcurve hoe kleiner de inkomensverschillen

Maatregelen om de Lorenzcurve vlakker te maken - Nivelleren

Maatregelen om de Lorenzcurve boller te maken - Denivelleren

Nivelleren = inkomens in verhouding dichter bij elkaar brengen

Denivelleren = het verschil tussen arm en rijk wordt groter

Personele inkomensverschillen: de manier waarop de inkomens van mensen zijn verdeeld.

Nivelleren: inkomensverschillen worden kleiner

Denivelleren: inkomensverschillen worden in verhouding groter.

Lorenzkromme of lorenzcurve: toont het verschil tussen arm en rijk

 Een paar belangrijke begrippen die niet in het boek staan:

 Omzet: afzet x prijs

 Winst: omzet – kosten

Toegevoegde waarde: omzet – ingekochte goederen en diensten van derden. De productie kosten betekend het zelfde als toegevoegde waarde.

Voorbeeldsom met betrekking tot PIC, RIC, NIC.

 a. Bereken hoeveel het inkomen ervoor op vooruit gaan!

 b. Het prijsindexcijfer is 105.6 bereken hoeveel het nominaal indexcijfer (nic)

 Antwoord:

 2000 2001

10.000 euro 12.000 euro nic: 120

 100 % 105.6% pic: 105.6

 nic 120

 ric: x 100% = x 100 % = 113.6

pic 105.6

Conclusie: het nominaal inkomen gaat er met 13.6% op vooruit

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.