Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De Nederlandse economie

Beoordeling 8.2
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1987 woorden
  • 21 maart 2013
  • 14 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
14 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Nieuw seizoen Studententijd de podcast!

Studenten Joes, Tess en Annemoon zijn terug en bespreken alles wat jij wilt weten over het studentenleven. Ze hebben het onder andere over lentekriebels, studeren, backpacken, porno kijken, datediners, overthinken, break-ups en nog veel meer. Vanaf nu te luisteren via Spotify en andere podcast-apps! 

Luister nu

Index De Nederlandse Economie

1.1   introductie

Human development index =  welvaartsmeter

 1.2   Productie en inkomen in Nederland

Welvaart Enge zin = koopkracht

Welvaart Ruime zin = immateriële behoeftes

Mensen doen waar ze goed in zijn(werken) dit verscheelt daarom per land. Bijvoorbeeld in landbouw, diensten en industrie. De sectoren zijn voortdurend in beweging bijvoorbeeld door lage loon landen of een hoog opleidingsniveau.

Nederland à hoog opleidingsniveau, goede infrastructuur, gunstige geografische ligging =  diensteneconomie met handel en transport als belangrijke pijlers

 BBP = productie van alle bedrijven en overheid opgeteld

In werkelijkheid is het hoger door productie die niet word meegeteld (zwart of geen geld tegenover)

Productie: het geschikt maken van goederen en diensten voor verkoop en gebruik. Niet alleen materiaal dus maar ook dienstverlening. Niet alles is geregistreerd

 Formele economie: de zichtbare productie en inkomens

 Productiefactoren:

-          Arbeid
-          Kapitaal(goederen)
-          Natuur of natuurlijke hulpbronnen
-          Ondernemerschap

 Beloningen productiefactoren:

-          Loon
-          Winst
-          Rente
-          Huur

Dit bij elkaar optellen levert het nationaal inkomen.

Produceren is het toevoegen van waarde aan de ingekochte grond en hulpstoffen

Toegevoegde waarde = de omzet – ingekochte grond en hulpstoffen

Ambtenaren worden niet betaald voor hun diensten(politie, brandweerman, etc.)

Toegevoegde waarde van de overheid = de som van alle ambtenaressensalarissen

BBP = toegevoegde waarde BBP + Ambtenaressensalarissen

BBP is gelijk aan nationaal inkomen

 Arbeidsproductiviteit hangt af van:

-          Mate van arbeidsverdeling of specialisatie
-           De scholing van de werknemers
-          Het aantal en kwaliteit van de kapitaalgoederen
-          Arbeidsomstandigheden

 Arbeidsproductiviteit = productie per werknemer per tijdseenheid

Reële inkomen= koopkracht, nominale waarden gecorrigeerd door inflatie

è Nominale inkomensindex / prijsindex  X 100

 RIC = NIC/PIC x100

 CPI = Hoeveel procent de kosten van het levensonderhoud stijgen ten opzichte van een basisjaar

è (W x prijsindexcijfer) + (W x prijsindexcijfer) + (w x prijsindexcijfer) / 100
Lorenzcurve = geeft inkomensverdeling weer, cumulatieve cijfers

Politici handelen in rechtvaardigheid, economen houden zich daar het verre van.
Nivellering= verschil in de verhouding van inkomens dichter bij elkaar
Denivellering=verschil tussen arm en rijk relatief groter

Om het effect van het verschil tussen arm en rijk te kunnen waarnemen maken economen onderscheid tussen primaire en secundaire personele inkomensverdeling

Primaire inkomensverdeling: verdeling bruto inkomens verdiend door leveren productie(huur winst rente pacht)

Secundaire inkomensverdeling: besteedbare inkomens, dus na belasting en premieheffing en met sociale uitkeringen.

Hoofdstuk 2 Bedrijven

Eenmanszaak

Kan bestaan uit meerderen personen. Eigenaar loopt alle risico. Met schulden kunnen schuldeisers  zijn privé-vermorgen en dat van zijn eventuele partner opeisen. Er is geen scheiding tussen bedrijfsvermogen en privévermogen.

 Vennootschap onder Firma (vof)

Vof lijkt op een eenmanszaak maar het vermogen is verdeeld over meerdere personen. Firmanten spreken af hoe groot ieders aandeel is. De schulden zijn voor iedereen even groot.

 Besloten vennootschap (bv)

Is een rechtspersoon, een organisatie die zelf verplichtingen kan aangaan en rechten heeft.  Schulden kunnen niet bij het privévermogen, behalve bij strafbare feiten. Zakelijk en privévermogen is gescheiden.  Het eigendom van de bv ligt bij de aandeelhouders. Als zij meewerken verdienen ze ook loon, maar ook de winst(of verlies). Startkapitaal van 18.000 euro

 Naamloze vennootschap (nv)

Aandelen staan niet op naam, er zijn veel eigenaren(vennoten). Kopers kunnen aandelen kopen als belegging. De eerste uitgifte (emissie) gebeurt via de bank daarna zijn ze vrij verhandelbaar.

 Je hebt een jaarrekening of balans. Grote bedrijven moeten ook een jaarverslag uitgeven die openbaar is(handig voor aandeelhouders)

Bij de jaarrekening horen de balans en de resultatenrekening

 Jaarrekening Balans

Balans is een overzicht van de bezittingen, het eigen vermogen en het vreemd vermogen(de schulden) van een bedrijf op een bepaald tijdstip.

 Linkerkant/debetzijde:

Activa, de bezittingen. Dat wat het bedrijf met zijn geld heeft gedaan.

-          Vaste activa (langer dan een jaar)

-          Vlottende activa (worden binnen maximaal een jaar in geld omgezet)

Liquide middelen = niet in vaste vorm. Bijvoorbeeld geld in kas

Rechterkant/creditzijde:

Passiva, het vermogen. Hoe het bedrijf aan zijn geld komt. Linker kant en rechter kant zijn gelijk.

-          Vreemd vermogen(VV) de schulden

Langlopende schulden (meer dan een jaar) en kortlopende schulden (minder dan een jaar)

Crediteuren zijn schuldeisers

-          Eigen vermogen, kan groeien  bijvoorbeeld emissie nieuwe aandelen.

Stroomgrootheden

 Jaarrekening Resultatenrekening

Overzicht vaan de opbrengsten en kosten van een bedrijf in een bepaalde periode.

Linkerkant = kosten

Rechterkant = Opbrengsten

Winst gaat ook links om het gelijk te maken.  

Voorraadgrootheden

 Break-even analyse

TO = TK

TK = TVK + TCK

Marktevenwicht

Aanbod = vraag à evenwichtsprijs

 Hoofdstuk 3 het nut van de overheid

Collectieve sector = overheid en de sociale fondsen

Collectieve goederen zijn goederen die niet gesplitst kunnen worden in individueel te leveren eenheden en zijn, zodra ze geproduceerd worden, voor iedereen beschikbaar

 Quasicollectieve goederen = geproduceerd door de overheid maar geen echte collectieve goederen. Te splitsen in individueel te leveren goederen maar door de overheid geschaft. Bijvoorbeeld drinkwater.

Individuele goederen zijn te splitsen in individueel te leveren eenheden en worden door particulieren bedrijven geleverd.

De overheid is nodig omdat collectieve goederen anders niet worden geproduceerd. Je krijgt dan free-rides, meeliftgedrag of te wel mee proviteren.

 Overheid is ook nodig om het gevangen dilemma te voorkomen waarbij partijen allebei het goedkoopste willen uitkomen maar dit in botsing met elkaar is.

 De overheid produceert collectieve goederen omdat er behoefte aan is en niemand anders het doet.

 Quasicollectieve goederen zijn onderwijs en gezondheidszorg. Deze kunnen worden geproduceerd door individuen maar regelt de overheid.

Dit omdat ze willen dat het betaalbaar blijft omdat het belangrijk is. Ook kan dat ze de kwaliteit goed willen controleren of dat het te ingewikkeld werkt voor particulieren om betalingen te innen(wegen net zouden tolwegen worden).

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Dit omdat ze willen dat het betaalbaar blijft omdat het belangrijk is. Ook kan dat ze de kwaliteit goed willen controleren of dat het te ingewikkeld werkt voor particulieren om betalingen te innen(wegen net zouden tolwegen worden).

Ook hebben veel collectieve goederen positieve externe effecten = Merit goods

Negatieve externe effecten = demerit goods

De overheid zorgt dan voor extra belasting zoals accijns of reclame spotjes.

 Draagkrachtbeginsel: Hoeveel je betaal hangt af van je draagkracht (inkomen)

Profeitbeginsel:  kosten hangt af van de maten hoeveel je gebruik  maakt van een overheidsvoorziening

De overheid maakt gebruik van allebei voor hun inkomen.

Inkomsten:

Merendeel bestaat uit belastingen. Niemand weet waar dat geld precies aan word besteed. Iemand kan stemmen op een partij die belooft het geld anders te besteden.

Niet belastingsinkomen komen uit de verkoop van aardgas, winsten overheidsbedrijven verkoop van overheidsbezit, boetes, etc.

Je hebt directe en indirecte belastingen. De btw is een percentage van de verkoopprijs zonder btw.

 Twee belangrijkste belastingen:

-          Loon en inkomstenbelasting

-          Vennootschapsbetaling

 Twee systemen inkomstenbelasting

-          Vlaktaks

Iedereen betaalt het zelfde percentage belasting. Het is een proportioneel tarief. In Nederland werkt dit zo bij de vennootschapsbelasting maar niet bij de inkomensbelasting.

 In West-Europa betaal je ook een hoger percentage als je inkomen hoger ligt. Dit is een progressief tarief.

 Degressief tarief = percentage daalt naarmate je inkomen stijgt.

 Met de vlaktaks wil de regering een simpel systeem met weinig uitzondering en lage tarieven. Dan zijn er weinig ambtenaren nodig voor controle belastingsaangifte. En zijn er minder belasting ontduikers en zwart werkers. Zo hopen ze de groei te bevorderen, belangrijker dan gelijkmatigere verdeling.

Bij progressief zeggen ze de sterkste schouders dragen de zwaarste lasten. Verschillen worden relatief kleiner en het secundaire inkomen gelijkmatiger à nivellering

 Nederlandse situatie: aftrekposten en heffingskortingen

Je werkgever houd geen rekening met je persoonlijke omstandigheden, de belasting houd daar wel op twee manieren rekening mee:

  1. Heffingskortingen. Er is een algemene heffingskorting voor iedereen die belasting betaald.  Voor werkende is er een extra en voor mensen die kinderen hebben geldt nog een derde korting. Met alleen staande ouder een vierde.
  2. Aftrekposten, die maken het belastbaar inkomen later. Bijvoorbeeld rente.

Aftrekposten haal je voor het schijventarief eraf heffingskortingen erna.

 Te betalen belastingsbedrag: Bruto inkomen – aftrek posten = belastbaar inkomen. Daar pas je het schijventarief op en daar haal je de heffingskortingen van af.

 Overheidsuitgave

-          Overheidsbestedingen: uitgave waar de overheid een tegenprestatie voor verwacht (ambtenarensalarissen)

-          Overheidsoverdrachten: herverdelen het inkomen (bijstanduitkering)

Overheid investeert ook, bijvoorbeeld infrastructuur

 Structuur economie = aanbodkant

Conjunctuur =  Aanbodkant

 Begrotingstekort = Verschil uitgaven overheid en inkomsten

Financieringstekort =Begrotingstekort – aflossingen

 

Hoofdstuk 4 Nederland en buitenland


Handelsquote = (waarde van de import en export) / (BBP) X 100

 Internationale handel leidt tot arbeidsverdeling, hierdoor stijgt de welvaart.

 Arbeidsverdeling en specialisatie is er op alle niveaus. Het kiezen van een beroep is ook een soort specialisatie. De productie word hoger als mensen doen waar ze goed in zijn. Ook binnen bedrijven zie je het. Fabrieken produceren nu ook onderdelen in plaats van hele producten. Ook in het gezin vind Arbeidsverdeling plaats.

 

Protectionisme en economische samenwerking

Internationale handel lijd tot veel welvaart maar soms moet een land zijn grenzen sluiten voor een bepaald product. Je kunt zo bijvoorbeeld importheffingen moeten betalen en daardoor stijgt de prijs. Er word dus veel betaald maar de banen blijven bestaan.

Protectionisme = beschermen van de eigen markt

 

Ook is er dumping: tegen een lage prijs(soms lager dan kostprijs)  overschotten verkopen of snel deel marktaandeel veroveren. Ook jongen industrietakken worden vaak (tijdelijk) beschermd, zo kunnen landen de import van bepaalde producten tegenhouden om de productie ervan in eigen land een kans te geven.

Het tegenovergestelde is exportsubsidie.

Contingent of quotum staat voor een maximaal toe te laten hoeveelheid.

Met de zogenaamde non-tarifaire maatregelen belemmer of bemoeilijk je de impor.

 Protectionismeis het beschermen van de binnenlandse markt van de export d.m.v. importheffingen, exportsubsidies, contingent of non-tarifaire maatregelen.

 Economische samenwerking

Er zijn verschillend internationale groepen landen die samen werken om de handel te bevorderen. Zoals de EU.

 Vrijhandelszone: de deelnemers handelen zonder invoerheffingen met elkaar

Economische unie: douane-unie plus vrij verkeer van arbeid en kapitaal, een gemeenschappelijk economisch beleid en gemeenschappelijke instellingen

Douane-unie:  Vrijhandelszone plus een gemeenschappelijk buitentarief

Economische en monetaire unie (EMU):economische unie plus 1 munt en 1 centrale bank die de waarde van die munt bewaard.

 Als de economie terug valt verlaagt de overheid de belasting zodat er minder snel een loonsverhoging word gevraagd (loonmatiging), de producten goedkoper worden en prijspijl op pijl blijft.

 Loonmatiging betekend niet dat de lonen dalen maar dat ze minder stijgen dan de arbeidsproductiviteit.

 Concurrentie van Nederlandse bedrijven hangt van drie factoren af:

-          Stijging lonen

-          Stijging arbeidsproductiviteit

-          Inflatie

 Indexcijfer loonkosten = (indexcijfer loonkosten) / (indexcijfer arbeidsproductiviteit) x 100`

Handelsbalanssaldo = exportwaarde – importwaarde

 Exportwaarde = PQ

 Koers = waarde van 1 eenheid van een munt uitgedrukt in een andere valuta. Externe waarde van een munt genoemd. De koers word bepaald door vraag en aanbod.

 Een duurdere munt betekend een duurde export en dus minder belangstelling.

 Appreciatie(koersstijging) als depreciatie(koersdaling) kunnen gunstig zijn. Bij een stijging word de export minder maar de import weer meer en andersom.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.