Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Bedrijsorientatie Matrix (organisatievormen)

Beoordeling 7.1
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 3e klas mbo | 2242 woorden
  • 9 augustus 2005
  • 205 keer beoordeeld
Cijfer 7.1
205 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Organisatie is een samenwerkingsverband van een aantal mensen met een gemeenschappelijk doel. Men wil iets verkopen
Winst is het geld dat er nog over is na het betalen van alle kosten
Profitorganisatie: een organisatie die naar winst streeft
Non-for-profotorganisatie: een organisatie die niet naar winst streeft dus een maatschappelijk doel. Ze dekken hun kosten door: * Subsidies * Donaties * Lidmaatschapgeld
Primaire doelstellingen: doelstellingen die nodig zijn om te bepalen wat er gemaakt moet worden

Verderliggende doelstellingen: doelstellingen die voortbestaan en eventueel uitbreidt
Nevengeschikte doelstellingen. Deze doelstellingen zijn onder te verdelen in: * Financiële doelen: winst komt voor uit de verkoop van goederen en diensten. Daarmee houdt de organisatie geld over voor nieuwe vestigingen * Bestuurlijke doelen: management bepaald hoe de gezagsverhoudingen binnen de organisatie in elkaar zit. * Sociale doelen: het management heeft ook doelen die gericht zijn op de medewerkers
Maatschappelijke doelen: doelen die een organisatie heeft ten aanzien van haar omgeving. Let op! Sociale doelen hebben te maken met de organisatie zelf (intern) en maatschappelijke doelen zijn gericht op de omgeving rondom de organisatie (extern) Input: in een organisatie komt een grondstof, een dienst of een product binnen. Transformatieproces: de input wordt verwerkt en er verandert iets
Output: de getransformeerde input verlaat de organisatie. Het transformatieproces heeft betrekking op de transformatie van productfactoren. Deze factoren zijn: * Kapitaal * Arbeid * Natuur * Ondernemerschap
Geldstroom: er stroomt geld door de organisatie. De klant betaalt de producent voor het product dat hij koopt. Goederenstroom: er stromen goederen van de leverancier door de organisatie. Informatiestroom: in een organisatie moet informatie worden uitgewisseld. In te delen in: * Verticale goederenstroom: communicatie tussen een leidinggevende en een ondergeschikte. Dit kan van top down (van boven naar onder) en bottum up (van onder naar boven ) zijn * Horizontale communicatie, dus op een gelijk niveau in de organisatie
De zeven organisatievormen: * De eenmanszaak * De vennootschap onder firma (VOF) * De commanditaire vennootschap * De besloten vennootschap (BV) * De naamloze vennootschap (NV) * De stichting
De eenmanszaak: * de eigenaar is de bestuurder. * Geen scheiding tussen privé en zakelijk eigendom. * De eigenaar moet het bedrijf inschrijven in de handelsregister van de KVK en hoeft geen financiële gegevens te publiceren
De vennootschap onder firma: * twee of meer personen samen een zaak * de vennoten brengen geld in, en zijn met hun hele privé-vermogen aansprakelijk als er schulden zijn maar niet andersom * moet ingeschreven zijn bij de KVK
Commanditaire vennootschap: 2 soorten vennoten: * de beherende vennoten: zij geven leiding, brengen geld in en zijn ook prive aansprakelijk * de commanditaire vennoten (ook wel stille vennoten): zij brengen alleen kapitaal in en zijn aansprakelijk voor het geld dat zij inbrengen bij de vennoten * moet ingeschreven staan bij KVK, daarbij moet ook vermeld staan hoeveel stille vennoten er zijn en welk bedrag zij inbrengen
De besloten vennootschap BV: * heeft rechtspersoonlijkheid,de eerder benoemde hebben dat niet. dat betekent dat er 1 persoon die verplichtingen mag aangaan. * Heeft aandeelhouders die een bepaald kapitaal inbrengen * Aandeelhouders zijn alleen aansprakelijk voor de bedragen die zij hebben ingezet * Moet jaarstukken publiceren * Moet minimaal 18.150 hebben om de BV in te laten schrijven. De naamloze vennootschap NV: * Heeft rechtspersoonlijkheid * De aandeelhouders zijn alleen aansprakelijk voor het kapitaal wat ze hebben ingebracht * In tegenstelling tot de BV mogen aandeelhouders van de NV hun aandelen vrij verhandelen * Ze moeten de NV een balans en een resultatenrekening publiceren, alle gegevens moeten dan goedgekeurd worden door een accountantskantoor

De Coöperatie * Samenwerkingsverband van personen die lid zijn van de coöperatie, met als doel die personen voordeel brengen. * Heeft rechtspersoonlijkheid * De leden komen echter onder elkaar overeen hoe ze aansprakelijkheid moeten regelen. Ze kunnen kiezen voor: - uitgesloten aansprakelijkheid (u.a.): geen hoofdelijke aansprakelijkheid, maar alleen voor ingelegd bedrag - wettelijke aansprakelijkheid (w.a.): de leden samen hoofdelijk aansprakelijkheid - gewijzigde aansprakelijkheid (g.a.): de statussen bepalen hoe de aansprakelijkheid is geregeld * een totaal van 1,8 miljoen heeft dezelfde publicatieplicht als de NV
De Stichting * een stichting is een rechtspersoon * mag niet dienen om winst te maken * ingeschreven staan in Stichtingenregister van de KVK. Hoeft geen cijfers te publiceren. Overheidsorganisaties doelstellingen: * zijn te vergelijken met non-for-profitorganisaties: ze hebben doelen die niet op winst gericht zijn, maar van maatschappelijk belang zijn. * Zorgen voor de welvaart en welzijn van de burgers. De financiering: * Het benodigde geld komt van belastingen en van sommige staatsbedrijven of van deelnemingen in particuliere bedrijven (NL spoorwegen, PTT telecom) Bestuur: * hebben veel macht * mogen belasting heffen, mogen politie inzetten, ze kunnen in gemeenten delen voor niet-wonen aanwijzen * het overheidsbestuur wordt in twee gedeelten geknipt zo zijn er: - bedenkers van doelen (politici) worden gekozen - uitvoerders die de doelen realiseren (ambtenaren) zijn deskundigen in bepaalde zaken
in particuliere organisaties stelt de directie of het management de doelen van de organisatie vast. Een taak is het verzamelen van uit te voeren werk
Een functie een aantal taken bij elkaar
Functieomschrijving: in een organisatie is er vaak onduidelijkheid over wie iets moet doen. Een functieomschrijving probeert dat tegen te gaan. Bevat de volgende onderdelen: 1. Over de functie * naam van de organisatie * naam van de functie * korte karakteristieken van de functie * salaris
2. Plaats in de organisatie: * staat onder toezicht van/kan opklimmen tot * geeft leiding aan/komt uit voor * aantal anderen in dezelfde functie
3. Vereisten bij de functie: * theoretische opleiding * praktische opleiding * karaktereigenschappen * lichamelijke eisen
4. Functie inhoud * taken * gereedschappen * materialen waarmee gewerkt wordt * plaats van werkzaamheden
5. Andere opmerkingen of bijzonderheden
Doel van de functieomschrijving
Personeelswerving: je maakt functieomschrijvingen om gericht personeel te kunnen werven. Personeelsbeoordeling: je kunt dan iemand beoordelen als je een functieomschrijving vastlegt
Salaris: een functieomschrijving maak je ook om te bepalen wat een redelijk salaris is. Verticaal geordend
Organisatiestructuren: in een organisatie staan de mensen in bepaalde relaties met elkaar. Door verschillen in niveaus te maken ontstaat er een hiërarchie (een rangorde, indeling in rang

De lijnorganisatie: er is verschil in gezag. Kent vaak een aantal afdelingen die niet aan elkaar verbonden zijn. Kleine problemen worden dan al vaak ingewikkelder. Een oplossing hiervoor is passerelle (dit is een verbinding tussen betrokkenen op hetzelfde hiërarchische niveau) De lijn- staforganisatie vind je een combinatie van afdelingen in de lijn die bevelen geven en stafafdelingen ondersteunen. De lijnmanager bepaald uiteindelijk zelf wat hij doet. Staforganisatie: organisatie die in hun geheel bestaan uit adviseurs. Zijn eigenlijk vervangers van de staf in de organisatie
Matrixorganisatie: heb je 2 personen boven je, met allebei verschillende deskundigheid. In een matrixorganisatie zijn 2 pijlers van belang; 1. de inhoud van het werk
2. het beheer van het werk. Elke pijler heeft zijn eigen baas. De baas bevindt zich dus op een kruispunt van de 2 pijlers. Matrixorganisatie’s kom je vaak tegen bij bedrijven die veel in projecten werken, bv in de bouwwereld. In een matrixorganisatie zijn er dus: * 2 bazen voor een groep medewerkers * op eenzelfde niveau * met verschillende taken: de inhoud en het verloop van het werk
Ordeningsprincipes
Horizontaal ordenen: kijken hoe de diverse afdelingen naast elkaar staan. Verschillende functies zijn te groeperen zodat er een overzichtelijke structuur ontstaat. Aan de orde komen: * de functionele indeling (F-indeling) * de productindeling (P-indeling) * de marktindeling (M-indeling) * de geografische indeling (G-indeling) de functionele indeling: er werken verschillende medewerkers met dezelfde functie bij elkaar op de afdeling. Voordelen van een F-indeling: * medewerkers kunnen zich specialiseren * hoger en lager personeel is rond een functie georganiseerd. Men kan dus van elkaar leren * informatie en besluitvorming kunnen centraal plaatsvinden
Nadelen van een F-indeling * een taak kan saai worden door een te ver doorgevoerde functionele splitsing van werkzaamheden * elke functie is een eigen afdeling (verkoop, marketing) en kan een eiland worden * de managers zien telkens maar een onderdeel van de bedrijfsvoering
De productindeling: taken worden gegroepeerd rond een product of dienst
Voordelen P- indeling * de medewerkers kunnen het product door en door * de afdeling kan dichter bij klant of leverancier staan * medewerkers zien alle stappen in het productieproces en hebben er controle over
Nadelen P-indeling: * door voor elk product ene afdeling op te richten kunnen er dubbele werkzaamheden verricht worden * het assortiment en de hele productlijn moeten door het management op elkaar afgestemd zijn * kennis en oplossing blijven beperkt tot een afdeling
De marktindeling: horizontale organisatie. Het management groepeert onderdelen van de organisatie om de klanten heen. Voordeel van m-indeling: * alle aandacht naar 1 groep klanten

Voordelen van een m-indeling * verschillende functies worden dubbel uitgevoerd * afdelingen profiteren niet van elkaars kennis en voorzieningen * het kan een ingewikkelde zaak worden om de verschillende afdelingen te coördineren. De geografische indeling: heeft haar afdelingen in regio’s gegroepeerd. Voordeel van G-indeling: * de afdelingen kent regio of het land met al zijn gebruiken, feestdagen en dialecten. Nadelen van G-indeling: * functies worden dubbel uitgevoerd * afdelingen profiteren niet van elkaars kennis en voorzieningen * de verschillende afdelingen kunnen moeilijk gecoördineerd worden. Organisatieschema’s lezen. Een organisatie is een complex van personen, relaties, producten en andere aspecten. Je kan verschillende organisaties in schematische afdelingen maken. Zo’n schematische afbeelding van een organisatie is een organisatieschema of organigram. Verticaal lezen van een organigram: je ziet dan hoe de gezagsliggingen in een organisatie liggen. Hoe meer verticale niveaus des te meer leidinggevenden. Zo’n organisatie noemen we een steile organisatie. Platte organisatie: in zo’n organisatie zijn weinig niveaus. Daardoor verloopt de communicatie sneller. Horizontaal lezen van een organigram: je kijkt dan naar de taakverdeling. Als je naast elkaar de afdeling inkoop, productie, en verkoop ziet, dan is er een functionele indeling gebruikt. Zie je de afdelingen Zeeland, Noord-Brabant en Limburg dan is het een geografische indeling. Een organisatieschema tekenen: je begint bovenin het midden. Vervolgens trek je een verticale streep naar beneden. Vervolgens verbind je de afdelingen met een horizontale lijn. Een werkprocedure is een beschrijving van de manier waarop gewerkt moet worden. Ze worden ook wel werkwijzen, methodes of voorschriften genoemd. Het nut van de werkprocedure
Voordelen: * Uitvoering van taken: Verschaft duidelijkheid over de taken die moeten worden uitgevoerd. * Relaties tussen taken: duidelijkheid over de verschillende relaties tussen de verschillende taken. Het geeft aan wat je wel of juist niet moet doen. * Kwaliteitsborg * Standaardkwaliteit
Nadelen werkprocedure: * Kunnen leiden tot bureaucratie: te veel regels die niemand meer snapt. * Kan soepelheid beperken. * Werkprocedures kunnen slechts papier blijven. Een werkprocedure opstellen. Procedurehandboeken zijn boeken waarin de samenhang tussen verschillende procedures wordt beschreven. Het bevat de volgende onderdelen: * Naam van de procedure * Doel van de procedure * Functionarissen die de procedure uitvoeren * Benodigde materialen * Stapsgewijze uitleg van de procedure met een aantal aandachtspunten - welke handelingen - wat gebeurt er? - Herstelhandeling of gevolg * Eigen controle * Voor akkoord toezichthouder
Systeembenadering
De input in de organisatie die bestaat uit de productiefactoren noemen we directe input. Deze input wordt direct door het management in de organisatie uitgevoerd
Indirecte input: werkt door in de directe productiefactoren. Indirecte input heeft te maken met de omgeving waarin de organisatie werkt. De omgevingsfactoren kunnen we samenvatten met de letters NETSop: * N = Natuur; aardbevingen, overstromingen, klimaatswijzigingen * E = Economie; rentestijgingen, bezuinigingen, devaluatie (waardeverlaging) * T =Techniek; sneller dataverkeer, nieuwe communicatiemogelijkheden * So =sociaal; vergrijzing, vandalisme, discriminatie * P =politiek; nieuwe wetgeving, subsidieprojecten
Primaire output: de input en output houden verband met doelen die een organisatie stelt. De primaire output hangt samen met de primaire doelstellingen. Secundaire output: de bijkomende effecten van de primaire output. Deze output hangt samen met de nevenschikkende en verderliggende doelen van de organisatie. Het wordt voor een bedrijf steeds moeilijker om te blijven bestaan. Ze sluiten daarom een samenwerkingsovereenkomst af met andere bedrijven. Organisaties kunnen gebruikmaken van de volgende soorten samenwerkingsovereenkomsten: * Co-makership: twee verschillende bedrijven nemen zich beide voor zo goed mogelijk samen te werken. Een extern bedrijf gedraagt zich als een intern bedrijf * Gezamenlijke inkoop en/of verkoop: als kleine bedrijven minder financiele macht en mogelijkheden hebben als grotere bedrijven. Daarom gaan ze gezamenlijk in en verkopen. Door gezamenlijke inkoop: - neemt de macht toe - kan er in grotere hoeveelheden worden verkocht - zijn overheidskosten te delen - is er meer zekerheid ten opzichte van concurreren. * Vrijwillig filiaalbedrijf: combinatie van een groothandel met een winkelketen. * Strategische alliantie: werken 2 vergelijkbare bedrijven samen om met gezamenlijke kennis en kapitaal iets nieuwe te brengen. Dus onderzoek naar nieuwe producten * Franchise: als winkelformules of beeldmerken zo sterk zijn worden ze verkocht. De franchisenemer koopt het recht om een beeldmerk te voeren en een formule te gebruiken. * Leasing: tegen betaling goederen van anderen gebruiken. Zoiets als huren. - operationele leasing: het gebruiken zonder kopzorg van overhoud, afschrijving of verzekering - financial leasing: een andere vorm van leasing, waarbij alleen de koop wordt vervangen door een leasepremie. * Licentieverlening: als je zelf een product ontwerpt ben je er eigenaar van. Dan kan je iemand voor een bepaalde tijd recht geven om gebruik te maken van zijn vondst. * Kartelvorming: gaan alle bedrijven uit een bepaalde sector samenwerken. * Projecten: zijn kortlopende acties van bedrijven die samenwerking vergen bijvoorbeeld een wervingsactie voor nieuw personeel
Samenvoeging van organisaties
Samenvoeging kan verschillende vormen aannemen: * Acquisitie of overname: bedrijven kunnen ook van anderen bedrijven, toeleveranciers, of concurrenten aandelen kopen. Bij een meerderheid aan aandelen noemen we overname. * Fusie: gaan twee zelfstandige bedrijven verder als een bedrijf. Een fusie is gebaseerd op wederzijdse overeenstemming en werkt dus niet via overname. * Joint venture: gaan een aantal bedrijven samenwerken om een nieuwe product te ontwerpen, om een nieuwer technologie te introduceren of om iets anders voor elkaar te krijgen. * Samenwerking via eigendomsverhoudingen in een holding: je kunt mede-eigenaar worden door aandelen van een bedrijf te worden. Je hebt dan een deel van de winst en zeggenschap. Een holding heeft als voordeel dat de samenwerkende organisaties zelfstandige bedrijven blijven. De holding noemen we ook wel de moedermaatschappij. De bedrijven waarvan de holding aandelen heeft, noemen we dochtermaatschappijen of werkmaatschappijen

REACTIES

R.

R.

Beste MBO'er
Het is bedrijf en niet bedrijs
groeten, je boy

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.