Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

De geschiedenis en totstandkoming van de film

Beoordeling 3.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 6e klas aso | 2393 woorden
  • 17 oktober 2005
  • 62 keer beoordeeld
Cijfer 3.8
62 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Media: samenvatting Film

1. Belang
~ historisch ->
- Voor gewone mens: historische bron voor geschiedkundige periodes (Romeinen)
- Voor historici: échte historische bron over recentere geschiedenis (WOII)
-> veel uit afleiden; taal, cultuur, schoonheidsideaal, landschap, straatsbeeld, …
~ film, populaire cultuur, everyday life ->
- associëren met wat id film gebeurt
- vroeger: aantal sterren waarrond film werd gemaakt -> mensen spiegelden zich daaraan
- daarna: minder populair door tv

~ film en andere audiovisuele media ->
- invloed op tv: maken van tv taal ontwikkelt door filmtaal
- vroeger veel overname van radio op tv (in België gn ontwikkelde filmindustrie)

2. Economisch belang
* economisch marginale sector ->
~ klein aantal filmproducerende landen
~ laag productieritme
~ dalend filmbezoek sinds WOII
~ beperkt aantal grote filmproductiekernen  problematische risicovolle mediasector
* niet verwaarlozen ->
~ relatieve en recente stabiliteit (reclamebestedingen, bezoekers +- gelijk, geproduceerde films)
~ film lang economisch leven (zelfde film steeds opnieuw)
~ exploitatievormen (merchandising, dvd, te koop, te huur, ..)
~ sommige landen belang erg groot
Geschiedenis vd film
~ Wat?

Film: dun vlies: strook van buigzaam en transparant lichtgevoelig materiaal waarop foto- of filmbeelden knn worden vastgelegd
Beweging = essentieel -> cinematografie & bioscoop (bewegende beelden op scherm projecteren)
~ Voorlopers?
- Creëren van beweging dr stilstaande beelden: duimboekje
- toverlantaarn: mens in doorschijnend materiaal aangebrachte beelden projecteren
- thaumatroop: begin 19de eeuw, speelgoed dat beweging creëert
- Joseph Plateau ->
° ontdekt lichtindruk na fractie van seconde op netvlies blijft hangen nadat het eigenlijk verdwenen is
° Ons oog ziet beweging waar stilstaande bewegingsfasen worden getoond als de beelden elkaar snel genoeg opvolgen -> fenakistiscoop (wordt later zoötroop)
- Muybridge:
° zoöpraxoscoop: draden & paard loopt daarover & beweging
MAAR nog geen film omdat men pas van film spreekt wnn er met 1toestel kan
gefilmd worden, hier gebeurde het met meerdere draden en een sluiter

- Marey -> vanaf hier spreekt men écht van film!
° chronofotografisch geweer: draden op de grond zijn niet meer nodig,
toestel met een glasplaat: filmpje
- Reynaud -> praxinoscoop = théâtre optique: vast beeld wordt geprojecteerd met daarop tekeningen geprojecteerd
~ Uitvinding?
- Belangrijk voor VS & Frankrijk
- Thomas Edison ->
° Gloeilamp, fonograaf (waar hij beelden bij wilde)
° 1889 experimenten met Dickson
-> kinetoscope ‘srt van kijkkastje) (1891)= beelden opgenomen met
kinetograaf, camera aangedreven dr batterij die gebruik maakt ve
celluloid rolfilm
° Black Maria: eerste filmstudio: ijzeren loods met glazen dak binnenin
zwart en buiten ook
- Gebroeders Lumière ->
° behoren tot grootste fabrikanten van fotografisch materiaal
° 1894: ontwikkeling camera-> cinematograaf, dus ook buiten studio

kon men opnames maken
° camera was eenvoudig om te bouwen tot projectietoestel
° hun filmpjes in een zaal op groot scherm geprojecteerd
- Eerste voorstelling ->
° 28 december 1895 in het Salon Indien vd Grand Café in Parijs.
° ‘Arroseur Arrosé’, ‘L’arrivée d’un train en gare’
° Filmpjes (statisch en niet langer dan 1 minuut) kwamen in heel de wereld terecht, in België op 1 maart 1896
° Film eerst wetenschappelijk kader, daarna ook als entertainment
~Primitieve cinema
- Georges Mélies ->
° woonde eerste filmvoorstelling vd Lumières bij
° Industrieel:
- productiemaatschappij ‘Star Film’
- draaide meer dan 4000films
° Technisch:
- trucage: stoppen met filmen, stoelen/personen wegnemen
- superpositie: belichte film terugdraaien, opnieuw opnemen: beelden
over elkaar
° Fictie:
- ‘Le voyage dans la lune’ (1902): 14minuten lang over een

maanlanding
- Edwin S. Porter ->
° ‘The great train robbery’ (1903)
° continuïteit in montage: logische chronologie, parallelle montage (teruggaan nr plaats)
° verschillende camerastandpunten
° verschillende soorten shots

- Kenmerken primitieve cinema ->
° korte film met eenvoudig verhaal
° statische film: 1 shot/1 scene
° beperkte aandacht voor karakterisatie
° actie vindt plaats in beeldkader
° montage dient om scènes te binden (nu om spanning op te bouwen)
° ruimte als tableaux voorgesteld
° acteren theatraal
° problemen met chronologie
° het bekende wordt getoond om mensen niet te shockeren
- Bioscoop ->
° begon rond 1902, daarvoor films getoond in cafés, theaters, ..
° 1905: uitgebreider programma, Nickeledeon doet intrede in VS

° grotere behoefte aan nieuwe speelfilms, productiemaatschappijen zagen het licht in het onbetekende Hollywood
~ Vroege beeldfilm&WOI
° vroege of stille beeldfilm = 1907 – WOI
- ontwikkeling filmtaal:
° statische verdwijnt, meer expressie
° Griffith met ‘Birth of a nation’, ‘Intolerance’
- formaten en genres:
° overgang korte naar lange films
° karakterisering van personages, sterrensysteem, beter verhaal en subthema’s,
psychologische en dramatische verhalen, duurder (maar prestige vd film stijgt
en ook de burgerij gaat nu naar films kijken)
- economische overgang:
° aantal bezoekers steeg, dus films ook
° ontstaan van vele productiemaatschappijen
° specialisatie binnen montage vd film
- internationalisering:
° nationale stijlen en scholen komen op, export neemt toe

- rol WOI:
° Frankrijk, Denemarken, Italië: film kent enorme groei
° tijdens WOI: filmindustrie ligt plat in Europa ->Amerika heeft marktvoordeel
° VS: trek naar Westen & Hollywood begint
~ Late beeldfilm
° WOI – introductie en acceptatie vd geluidsfilm
° Amerika vooraanstaande plaats, Fr, It, Den ook nog steeds belangrijk, SU
&Duitsland komen ook op
- Duitse cinema:
° belangrijkste filmnatie op Europees continent
° goede kwaliteit van de Duitse cinema: filmtechnisch uitstekend -> emigratie
van Duitsers naar VS
° relatie film&kunst: expressionistische film: Frits Lang: ‘Metropolis’ &
Friedrich Murnau: ‘Nosferatu’
° zware contrasten tss kleuren en sfeer scheppen, mimiek, vreemde
decors&verhalen, nieuwe genres (science fiction, horror), sfeer is belangrijker dan verhaal
- Sovjet-film:

° Sergei Eisenstein: trappenscène uit ‘Potemkin’, camera volgt personages
~ Opkomst geluid&kleur:
- 1927: eerste film waarin acteurs echt praten, nl. ‘The Jazz Singer’ -> groot succes
- overgang stomme naar geluidsfilm:
° VS vreest voor een taalprobleem, overzeese markt in elkaar storten
° geluidstudio’s nodig
° behoefte aan nieuwe acteurs
- driekleurenprocédé: dr 3 basiskleuren alle andere kleuren maken -> zwart-wit film wordt verdrongen
~ Jaren ’40:
- WOII
- Duitse filmmarkt breidt uit, maar verbood bepaalde films in bezette landen
- Leni Riefenstahl: filmgodin in Nazi-Duitsland ‘Triumph des Willens’
- Hollywood verliest Europese afzetmarkt
- Amerika betrokken in de oorlog: anti-Duitse films werden aangemaakt: Chaplin met
‘The great dictator’
- nieuw medium: tv

~ Na ’50:
- daling bioscoopbezoek

De totstandkoming van film

3 fases:
- de film op papier
- de opname
- de afwerking

Fase 1: Film op papier

- idee kort omschreven in de synopsis (dient hoofdzakelijk om geldschieters –producers- aan te trekken)
- filmisch uitgewerkt in een scenario (tekst met technische aanwijzingen)
verhaal duidelijk opgedeeld in scènes (handelingseenheden) en sequenties (verhaaleenheden)
- scenario verknipt tot een draaiboek (=decoupage) (scenario opgesplitst in camerastandpunten (=beeldtaal)),
verknipt tot shots of ononderbroken opnamen ( per shot alle technische
informatie)

- soms wordt het draaiboek aangevuld met een storyboard
- opstellen van een draaiplan (volgorde waarin de scenes worden opgenomen)

Fase 2: De opnamen

Keuze-elementen (=parameters) die het beeld bepalen:
- de beeldgrootte
- het camerastandpunt
- de camerabeweging
- de kadrering en beeldcompositie
- de duur van de opname
- de kleur
- de belichting
- de snelheid van de opname tegenover die van de projectie

Beeldgrootte

● panoramische opname: omgeving, van op grote afstand
● totaalopname (distant shot): groot decor, personages als stipjes
● halftotaalopname (long shot): belangrijk deel van het decor, personages al duidelijk
zichtbaar
● normaalopname (medium long shot): fragment van het decor, personages ten voeten
uit

● nabijopname (kneeshot): personages van hoofd tot kniehoogte
● zeernabijopname (near shot): personages van hoofd tot gordel of middel
● middelgrootopname (semi-close-up): personages van hoofd tot schouders of midden
van de borst
● grootopname (close-up): hoofd van personage of een voorwerp vult het scherm
● zeergrootopname (big-close-up): slechts een detail van een lichaamsdeel of voorwerp
wordt in beeld gebracht

Camerastandpunt of opnamehoek

- normale gezichtshoek: camera bevindt zich op ooghoogte van een staande toeschouwer
- vogelperspectief: camera kijkt vanuit de hoogte neer op de af te beelden personages of objecten
- kikkerperspectief: camera kijkt van beneden omhoog
- schuine opname: zorgt voor een vervreemdend effect

● objectieve camera: filmt vanuit neutraal standpunt. Personages in beeld schenken geen aandacht aan camera en kijken nooit in de lens.
● subjectieve camera: neemt een standpunt in waarbij de toeschouwer direct bij de actie betrokken wordt, bv. het oog van een personage


Camerabeweging

We onderscheiden hier zwenkingen en rijopnamen.

● Zwenkingen: camera beweegt zich ten opzichte van een vaste as (=het statief)
- pan-shot (panoramische opname of horizontale zwenk): camera zwenkt van links naar rechts –of omgekeerd- bv. om het landschap te tonen
- tilt-shot (verticale zwenk): camera beweegt zich omhoog of omlaag

● Rijopnamen of travelling shot: camera rijdt langs of door de actie
- voorwaartse travelling: gebruikt om dichter bij personage of object gekomen.
kan ook beweging aanduiden (bv personage stapt op iemand toe)
- achterwaartse travelling: camera verwijdert zich van personage of object, de omgeving wordt terug in het beeld opgenomen
- zijwaartse travelling: camera rijdt langs personages en objecten

Kadrering en beeldcompositie

● Kadrering (= beeldomlijsting): cineast bepaalt waar hij grenzen van beeldveld zal
leggen. Hij kiest een stukje van de beeldwerkelijkheid uit en laat de rest over aan
fantasie.


● Beeldcompositie: cineast bepaald hoe hij objecten in het beeldveld zal plaatsen
Duur van de opname

- een opname moet lang genoeg zijn dat de kijker ze kan ‘lezen’
- duur van een shot draagt sterk bij tot ritme van de film: langere opnamen zorgen voor een eerder statig ritme, kortere opnamen suggereren wat meer actie

Kleur

Kleur kan functioneel aangewend worden:
- bepaalde kleuren kunnen dominant gebruikt worden om een bepaalde stemming of sfeer op te roepen

Belichting

Licht wekt een bepaalde indruk of brengt kijker in bepaalde stemming.
Er wordt gebruikgemaakt van o.m.:
- lichtbakken
- schijnwerpers
- reflectoren

Snelheid van de opname – snelheid van de projectie

Als men een film die opgenomen is met een snelheid van 24 beeldjes per seconde afdraait met een snelheid van 16 beeldjes per seconde, krijgt men een sterk vertraagd beweging:
slow motion.
In het omgekeerde geval krijgt men een versnelde beweging: fast motion.

Fase 3: De montage

Beeldmontage


Montage bestaat uit cutting en editing.

- Cutting: het snijden van de filmstroken
- Editing: het aan mekaar plakken van de filmstroken
- Monteren: het zinvol en ritmisch verbinden van beelden tot scènes, van scènes tot sequenties en van sequenties tot een film.

De montage gebeurt in de montagestudio door de montageleider of cutter en met de montagetafel.
Hierbij kunnen nog scènes weggelaten worden. De cutter bepaalt dus grotendeels het ritme van de film want hij brengt de beeldwisseling tot stand.
Fasen in de montage

● Ontwikkeling: van het gedraaide materiaal worden positieve filmstroken gemaakt.
De ontwikkelde filmstroken (= rushes) worden nagekeken, zodat men minder goede
scènes kan over doen en om te bepalen welke take met bij de montage zal gebruiken.

● Ruwe montage: De gekozen rushes worden versneden en aan mekaar geplakt volgens
het draaiboek zonder dat er iets wordt weggelaten om een totaalbeeld te krijgen.

● Fijne montage: Het overbodige wordt weggelaten, bepaalde delen worden ingekort


● Fijnsnit: men besteedt aandacht aan de raccords of beeldovergangen, deze
vergemakkelijken het lezen van de film.

- wipe: denkbeeldige lijn schuift over het scherm; het ene beeldt schuift weg terwijl het andere reeds verschijnt
- invloeier: het geleidelijk overgaan van zwart naar beeld
- uitvloeier: het geleidelijk overgaan van beeld naar zwart
- overvloeier: het overvloeien van het ene beeld in het andere, zonder dat het scherm zwart wordt (bv. ventilator → wieken van een helicopter)
- dubbeldruk: overlapping waarbij twee beelden in mekaar worden gemengd
(bv. flou psychologique: personage slaapt, beeld wordt wazig, men ziet de droom)

● Negatieve filmstrook: deze wordt hetzelfde versneden en gemonteerd als de fijnsnit.
Men werkte dus tot nog toe met een werkkopie om het origineel niet te beschadigen.
Hiervan wordt een eerste positieve kopie vervaardigd, de moederkopie. Hiervan
vervaardigt men dan weer verscheidene negatieve films waarvan men weer positieve
films maakt voor de filmonderneming (standaardkopie).


Montagemogelijkheden

- Chronologische montage: de film volgt het gewone tijdsverloop van het verhaal
- Elliptische montage: de handeling wordt verkort weergegeven door er fasen uit weg te laten (een film van 100 minuten geeft immers zelden een handeling van 100 minuten weer)
- Parallelle montage: handelingen die (ongeveer) gelijktijdig plaatsvinden worden noodgedwongen na mekaar getoond
- Montage door flashback: de chronologie wordt opgeheven. Het verleden wordt als het ware het heden
- Montage door flashforward: de chronologie wordt opgeheven. De toekomst wordt als het ware het heden
- Analogische montage: in deze montage door vergelijking roept een beeld een ander op dat qua vorm, klank of beweging gelijkenissen vertoont
- Antithetische montage: in deze montage door tegenstellingen wisselen beelden met tegengestelde inhoud elkaar af
Richtingen in de beeldmontage

- Analytische montage: alle tot hiertoe besproken vormen van montage. Een situatie wordt verknipt en de fragmenten worden opnieuw op een eigen wijze samengesteld
- Synthetische montage: de montage gebeurt tijdens de opname
- Scherptediepte: montage-binnen-de-opname. Voorgrond, middenplan en achtergrond worden tegelijk in beeld gebracht dus verscheidene parallelle acties in dezelfde ruimte kunnen ook gelijktijdig getoond worden
- Sequentie-opname: een hele sequentie of een groot deel ervan wordt ononderbroken opgenomen

- Vrije montage: beelden worden kriskras door mekaar getoond, zonder duidelijk verband
- Computeranimatie: het in elkaar laten vloeien van videobeelden, driedimensionale vormen gebruiken (bv. fictieve ruimtetuigen)

De geluidsmontage

De geluidstechnicus moet de beelden synchroniseren met het geluid (dialogen) en ook muziek of geluidseffecten toevoegen. Het mengen van deze verschillende geluidsbronnen noemt men geluidsmixage.

● Opname in de studio: wanneer er in de studio wordt gefilmd, wordt de klank synchroon met het beeld opgenomen, maar op een afzonderlijke band. Later worden de beelden met de dialogen, de muziek etc. gemixt.

● Opname buiten de studio: wanneer er buiten wordt gefilmd, wordt de klank later in de studio toegevoegd aangezien een natuurlijke omgeving zelden helemaal stil is. Deze nasynchronisatie is zeer moeilijk omdat de acteurs hun tekst op het juiste moment moeten inspreken. Ook muziek, geluidseffecten e.d. worden later in de studio op de geluidsband gemonteerd.
Op deze wijze worden ook buitenlandse films gedubd.

● Rechtstreeks synchroon: wanneer we een personage zien spreken en ook horen wat hij zegt
● Onrechtstreeks synchroon: een off-klank; het buiten beeld opklinken van geluid afkomstig van een personage of object dat zich buiten of binnen het beeld bevindt
- we zien een luisterend persoon terwijl we de spreker horen
- we horen een personage spreken zonder dat zijn mond beweegt, bv. wanneer deze denkt
- een persoon neemt afscheid en vlak daarna hoort men een deur dichtslaan

● Asynchroon: klankbeelden behoren niet tot de opgeroepen ruimte en kan dus vooruit lopen op de beelden.
vb. we horen reeds dansmuziek terwijl het personage op weg is naar een bal

● Verbinding: de klank kan een verbinding maken tussen twee beelden
bv. leidmotief: dezelfde melodie, woorden, geluiden keren terug om sequenties met mekaar te verbinden
● Klankellips: het geluid kan ook uit het beeld verwijderd worden door een klankellips.
bv. dialoog wordt overstemd door muziek, we zien personages verder praten zonder geluid te horen

● Realistische filmmuziek: de muziek vormt een aanwezig onderdeel v/d actie o/h doek
(bv. personages bevinden zich in een jazzclub en je hoort de muziek die de jazzband op dat moment speelt)
● Functionele filmmuziek: de muziek vormt geen onderdeel van de actie op het doek, maar wordt later toegevoegd

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.