Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Thema 7: Bescherming

Beoordeling 8.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1150 woorden
  • 27 januari 2015
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer 8.9
6 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

§ 1 De huid en bescherming

Waar beschermt onze huid ons eigenlijk allemaal tegen?

Onze huid beschermt onze tegen de invloeden van buitenaf. Zoals beschadigingen, binnendringen van ziekteverwekkers en DNA- beschadiging door de ultraviolette straling.

Verbranding

Een brandwond ontstaat bij een verbranding boven de 40° C. Hoe erg een brandwond eigenlijk is wordt bepaald door de hoeveelheid hitte die binnen dringt in je huid. Hoe meer huidlagen verbrand zijn, des te erger de brandwond is.

 

  • Eerstegraads verbranding: Dit wordt meestal geen brandwond genoemd, de huid is niet kapot gegaan. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld zonverbranding.

  • Tweedegraads verbranding: Hiervan zijn delen van de opperhuid weggebrand en een deel van de lederhuid is aangetast.

  • Derdegraadsverbranding: Hiervan zijn de opper- en lederhuid helemaal verwoest. Meestal zijn het ook het onderhuidse vetweefsel en de zenuwen aangetast.

De functies van de huid

Onze huid bestaat eigenlijk uit twee delen. Deze delen zijn de opperhuid en de lederhuid. De opperhuid en lederhuid kun je ook weer onderverdelen in verschillende lagen.

Onze opperhuid bevat geen bloedvaten. Epitheelcellen krijgen voedingsstoffen en zuurstof constant via de weefselvloeistof vanuit de lederhuid. In de kiemlaag liggen de melanocyten.

Melanocyten vormen melanine, dit geven ze door via hun uitlopers die dit afgeven aan de opperhuidcellen. Melanine beschermt tegen de invloed van UV straling.

Onze haren op de huid groeien vanuit haarzakjes. In de haarzakjes zitten talgklieren, deze scheiden talg af. In het onderhuidse bindweefsel zit vet opgeslagen.

Lichaamstemperatuur in evenwicht

Onze huid speelt de belangrijkste rol in de regeling van de lichaamstemperatuur. Onze lichaam is van binnen constant 37  ̊ C. Lichamelijke inspanning zorgt voor intensieve dissimilatie in het lichaam. Onze lichaamstemperatuur wordt geregeld door het temperatuurcentrum in de hypothalamus.

De warmteproductie is vooral afhankelijk van de intensiteit van de dissimilatie. Onze huid en bloed zijn vooral betrokken bij de warmteafgifte. De warmteafgifte wordt groter naarmate er een groter verschil is tussen de temperatuur van de huid en de omgevingstemperatuur.

Zweet wordt veroorzaakt door een vergrote warmteproductie. Zweet bestaat uit water en zouten. Warmte wordt onttrokken uit het zweet die ontstaat. Als je het koud hebt krijg je kippenvel. Je haren zorgen dan voor een beschermende luchtlaag.

 

§ 2 Afweer

Ziekteverwekkers

Onze lichaam krijgt constant ziekteverwekkers die ons willen aanvallen via de huid.

Ziekteverwekkers:

  • Schimmels

  • Virussen

  • Dieren

  • Gifstoffen

Virussen dringen in de cellen, ze bestaan meestal uit een streng DNA met daaromheen een eiwitmantel.

Lichaamsvreemde stoffen zijn stoffen die niet in je lichaam thuishoren.

Eerste verdedigingslinie

De huid en de slijmvliezen behoren tot de eerste verdedigingslinie. Zij maken het moeilijk voor indringers om binnen te dringen.

De verschillende verdedigingslinies:

1ste linie:

  • Huid

  • Haren

  • Slijmvliezen

  • Maagzuur

  • Enzymen in traanvocht

2de linie:

  • Witten bloedcellen:

  • Macrofagen

  • granulocyten en monocyten

    B- en T- lymfocyten à deze maken antistof cellen

  • Lymfoide organen:

  • Beenmerg

  • Thymus (zwezerik)

  • Lymfeknopen (voorraad B- en T- lymfocyten)

  • Milt (voorraad B- en T- lymfocyten)

3de linie:

  • Specifieke afweer

  • T- lymfocyten

  • B- lymfocyten

Immuunsysteem

Wanneer een ziekteverwerker toch het lichaam binnendringt wordt het immuunsysteem ingeschakeld.

Belangrijke organen immuunsysteem:

  • Beenmerg

  • De milt

  • Lymfeknopen

In het immuunsysteem zijn twee types afweermechanismen. Dit zijn de aspecifieke en specifieke afweer.

De aspecifieke afweer is gericht tegen vele verschillende typen ziekteverwekkers, het komt voor bij zowel dieren als planten. Het dient als een snelle afweer tegen infecties.

De specifieke afweer is gericht tegen een bepaalde ziekteverwekker en dit komt alleen voor bij gewervelde dieren.

Specifieke afweer

Antigeen: op alle cellen, als lichaamsvreemd wil je lichaam deze weg werken. (meestal eiwit)

Antistof: de stof die het antigeen onschadelijk maakt. Als reactie op een antigeen maken bepaalde witte bloedcellen, lymfocyten, een antistof.

  • Een antistof maakt een antigeen onschadelijk door aan het antigeen vast te zitten.

  • Een antistof wordt gemaakt door bepaalde witte bloedcellen(lymfocyten)

  • Zolang een antistof in het bloed zit, ben je immuun voor die ziekte

  • Een antistof is specifiek: voor elke antigeen is er een andere antistof

Humorale afweer

  • Vorming APC op receptor eiwit

  • APC komt in Lymfoide organen de daar aanwezige T- lymfocyten worden geactiveerd.

§ 3 Immuniteit

Incubatietijd is de tijd die verstrijkt tussen het binnendringen van de ziekteverwekker en het optreden van de eerste ziekteverschijnselen. De primaire reactie houdt in dat er geen antistof meer wordt aangemaakt na een tijdje.

Als je voor de tweede keer besmet raakt dan wordt vrijwel gelijk antistof gemaakt. Natuurlijke immuniteit wordt verkregen als reactie op het binnendringen van een ziekteverwekker. Immunisatie is de immuniteit die kunstmatig is opgewekt.

Vaccinatie is ontdekt door de arts Jenner (vacca=koe). Wij worden als baby zijnde gevaccineerd op kunstmatige wijze met verzwakte of gedode ziekteverwekkers of delen van ziekteverwekkers.

Actieve immunisatie ontstaat door activiteit van de ingeënte persoon zelf. Bij passieve immuniteit wordt een (anti)serum ingespoten.

§ 4 Transplantatie en Bloedtransfusie

Transplantatie houdt in dat er een aangetast weefsel of orgaan vervangen word door een ander weefsel of orgaan. Deze transplantatie kan zijn van een donor of van de persoon zelf.

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

Transplantatie houdt in dat er een aangetast weefsel of orgaan vervangen word door een ander weefsel of orgaan. Deze transplantatie kan zijn van een donor of van de persoon zelf.

Afstotingsreacties kunnen een groot probleem veroorzaken. Deze worden opgewekt door eiwitten op de celmembranen van het getransplanteerde weefsel of orgaan. De eiwitten van de acceptor zien dit als antigenen.

Bij een transplantatie is MHC erg belangrijk, bij mensen heet dit meestal HLA. Dit komt omdat het voor het eerst werd ontdekt bij witte bloedcellen. Voordat er een transplantatie plaatsvindt, moet er worden gekeken of de HLA- systeem van de donor past bij de HLA- systeem van degene die het orgaan ontvangt. Anders kunnen de eiwitten het orgaan aan gaan vallen en zien als lichaamsvreemd.

Als je 18 jaar of ouder bent dan krijg je thuis een donorverklaring toegestuurd. De teruggestuurd gegevens worden geplaatst in het donorregister.

Afstotingsreacties

De HLA- systeem van de door en acceptor komen nooit 100 % overeen met elkaar. Donorcellen worden door de T- cellen vernietigd als deze zien als antigenen. Acute afstoting gebeurd als er antistoffen worden aangemaakt dor de acceptor.

Bloedgroepen

De belangrijkste systemen om bloedgroep onder te verdelen zijn de ABO- systeem en de resusfactor.

Bij het ABO- systeem worden de bloedgroepen onderverdeeld in A, B, AB en O. Rode bloedcellen gaan klonteren als ze in aanraking komen met het antigeen die tegen dit type bloedcellen is gericht. Deze samengeklonterde bloedcellen blijven dan steken in de haarvaten. De hemoglobine komt vrij in het bloedplasma. Dit heet hemolyse.

 

Resusfactor

Bij 85% van de mensen komt op celmembranen van de rode bloedcellen een eiwit voor dat ook bij de resusaap is. Dit eiwit wordt resusantigeen of resusfactor genoemd.

Resusantigeen in bloed zijn resuspositief (Rh+)

Resusantigeen niet in bloed zijn resusnegatief (Rh-)

Bij een eerste bloedtransfusie aan mensen met de antiresus in hun bloed wordt er nog geen antistof tegen het resusantigeen aangemaakt, maar bij een tweede bloedtransfusie gebeurd dit wel. Hierdoor ontstaat er dus een samenklontering van de bloedcellen, dus hemolyse.

Bij een zwangerschap kan dit problemen geven. De moeder maakt bij het tweede kind pas goede antistoffen tegen de resusfactor. Dus na de geboorte van een kind wordt er antiresus ingespoten, dit wordt na een tijdje weer afgebroken in je lichaam.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.