Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Thema 1 t/m 5

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 1550 woorden
  • 31 maart 2003
  • 44 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
44 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 1 Orgaan= een deel van een organisme met een of meerdere functies, een orgaan bestaat uit verschillende weefsels en werken samen in een organenstelsel. Weefsel= een groep cellen met dezelfde vorm en functies, bij veel weefsel komt tussencelstof voor. Het middenrif scheidt de romp in de borstholte en buikholte; borstholte, slokdarm, longen+hart, buikholte, maag, lever, alvleesklier, dunne darm, dikke darm, nieren. Holle botten= licht+ stevig in de ledematen. Gewelfde vormen kunnen veel gewicht dragen bijvoorbeeld de botten in de voeten. Bolle vleugelvorm= als er opwaartse kracht ontstaat als erg lucht langs strijkt bijvoorbeeld bij vogels. Dierlijke cellen: Cytoplasma, kernplasma, celmembraan, kernmembraan
Plantaardige cel: Cytoplasma, kernplasma, celmembraan, celwand, kernmembraan, celkern, centrale vacuole, bladgroen korrels. Kern= de regelaar. Chromotinemassa= kleurbare massa. Mitochondrium= krachtcentrale van de cel. Vacuole= vochtblaas. Protoplasma= celplasma. Organel deel van een cel met eigen functie. Endoplasmatisch reticulum= dubbele membranen= voor transport van stoffen. Ribosomen= bolvormige organellen, functie: synthese van eiwitten. Mitochondrien= ronde of boonvormige organellen functie: vrijmaken van energie m.b.v. zuurstof. Chloroplast= gevuld met membranen, functie: fotosynthese. Celwand= stevige laag om de cel heen.
Hoofdstuk 2 Mannelijke organen+ functies: Teelballen: produceren zaadcellen. Bijballen: opslag zaadcellen. Balzak: liggen de teelballen en bijballen. Zaadleiders: vervoeren zaadcellen. Zaadblaasjes: produceren vocht dat zaadcellen activeert . Prostaat: produceert vocht met voedingsstoffen voor de zaadcellen. Urinebuis: vervoert urine+sperma. Penis: brengt sperma in een vagina in
Vrouwelijke organen+ functies: Eierstokken: produceren eicellen oestrogeen + progesteron. Eileiders: vervoeren eicellen. Baarmoeder: ontwikkeling embryo. Vagina: * Het sperma komt er terecht * Baarmoederslijmvlies word verwijderd bij menstruatie * Kind wordt geboren via de vagina. Clitoris: gevoelig voor seksuele prikkels. Kleine schaamlippen: klieren kunnen slijm produceren. Grote schaamlippen: sluiten de vagina af. Menstruatiecyclus hypofyse produceert FSH+LH. Halverwege à ovulatieàde rijpe eicel komt vrij. Na ovulatie er wordt progesteron+ oestrogeen door LH geproduceerd. Aan het einde sterft het gele lichaam af en er komt menstruatie en het begint weer opnieuw duur: 28 dagen. Bevruchting kan plaatsvinden in de periode van 3 dagen voor tot halve dag na de ovulatie. Zaadcel kan 3 dagen in leven blijven. Bevruchting= kern van de eicel versmelt de kern van een zaadcel dit vindt plaats in de eileiders. Innesteling= het klompje cellen zet zich vast in het baarmoedervlies. Dan volgt er zwangerschap. Navelstrengslagaders: stroomt bloed door dat rijk is aan koolstofdioxide + afvalstoffen. Navelstrengader: stroomt bloed door dat rijk is aan zuurstof + voedingstoffen. In placenta blijft het bloed gescheiden van het embryo en er vindt uitwisseling plaats door diffusie+ actief transport. Eeneiige tweeling: het klompje cellen splits zich in tweeën sterk gelijkend. Twee-eiige tweeling: er komen twee eicellen vrij à niet sterk gelijkend. Kunstmatige insiminatie: een arts brengt sperma in bij de vrouw van een andere man. IVF: Er worden hormonen toegediend bij de vrouw, hierdoor rijpen er meerdere eicellen, vlak na de ovulatie haalt de arts een eicel uit de eileider, deze word dan bevrucht met sperma en dat ontwikkeld zich tot een klompje cellen, daarna wordt het terug geplaatst in de baarmoeder. Geboortefase • Ontsluiting. • Weeën. • Indaling. • Vruchtvliezen breken. • Uitdrijving. • Persweeën, kind komt. • Nageboorte, placenta, navelstreng en vruchtvliezen worden uitgedreven. Hoofdstuk 3 Chromosomen: bevindt zich de informatie voor erfelijke eigenschappen van een organisme. Karyogram: chromosomen zijn in paren gerangschikt
Lichaamscellen: diploïd in paren 46
Geslachtscellen: haploid enkelvoudig 23
Genotype= informatie voor de erfelijke eigenschappen van een individu
Fenotype= waarneembare eigenschappen van individu, beinvloedt door milieu. Homozygoot: genenpaar 2 gelijke allelen
Heterozygoot: genenpaar 2 ongelijke allelen
Dominant allel: allel dat altijd tot uiting komt in het fenotype. Recessief allel: komt alleen tot uiting als er geen dominant allel aanwezig is. Intermediair= twee ongelijke allelen komen bij tot uiting. Monchybride kruising= kruising waarbij opgelet word op de overerving van een eigenschap. Bloedgroep a: IA IA of IA i
Bloedgroep b: IB IB of IB i

Bloedgroep ab: IAIB
Bloedgroep o: ii Hoofdstuk 4 Erfelijke eigenschappen komen tot uiting in het fenotype door de aanwezigheid van bepaalde eiwitten (bijv. enzymen) - een eiwitmolecuul bestaat uit een groot aantal aan elkaar gekoppelde
aminozuurmoleculen. - de synthese van eiwitmoleculen in de ribosomen wordt bepaald door het
DNA in de celkern. De celcyclus bestaat uit de interfase+ mitose. Bij mitose en celdeling worden nieuwe cellen gevormd voor groei, vervanging + herstel. - in de moedercel worden de chromosomen zichtbaar doordat ze zich spiraliseren. Elk chromosoom bestaat uit twee chromotiden - het kernmembraan verdwijnt. - De chromosomen komen te liggen in een vlak midden in de cel. - Er ontstaat een spoelfiguur van draden. - De spoeldraden trekken de chromotiden van elk chromosoom uit elkaar: - De chromosomen vormen twee celkernen - De chromosomen worden weer draadvormig en er ontstaan kernmembranen. - Er ontstaan celmembranen. Ongeslachtelijke voortplanting: een deel van een individu groeit uit tot een nieuw individu. Door mitose en celdeling. Weefseltechniek: een stukje weefsel wordt uit een plant gesneden en onder steriele omstandigheden opgekweekt tot nieuw planten. Kloon: alle individuen die door ongeslachtelijke voortplanting uit een ouder zijn ontstaan. Meiose 1( reductiedeling) : 2n = n+n Meiose 2: n = n+n Bij een man vindt meiose plaats in de teelballen Bij een vrouw vindt meiose plaats in de eierstokken. Bij zaadplanten vindt meiose plaats in de helmhokjes van de meeldraden en in de zaadbeginsels in de stamper. Bij geslachtelijke voortplanting verschilt het genotype van een nakomeling van dat van de ouder(s). Mutatie: een plotselinge verandering van het genotype. Mutaties hebben meestal geen grote uitwerkingen. Mutaties kunnen wel een grote uitwerking hebben als ze optreden in een geslachtscelmoedercel, geslachtscel, zygote of een cel van een embryo. Het vermoedelijke ontstaan van kanker: in een cel heeft een aantal mutaties plaatsgevonden, waardoor de cel ongevoelig is geworden voor stoffen die de celdeling remmen. Er ontstaat een primaire tumor (gezwel). Erfelijkheidsonderzoek: Echoscopie: door middel van hoogfrequente trillingen wordt het embryo zichtbaar gemaakt op een scherm. Vlokkentest: Er wordt wat vlokkenweefsel uit de placenta weggehaald. Hiervan worden de chromosomen in een kardyogram onderzocht. Vruchtwaterpunctie: Er wordt wat vruchtwater met cellen van de foetus uit de baarmoeder weggehaald. Hiervan worden de chromosomen in een kardyogram onderzocht. Syndroom van Down: elke cel bevat het 21e chromosoom in drievoud. Hoofdstuk 5 Taxonomie: houdt zich bezig met het ordenen van organismen. 4 rijken: bacteriën, schimmels, planten en dieren. Indelingscriteria: - aantal cellen waaruit het organismen bestaat - celgrootte - bezit van organellen - bezit van celwanden - autotroof of heterotroof voedingswijze. Autotroof: zelfvoedend. Zij nemen uit hun omgeving anorganische stoffen op waarvan ze organische stoffen maken. Heterotroof: ander nodig hebben voor het voedsel. Zij kunnen alleen van organische stoffen opnemen als voedsel. Organische stoffen: afkomstig van organismen of van producten van organismen.(koolhydraten, eiwitten en vetten) Anorganische stoffen: komen zowel in organismen als in de levenloze natuur voor. (koolstofmono-oxide, koolstofdioxide, water en zuurstof) De 4 rijken zijn onder te verdelen in: afdelingen, klassen, orden, families, geslachten, soorten. Virussen: een omhulsel van eiwitten maat daarin streng DNA of RNA. Een virus heeft geen cellen, cytoplasma of kernplasma maar bevatten wel óf DNA of RNA. Hij is alleen in staat zichzelf voort te planten in specifieke gastheercellen waarbij het DNA of RNA de gastheercel binnendringt. Met behulp v/d g.cel worden nieuwe virussen gevormd, uiteindelijk gaat de g.cel ten gronde. Binaire naamgeving: eerste de geslachtsnaam, dan de soortaanduiding en dan e.v. de naam van de wetenschapper die de wetenschappelijke naam hieraan heeft gegeven. Bacteriën / bacillen bevatten weinig organellen, en het erfelijk materiaal bestaat slecht uit één kringvorming chromosoom. De meeste bacteriën en schimmels bevatten geen chlorofyl. Ze planten zich voort door deling. Ze zijn eencellig, celwand en heterotroof (o.a. cyanobacteriën zijn autotroof). Schimmels zijn eencellig of veelcelling. Gisten zijn eencellige schimmels en veelcellige schimmels zijn meestal lange schimmeldraden. Veelcellige schimmels planten zich voort door sporen. (groeien uit de uiteinden v/d schimmeldraden). Penicilline (antibioticum Penseelschimmel) Plantenrijk heeft 5 afdelingen: Wieren: geen wortels, stengels, bladeren
Mossen: geen wortels, wel stengels en bladeren, voortplanting door sporen die

ontstaan in sporendoosjes. Paardenstaarten: wortels, holle stengels, bladeren, voortplanting door sporen die ontstaan in sporenvormende orgaantjes. Varens: wortels, stengels, bladeren (vaak groot en ingesneden), voortplanting
door sporen die ontstaan aan de onderkant van het blad
Zaadplanten: naaktzadigen en bedektzadigen…wortels, stengels, bladeren, Voortplanting door zaden die ontstaan uit de bloemen. Naaktzadigen: zaden in schubben (naaldbomen) Bedektzadigen: zaden uit zaadbeginsel (loofbomen, grassen, kruiden) Eencellig dieren: asymmetrisch, geen skelet, leven in ’t water. Sponzen: asymmetrisch, skelet van naalden, vast op de bodem v/d zee. Holtedieren: straalsgewijs symmetrisch, geen skelet, leven in ’t water, vangen hun prooi met tentakels. Platwormen: geen skelet, lichaam lang en dun, dwarsdoorsnede plat, leven als
soort parasiet. Rondwormen: geen skelet, lichaam lang en dun, dwarsdoorsnede rond, leven als
soort parasiet. Ringwormen: geen skelet, lichaam lang en dun, dwarsdoorsnede rond, lichaam
is opgebouwd uit schijfjes (gesegmenteerd) Weekdieren: tweezijdig symmetrisch, schelp of skelet als huisje
Geleedpotigen: tweezijdig symmetrisch, skelet is pantser van chitine (hoorn- achtige stof), kop draagt ogen en voelsprieten. Spinachtigen, kreeftachigen, insecten, duizendpoten. Stekelhuidige: straalsgewijs symmetrisch, inwendig skelet van kalk, huid bedekt
met stekels of knobbels, leven op bodem v/d zee. Gewervelde: tweezijdig symmetrisch, inwendig skelet met wervelkolom. Amfibien, vogels, vissen, zogdieren, reptielen. Fossielen: versteende overblijfselen van organismen, of afdrukken van organismen in gesteenten. Homologe organen: organen die overeenkomsten vertonen in bouw en embryonale ontstaanswijze. Ze ontstaan uit dezelfde grondvorm. Homologie duidt over verwachtschap en op een gemeenschappelijke ouder. Analoge organen: hebben dezelfde functie maar dat geeft nog geen verwantschap, ze zijn niet ontstaan uit dezelfde grondvorm. Rudimentaire organen: Door aanpassing aan het milieu verliezen deze organen hun functie.

REACTIES

S.

S.

hay
hart stikku bedank ik heb er egt wat aaan heel goe dat ju dit doet k hoop dat k nu een heel hoog cijver haal nou vast wel ju hebt mu egt geholpu bedankt xXx mij

19 jaar geleden

S.

S.

miss moet je eens nederlands op deze site opzoeken want dat heb je wel nodig.

6 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.