Biologie Nectar VWO 3 Hoofdstuk 9 Gezondheid

Beoordeling 8.2
Foto van Remy
  • Samenvatting door Remy
  • 3e klas vwo | 1733 woorden
  • 3 februari 2024
  • 12 keer beoordeeld
Cijfer 8.2
12 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
Methode

9.1 ongezond

Gezondheid hangt af van verschillende dingen:

  • leefstijl: (on)gezond eten/drinken, rust, beweging, etc.
  • omgeving: vieze drukke industrie stad is slecht(slechte stoffen), maar platteland is goed. Mensen met wie je omgaat. Vb pesten ook slecht.
  • gezondheidszorg: tandarts, ziekenhuis psycholoog, etc

ondanks gezonde leefstijl kan je ook ongezond zijn door bijvoorbeeld (aangeboren) ziekte/infectie, etc.

genotmiddelen zijn middel om je beter te voelen zoals alcohol roken. verslaafd/afhankelijk is als je niet meer zonder kan, of drie manieren: 

  • lichamelijk afhankelijk: als je het niet gebruikt krijg je trilhandjes en andere ontwenningsverschijnselen.
  • geestelijk afhankelijk: je denkt dat je er niet zonder kunt/je denkt er de hele tijd aan. slecht gevoel als je het niet hebt.
  • sociaal afhankelijk: je mist het contact met de mensen waarmee je het deed.

Drugs zijn middelen om je goed te voelen, en hebben deze invloed op je hersenen:

  • verdovende werking: verminderde pijn/angst/spanning en versuffend. Hersenen werken trager. (wiet, alcohol, heroïne en slaapmiddelen)
  • Stimulerende middelen: je hersenen werken sneller. Je bent actiever (nicotine, cafeïne, cocaïne, xtc, speed)
  • Bewustzijnsveranderende middelen: laten hersenen anders werken, je beleeft de werkelijkheid anders: muziek/kleuren klinkt/zijn mooier, bang omdat je denk dat mensen naar je kijken. (paddo’s lsd, wiet)

stoppen heet afkicken.

Roken is ongezond. In tabaksrook zitten de volgende stoffen:

  • Nicotine: verslavend, versneld hartslag en vernauwt de bloedvaten (bloed stroomt minder goed door, hart moet harder werken + hoge bloeddruk)= Huid minder goed doorbloed = koudere handen. 
  • Koolstofmonoxide: Gas, gaat via longblaasjes → bloed, en hecht aan hemoglobine (in rode bloedcellen) = geen zuurstof vervoeren = duizelig, slechte conditie, etc.
  • Teer: kleeft aan binnenkant longen, beschadigt slijmvlies van luchtwegen = vuil + schadelijke stoffen niet goed afvoeren = rokershoest.

je kan ook ziekte krijgen = COPD (Chronic Obstructive Pulmonary Disease)

  • Chronische bronchitis: Bronchiën ontstoken en extra slijm = moeilijk ademhalen, niet geneesbaar.
  • Longemfyseem: longblaasjes klappen, waardoor minder goed zuurstof opnemen in bloed niet geneesbaar.

grotere kans longkanker door teer.

Alcohol is een gifstof en verdooft je hersenen. door drinken van alcohol wordt je aangeschoten: je denkt dat je meer kunt, maar is omgekeerd. Je hoort, ziet, denkt , reageert en beweegt minder goed. Als je het ver genoeg weet te brengen wordt je dronken en gaat dit alles nog slechter, en heb je de volgende dag een kater. (hoofdpijn, dorst, overgeven, etc)

Veel drinken = blijvende schade hersenen en lever.

Comazuipen/bingedrinken: veel (in korte tijd) drinken = alcoholvergiftiging: hersenen vallen uit en misschien in coma.

(Jongeren = extra gevoelig. enkele glazen per dag = hersencellen sterven af = hersenen minder actief. jongeren = leer- en gedragsproblemen, andere gevolgen = hoge bloeddruk of maagontstekingen)

blowen is wiet of hasj meestal in een joint roken, vaak gemaakt van cannabis plant. Onder invloed van dit is high (opgewekt) of stoned (verdoofd gevoel)

versterkt je stemming. Paniekaanvallen, versnelde hartslag, duizeligheid. Verslavend.

9.3: je huid.

functies huid:

  • lichaam op temperatuur houden.
  • beschermt tegen vuil en ziekteverwekkers.
  • bescherming zon.

bestaat uit drie lagen:

  • Opperhuid: Bestaat uit hoornlaag (slijt steeds af) en kiemlaag (vult van binnenuit aan)
  • Lederhuid: Spieren, talgklieren zweetklieren en bloedvaten (regelen op temperatuur blijven), zintuigen (geven aan hersenen door wat je voelt, bijv. temperatuur) en haarzakjes. Talg houdt huid en haren soepel.
  • onderhuids bindweefsel: Bloedvaatjes, zenuwen en vet.

Hypothalamus in hersenen regelt temperatuur.

Afkoelen: 

    • Bloedvaatjes worden wijder, bloed kan beter doorstromen = huid rood + warmte afgeven.
  • Zweetklieren maken zweet, verdampt door warmte huid = afkoelen.

Opwarmen:

    • bloedvaatjes nauwer, minder bloed doorheen = warmte vasthouden. (Bleke huid)
  • Rillen, door beweging komt warmte.

Huid beschermt tegen kou door dat vetlaagje. haartjes rechtop staan door kou = kippenvel. Normale temperatuur 37 G.

Een wondje geneest zo:

    1. vernauwing bloedvat voor beperking bloedverlies.
  • propvorming: bloedplaatjes klonteren samen op kapotte plek bloedvaten.
  1. bloedvaatjes knappen open. Stof zoals Fibrinogeen die reageert met stollingseiwitten komt vrij. Daardoor ontstaan fibrinedraden, kleine fijne kleverige draadjes, waar rode bloedcellen in blijven hangen.

Draadjes en bloedcellen drogen op tot korstje = Bloedstolling. Als onder dit korstje huid is herstelt, valt het korstje af.

Zonnestralen bevatten Ultraviolette straling (uv-straling) waardoor je bruine kleurstof in je huid krijgt: Pigment, wat beschermt tegen uv-straling dat binnendringt. Een blanke huid maakt en heeft weinig pigment = moeilijk bruin. onvoldoende pigment voor bescherming = verbrandde huid = cellen hoornlaag sterven en je vervelt.

Als kiemcellen te vaak worden beschadigd kan je huidkanker krijgen = cellen delen snel en er ontstaat een ophoping van cellen = tumor/gezwel. Ontstaat zo:

  1. cel veranderd in kankercel (door bv zon, oude cel, giftige stoffen)
  2. vaak repareert de cel, soms niet = cel blijft delen en gezwel/tumor ontstaat. kan werking orgaan ernstig verstoren.
  3. Als dit door de wand van bloedvat groeit, kunnen tumorcellen afbreken = kunnen meestromen met lymfe of bloed naar ander lichaamsdeel = uitzaaiing.
9.4 Ziek worden

Sommige micro-organismen waar je overal mee in aanraking komt ziekteverwekkers in zoals:

  • Bacteriën: Kunnen giftige stoffen afgeven, en ontstekingen veroorzaken zoals longontsteking of ontstoken wond.
  • Schimmels: Kunnen giftige stoffen afgeven.
  • Virussen dringen cellen binnen → laten zich vermeerderen. Uiteindelijk cellen stuk als hij volzit met virussen = je voelt je ziek (griep, etc.)

Besmetting/infectie = ziekteverwekkers in je lichaam, meestal door een ander persoon of eten.

Infectieziekten zijn ziekten door infectie bacteriën, virussen of schimmels.

  • Verkoudheid: virussen in slijmvliescellen mond, neus en keel vermeerderen → doen pijn + loopneus, hoesten en niezen = virus in de lucht en iemand ademt in. Besmetting kan ook via handcontact.
  • Griep: hele lichaam pijn en ziek. Kan twee weken duren!

Besmetting = eerst incubatietijd (niet direct ziek, wel anderen besmetten) → ziekteverwekkers vermeerderen → je krijgt symptomen (ziekteverschijnselen) → huisarts geeft diagnose (welke ziekte heb je) en geeft soms prognose: hoe ziekte/herstel verloopt.

Na infectie meteen aan het werk voor afweer (ziekteverwekkers uitschakelen) door witte bloedcellen, ontstaan in het beenmerg, rijpen o.a in lymfeklieren. twee soorten: vreetcellen en antistofcellen.

vreetcellen: gaan uit haarvaten en gaan bacteriën insluiten, eten en verteren, na werk gaan ze dood = er komt pus of etter uit de wond = dode witte bloedcellen, verteerde bacteriën, resten kapotte huidcellen. Afweerreactie vreetcellen = algemene afweer.

Antistofcellen: witte bloedcellen die antistoffen maken. Schakelen ziekteverwekkers uit en vreetcellen ruimen ze op:

  1. ziekteverwekkers komen.
  2. antistofcellen maken juiste antistoffen.
  3. die gaan zich delen.
  4. ze koppelen ziekteverwekkers aan elkaar en schakelen ze uit.
  5. vreetcellen sluiten die weer in en verteren ze.

De witte bloedcellen herkennen een ziekteverwekker door een herkenningseiwit die ze presenteren aan de rest: antigenen. Eigen lichaamscellen hebben ook antigenen, die zijn lichaamseigen.

antigenen van ziekteverwekker horen niet in lichaam = witte bloedcellen herkennen ze als lichaamsvreemd en gaan antistoffen maken.

elke ziekteverwekker heeft eigen antigenen, specifieke vorm. Elk soort ziekteverwekker worden eigen aparte antistoffen voor gemaak, werken alleen voor deze specifieke ziekteverwekker = specifieke afweer.

witte bloedcellen maken stoffen waardoor de hypothalamus je temperatuur verhoogd als je ziek bent. boven 37 G = koorst. hogere temperatuur = bloed stroomt sneller en voer je afvalstoffen van ziekteverwekkers sneller af, en witte bloedcellen maken dan ook sneller antistoffen.

te hoge koorts is gevaarlijk. Hoger dan 42 G, gaan enzymen kapot = hypothalamus brengt temperatuur omlaag.

immuun: je wordt maar een keer ziek van elke ziekteverwekker.

je kan op deze manieren immuun worden:

    1. Door besmetting ziekte verwekker: nadat ziekteverwekkers zijn bestreden gaan de witte bloedcellen dood, maar een klein deel, geheugencellen, blijven over. volgende keer als dezelfde ziekteverwekker komt herkent hij die en maakt heel snel ziekteverwekkers = je wordt niet ziek. Je maakt zelf antistoffen = actieve immuniteit
    2.  door vaccinatie met antigenen: je krijgt een inenting/vaccinatie. De dokter geeft je een vaccinatie: hij spuit verzwakte ziekteverwekkers in je bloed, waardoor je niet ziek wordt maar wel antistoffen maakt en geheugencellen dat opslaan. Ook actieve immuniteit.
  • Door een injectie met antistoffen: je krijgt een seruminjectie als je al ziek bent of slangengif in je hebt. Je krijgt maar voor korte tijd antistoffen en bent heel snel immuun. Dit is passieve immuniteit: je lichaam maakt zelf geen antistoffen.
  • Door borstvoeding: Als je een baby bent en dan krijg je via de moeder antistoffen. Natuurlijke manier passief immuun.

Kinderen worden in Nederland tegen ziekten die veel kindersterfte veroorzaken ingeënt zoals mazelen. 0 tot 14 maanden, 4 en als je 9 bent. meisjes op hun dertiende tegen HPV (baarmoederhalskanker)

9.5 Bloedtransfusies.

 Bloedtransfusie is als je bloed wordt aangevuld door bv bloed van een bloeddonor. Er zijn verschillende transfusies:

  • Met rode bloedcellen: voor patiënten met veel bloedverlies of ernstig bloedarmoede: laag hemoglobinegehalte, waardoor je bloed slecht zuurstof en koolstofdioxide vervoert (moe, kortademig, duizelig)
  • Met bloedplasma: voor mensen met brandwonden, infecties en hemofilie (ziekte slechte bloedstolling)
  • Met bloedplaatjes: voor leukemiepatiënten: soorten beenmergkanker → vorming witte bloedcellen ontregeld → te veel onrijpe witte bloedcellen → door grote hoeveelheid witte bloedcellen, komt productie andere bloedonderdelen in gedrang. Tekort bloedplaatjes = bloedingen.

Je kan niet van iedereen bloed krijgen. Als je bloeddonor een andere bloedgroep heeft, gaat je afweer door die lichaamsvreemde antigenen die erop zitten proberen het bloed op te ruimen. Er zijn 4 bloedgroepen:

  • A (zit antigeen A op)
  • B (antigeen B op)
  • AB (antigeen A en B)
  • 0 (geen antigenen)

Lichaam maakt antistoffen tegen lichaamsvreemde antigenen, zoals Anti-A tegen A en hetzelfde met B.

  • Bloedgroep A = Anti-B in bloedplasma, en andersom ook. AB geen antistoffen, bloedgroep 0 = Anti-A en B.

Bloedklontering: Ontstaat als je bloed antistoffen heeft tegen bloedgroep die je krijgt, plakken aan elkaar en klonteren. Levensgevaarlijk.

Universele ontvanger: Als je bloedgroep AB hebt, je kan van elke bloedgroep ontvangen.

Universele donor: Als je bloedgroep 0 hebt en aan iedereen kan geven.

Je bloed is ook negatief of positief = Resusfactor: Geeft aan of je resusantigeen hebt:

  • Resuspositief (Rh+): je hebt resusantigeen op bloedcellen.
  • Resusnegatief (Rh-): Je hebt dat niet.

85 % = resuspositief, 15 % niet.

Als je Rh- bent en je krijgt Rh+ gaan donor bloedcellen stuk. (rekening mee houden)

kan problemen geven bij zwangerschap:  resusnegatieve moeder is zwanger van resuspositief kind. Vrouw maakt antistoffen als bloed in contact is gekomen met baby. Volgende zwangerschap heeft vrouw antistoffen tegen Rh+, komen ook in baby = maken baby’s rode bloedcellen kapot = resusziekte: bloedarmoede + zuurstofgebrek. om te voorkomen krijgt vrouw een resusprik = antistoffen die resuspositieve bloedcellen baby opruimen als dit gebeurt. 

Chronische ziekte: ziekte die nooit meer overgaat. Als een orgaan daardoor slecht werkt is een orgaantransplantatie nodig: donor geeft orgaan weg. Je lichaam kan het orgaan ook niet accepteren door afweer: lichaamsvreemde antigenen op donororgaan, witte bloedcellen maken antistoffen tegen antigenen → cellen orgaan vernietigd: orgaanafstoting. voorkomen door afweerremmers: witte bloedcellen maken geen/minder antistoffen. als eiwitten van cellen donor en orgaan op elkaar lijken is afstoting minder waarschijnlijk. Erfelijk bepaald = familie organen minder snel afgestoten. Na vijf jaar ong ⅓ organen afgestoten = niet hele leven mee. Donorregister: formulier of je je organen wilt doneren als je dood bent, sommige zoals lever kan je als je leeft al doneren. Nederland te weinig donoren.

Einde

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.