Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 5

Beoordeling 6.9
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 1647 woorden
  • 15 mei 2005
  • 92 keer beoordeeld
Cijfer 6.9
92 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Thema 5 Transport Basisstof 1 De bloedsomloop Eencellige dieren en dieren die uit enkele cellagen zijn opgebouwd, vindt transport van stoffen plaats over kleine afstanden. Zuurstof, voedingsstoffen en afvalstoffen worden door diffusie voldoende getransporteerd om elke cel te voorzien. Grotere dieren hebben bloedsomloop. Het hart (de kracht) pompt bloed door bloedvaten. Behalve het transport van stoffen kan het bloed ook andere functies vervullen: - het bloed verdeelt de warmte over het gehele lichaam - het bloed zorgt voor een homogeen en constant intern milieu - het bloed bevat antistoffen die zorgen voor afweer voor oa ziekteverwekkers
Kleine bloedsomloop: de rechterhelft van het hart pompt het bloed naar de longen, vanuit de longen stroomt het bloed naar de linkerharthelft. Grote bloedsomloop: de linkerhelft van het hart pompt het bloed het lichaam door, vanuit de organen stroomt het bloed terug naar de rechterharthelft. De mens heeft dubbele bloedsomloop, per omloop stroomt het bloed 2 keer door het hart.
Basisstof 2 Het bloed Bloedplasma = water met opgeloste stoffen en plasma-eiwitten (oa fibrinogeen). Functie bloedplasma: vervoert zuurstof, voedingsstoffen (oa glucose), afvalstoffen (oa koolstofdioxide), regelende stoffen (oa hormonen) en beschermende stoffen (oa antistoffen). Het bloedplasma houdt het interne milieu constant. Veel plasma-eiwitten spelen een rol bij het transport van stoffen, het handhaven van de osmotische waarde van het bloed en de bloeddruk. Fibrinogeen speelt een rol bij de bloedstolling. Fysiologische zoutoplossing = een oplossing met de juiste osmotische waarde. Bloedserum = bloedplasma zonder fibrinogeen. Rode bloedcellen = kleine ronde schijfjes, die in het midden dunner zijn dan aan de rand, het zijn cellen zonder celkern en daardoor hebben ze een betrekkelijk korte levensduur. Functie rode bloedcellen: het transport van zuurstof en koolstofdioxide. Rode bloedcellen worden gevormd in het rode beenmerg uit stamcellen, onder invloed van het hormoon EPO uit de nieren. Rode bloedcellen worden afgebroken in het rode beenmerg, in de milt en in de lever. Rode bloedcellen bevatten hemoglobine (geeft de rode kleur aan bloed) dat zuurstof en koolstofdioxide kan binden, iemand met bloedarmoede heeft te weinig hemoglobine in bloed. Witte bloedcellen = cellen met een kern (oa lymfocyten) en hebben geen vaste vorm waardoor ze door de wand van haarvaten heen kunnen. Functie witte bloedcellen: vernietigen van ziekteverwekkers door fagocytose en opruimen van dode celresten. Functie lymfocyten: vorming van antistoffen. Witte bloedcellen worden vooral gevormd in het rode beenmerg uit stamcellen (lymfocyten ontwikkelen zich verder in lymfatisch weefsel: oa lymfeknopen en de milt). Bloedplaatjes = delen (zonder kern) van uitgevallen cellen. Functie: bloedstolling. Bloedplaatjes worden gevormd in het rode beenmerg. Bloedstolling = bloedplaatjes kleven aan de beschadigde bloedvatwand en vormen een bloedpropje. Uit het beschadigde weefsel en uit de bloedplaatjes komen stoffen vrij. Deze stoffen brengen met behulp van stollingsfactoren in het bloedplasma (oa calciumionen) een keten van reacties op gang. Dit leidt ertoe dat fibrinogeen wordt omgezet in fibrine. Basisstof 3 Het hart Delen Kenmerken en functies Rechterboezem ontvangt zuurstofarm bloed uit de onderste en bovenste holle ader en voert dit door naar de rechter kamer
weinig gespierde wand
Rechterkamer pompt zuurstofarm bloed in de longslagader(s) gespierde wand
Linkerboezem ontvangt zuurstofrijk bloed uit de longaders en voert dit door naar de linkerkamer weinig gespierde wand
Linkerkamer pompt zuurstofrijk bloed in de aorta zeer gespierde wand
Harttussenwand scheidt de linker- en rechterharthelft
Hartkleppen verhinderen het terugstromen van bloed van kamers naar boezems
Halvemaanvormige verhinderen het terugstromen van bloed van longslagader(s) en aorta
kleppen naar de kamers (ook wel slagaderkleppen genoemd) Kransslagaders hierdoor stroomt zuurstofrijk bloed naar de hartspier
Kransaders hierdoor stroomt zuurstofarm bloed weg uit de hartspier

Systole (samentrekking) van de boezems: de sinusknoop in de wand van de rechterboezem geeft impulsen af. Spieren in de wand van de boezems trekken zich samen. In de kamers vindt diastole (ontspanning) plaats. Bloed stroomt van de boezems naar de kamers. De hartkleppen zij open, de halvemaanvormige kleppen dicht. Systole van de kamers: spieren in de wand van de kamers trekken zich samen, in de boezems vindt diastole plaats. Bloed stroomt van de kamers naar de longslagader en de aorta. De hartkleppen zijn dicht, de halvemaanvormige kleppen open. Papillairspieren trekken zich samen en verhinderen dat de hartkleppen doorslaan. Hartpauze: zowel in de boezems als in de kamers vindt diastole plaats. Bloed stroomt van de holle aders en longaders naar de boezems en kamers. De hartkleppen zijn open, de halvemaanvormige kleppen dicht. Hartritme (hartslagfrequentie) = de snelheid waarmee de sinusknoop impulsen afgeeft. Het hartritme wordt beïnvloed door de bloeddruk (beïnvloeding via de hersenstam) en door hormonen (oa adrenaline). Het hartritme is afhankelijk van de lichaamsgrootte. Slagvolume = de hoeveelheid bloed die per hartslag door de linkerkamer in de aorta wordt gepompt. Het slagvolume is afhankelijk van de hoeveelheid bloed die vanuit de holle aders de rechterboezem in stroomt. De linkerkamer pompt per hartslag ongeveer evenveel bloed weg als de rechterkamer. Basisstof 4 De bloedvaten Slagaders Aders Bloed stroomt van het hart weg Bloed stroomt naar het hart toe
Hoge bloeddruk Lage bloeddruk
Dikke, stevige en elastische wand Dunne wand ‘Slag’ merkbaar Geen ‘slag’ merkbaar
Meestal diep in het lichaam gelegen Meestal ondiep in het lichaam gelegen
Alleen halvemaanvormige kleppen (aan Kleppen verhinderen dat het bloed terugstroomt
het begin van longslagader en aorta) (vooral in de armen en benen) Haarvaten: wand van één cellaag dik, vocht met opgeloste stoffen en witte bloedcellen kunnen door de wand heen de haarvaten verlaten. Dubbele bloedsomloop = per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart. Kleine bloedsomloop: rechterkamer - longslagaders - longaders - linkerboezem. Grote bloedsomloop: linkerkamer – aorta – armslagader – armader – halsslagader – halsader – leverslagader – leverader – darmslagader – poortader – nierslagader – nierader – beenslagader – beenader – onderste holle ader – bovenste holle ader – rechterboezem. Zuurstofgehalte in het bloed: door de slagaders van de kleine bloedomloop stroomt zuurstofarm bloed. Door de aders van de kleine bloedsomloop stroomt zuurstofrijk bloed. Door de slagaders van de grote bloedsomloop stroomt zuurstofrijk bloed. Door de aders van de grote bloedsomloop (oa poortader) stroomt zuurstofarm bloed. Glucosegehalte van het bloed: in de poortader treden de grootste schommelingen op. Van de overige bloedvaten is het glucosegehalte van het bloed in de leverader het hoogst. Waar het bloed uit de leverader wordt gemengd met bloed afkomstig van andere organen, daalt het glucosegehalte van het bloed. Basisstof 5 De bloeddruk Van slagaders naar aders neemt de bloeddruk voortdurend af. De bloeddruk is het hoogst in de linkerkamer en de aorta tijdens het samentrekken van de kamers. In de slagaders gaat de bloeddruk sterk op en neer als gevolg van de hartslag. In de aders is de bloeddruk vaak te laag om de bloedstroom op gang te houden. In de aders helpen andere krachten mee om de bloedstroom op gang te houden: - de stootsgewijze druk van slagaders die naast de aders liggen - de samentrekking van skeletspieren

De bloeddruk wordt min of meer constant gehouden door aanpassing van het hartritme (negatieve terugkoppeling): - als de bloeddruk daalt onder de normwaarde, zorgt de hersenstam ervoor dat het hartritme stijgt, hierdoor stijgt de bloeddruk - als de bloeddruk stijgt boven de normwaarde, zorgt de hersenstam ervoor dat het hartritme daalt, hierdoor daalt de bloeddruk
De bloeddruk kan verhoogd zijn doordat aan de binnenwand van bloedvaten cholesterol is afgezet (atherosclerose). Bloeddrukmeting: - de arts pompt een manchet om de arm op, tot de armslagader geheel is dichtgedrukt - de arts laat lucht uit de manchet ontsnappen, tot de druk in de manchet gelijk is aan de hoogste druk in de armslagader (de bovendruk) - de arts hoort vaatgeruis, doordat na elke samentrekking van de hartkamers de armslagader heel even wordt opengedrukt en een klein beetje bloed doorlaat - de arts laat lucht uit de manchet ontsnappen, tot de druk in de manchet gelijk is aan de laagste druk in de armslagader (onderdruk) - de arts hoort geen vaatgeruis meer, doordat het bloed weer onafgebroken door de armslagader stroomt
de stroomsnelheid van het bloed is het grootst in de aorta en het laagst in de haarvaten. De vertakkingen van slagaders kunnen zich vernauwen of verwijden. Hierdoor kan de hoeveelheid bloed worden geregeld die door een bepaald weefsel stroomt. Als de slagaders naar een skeletspier zich verwijden, stijgt de stroomsnelheid van het bloed dat door die skeletspier stroomt. Aan de binnenwand van de bloedvaten kan cholesterol worden afgezet, de bloedvaten worden nauwer. In een later stadium kan ook kalk worden afgezet, waardoor de wanden van de slagaders stijver en minder elastisch worden (atherosclerose). Door het nauwer worden van de bloedvaten stijgt de bloeddruk. Het hart moet een grotere kracht leveren om het bloed door de vernauwde bloedvaten te pompen. Een sterk verkalkte bloedwand kan gemakkelijk kapot gaan. Er ontstaat een inwendige bloeding (in hersenen: hersenbloeding of beroerte). Er kunnen bloedstolsels ontstaan. Trombose = als door een bloedstolsel een bloedvat verstopt raakt. Hartinfarct = als een of meer vertakkingen van een kransslagader verstop raken en een deel van de hartspier geen zuurstof en voedingsstoffen meer krijgt en afsterft. Bypassoperatie: een stukje bloedvat (uit been) wordt als een omweg aangelegd om het vernauwde deel van de kransslagader. Basisstof 6 Weefselvloeistof en lymfe Weefselvloeistof ontstaat doordat aan het begin van de haarvaten vocht uittreedt. Plasma-eiwitten met relatief grote moleculen kunnen de haarvaten niet verlaten. Hierdoor ontstaat een verschil in osmotische waarde tussen de weefselvloeistof en het bloedplasma. Weefselvloeistof bevat oa zuurstof, voedingsstoffen, koolstofdioxide en andere afvalstoffen, hormonen en plasma-eiwitten met kleine moleculen. Weefselvloeistof kan witten bloedcellen bevatten. Functie weefselvloeistof: zuurstof en voedingsstoffen naar de cellen toevoeren en koolstofdioxide en andere afvalstoffen van de cellen wegvoeren. Een deel van de weefselvloeistof keert aan het eind van de haarvaten terug in het bloed. Aan het begin van de haarvaten is de bloeddruk zo hoog dat vocht de haarvaten verlaat. Aan het eind van de haarvaten is de bloeddruk sterk gedaald. Door het verschil in osmotische waarde tussen weefselvloeistof en bloedplasma wordt er weer vocht in de haarvaten opgenomen. Een deel van de weefselvloeistof wordt opgenomen in fijne lymfevaten. Lymfevaten verenigen zich tot grotere lymfevaten. In de lymfevaten komen kleppen voor. Het lymfevatenstelsel voert de lymfe weer terug naar het bloedvatenstelsel. Lymfeknopen (lymfeklieren) zuiveren de lymfe van oa ziekteverwekkers.

REACTIES

L.

L.

het is echt een super samenvatting ik was mijn boek in mijn kluisje vergeten en heb deze gebruikt!

12 jaar geleden

B.

B.

Het is een goede samenvatting. Maar dit is voor 5 havo, ik zit in 3 VWO en ik had dit vorig jaar.

9 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.