Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4, Voortplanting

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas vwo | 2638 woorden
  • 22 mei 2008
  • 26 keer beoordeeld
Cijfer 7
26 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Hoofdstuk 4: Voortplanting
- De mens plant zich voort met geslachtsorganen. De geslachtscellen van de man en de vrouw komen bij elkaar en kunnen de vrouw zwanger maken

4.1
- De primaire geslachtskenmerken zijn al bij de geboorte aanwezig. Bij de jongens bijvoorbeeld de penis en bij de meisjes de vagina.
- Secundaire geslachtskenmerken spelen een rol bij de voortplanting en ontwikkelen zich later, onder invloed van progesteron, oestrogenen en testosteron. Bijv groei van schaamhaar.

4.2
- De geslachtsorganen van een man bestaan uit de penis, de teelballen, de bijballen, de zaadleiders, de zaadblaasjes en de prostaat.


- De penis bevat 3 zwellichamen. Door de onderste loopt de urinebuis. Bij sterke opname van bloed in de zwellichamen ontstaat (als gevolg van seksuele opwinding) een erectie.
- Aan het uiteinde van de penis bevindt zich de eikel. De huid die erover ligt is dun, en wordt de voorhuid genoemd. Bij een erectie komt de eikel bloot te liggen. Aan de basis liggen kleine kliertjes die zorgen voor vettigheid, door de stof smegma. De huid van de penis en eikel zijn gevoelig voor wrijving, dit kan leiden tot een orgasme;hierbij wordt zaad uitgestort: ejaculatie
- De teelballen liggen in de balzak, en bevatten zaadcelvormende cellen die vanaf de puberteit meiose ondergaan. Sertolicellen hebben een steun- en voedingsfunctie. In de teelballen bevinden zich ook testosteron producerende cellen: de Leydigcellen.

- Als een organisme volwassen is geworden wil het zich voortplanten. Maar, elke cel in het menselijk lichaam bevat 46 chromosomen, dus dan zouden de nakomelingen 2 x 46 chromosomen krijgen. Daarom moet de erfelijke informatie eerst gehalveerd worden, en dat gebeurt bij de meiose.
- Meiose vindt alleen bij dieren plaats; in de ovaria (eierstokken) en testes (teelballen).
- Bij planten vindt deze speciale deling plaats in de meeldraden (mannelijk geslachtsorgaan) en in het vruchtbeginsel (vrouwelijk geslachtsorgaan).
- In het mannelijk deel van een organisme worden uit een spermamoedercel 4 zaadcellen (dieren) of stuifmeelkorrels gevormd. In het vrouwelijk deel uit een eicelmoedercel altijd maar één eicel, die dan wel rijk is aan cytoplasma en dus voedsel.

- In de profase I van de meiose worden de chromosomen zichtbaar, en hebben ze zich verdubbeld. Er zijn nu dus 46 chromosomen (2n) en 92 chromatiden.
- In de metafase I zoeken de chromosomen hun homologe partner op, en verzamelen ze zich 2 aan 2 in het equatoriaal vlak. Dit is een belangrijk verschil van de mitose en meiose. Er ontstaan poolkapjes en draden van de polen naar de centromeren van de chromosomen.
- In de anafase I wordt van elk paar chromosomen één paar naar elke pool getrokken. Er zijn dus aan de “zuidelijke pool” 23 chromosomen (46 chromatiden) en aan de noordelijke pool ook 23 chromosomen (46 chromatiden)

- In de telofase I wordt de kern gedeeld en despiraliseren de chromosomen enigszins, en daarna deelt de cel zich. In elke cel zitten nu 23 chromosomen, en 46 chromatiden.
- In profase II worden de chromosomen in de 2 cellen weer een beetje dikker/
- In metafase II rangschikken ze zich weer in het equatoriaal vlak (23 chromosomen)
- In anafase II worden de chromatiden van elkaar los getrokken, naar beide polen
- In Telofase II worden de kernmembranen zichtbaar (elke kern bevat nu 23 chromosomen, 23 chromatiden). Daarna vindt zich de celdeling plaats. Er zijn nu 4 geslachtscellen ontstaan.
- Vlakbij de teelballen liggen de bijballen, de opslagruimtes van de zaadcellen. Hier ontspringen de zaadleiders.
- De zaadleiders lopen via de lies naar de buikholte. Via een boog lopen ze langs de blaas en komen ze in de prostaat bij elkaar. De wand van zaadleiders bestaat uit slijmvlies, bindweefsel en een spierwand van gladde spieren.
- De prostaat ligt onder de blaas, rondom de urinebuis, en produceert prostaatvocht. Ernaast liggen de zaadblaasjes, die zaadvocht maken. Bij de zaadlozing komen prostaat- en zaadvocht samen met zaadcellen, door de urinebuis. Dit mengsel wordt sperma genoemd.

- Voortplanting is gericht op behoud van de soort, maar is ook leuk. De seksuele aantrekkingskracht groeit in de puberteit, waarin je geslachtsrijp wordt. Als verliefdheid wederzijds is, komt het wellicht tot geslachtsverkeer.
- Als gevolg van seksuele prikkeling, krijgt een jonge een erectie. Doordat de zwellichamen zich vullen met bloed, neemt de penis in lengte en diameter toe en richt hij zich op. De klieren van Cowper scheiden een soort smeermiddel af, die zorgt dat de eikel glad wordt.

- De jongen brengt zijn penis in de vagina van het meisje (penetratie) en maakt stotende bewegingen. Uiteindelijk kan de toegenomen seksuele opwinding zorgen voor een ejaculatie en een orgasme. Bij een ejaculatie wordt sperma diep in de vagina opgevangen. Door het gebruik van een condoom kan dit worden voorkomen.
- Masturberen is dat je de huid van de penis ritmisch heen een weer beweegt. Een natte droom zorgt voor een ejaculatie zonder de man er iets voor hoeft te doen.

4.3
- De eierstokken zijn grijs-witte organen die verbonden zijn aan de baarmoeder. In de eierstokken worden eicellen ontwikkeld en afgegeven, en oestrogeen en progesteron geproduceerd. Ook voltrekt zich hier meiose. Bij volledige rijping knapt de follikel, en komt de eicel in de eitrechter. Eenmaal in de eileider, vindt meiose 2 plaats, vaak nog vlak voor de bevruchting. Na de eisprong blijft er telkens een litteken in de wand van de eierstok achter.
- Bij de mens wordt slechts één van de 4 cellen een eicel, met daarin veel voedingsstoffen. De anderen blijven erg klein en worden poollichaampjes genoemd.
- Vóór de ovulatie maakt de Graafse follikel vooral oestrogeen aan. Na de ovulatie gaan de cellen van de wand van de lege follikel zich delen, en vullen ze de holte op. Uiteindelijk ontstaat er luteïne, en is een endocriene klier ontstaan, het geel lichaam, dat vooral progesteron aanmaakt.
- Op verschillende manieren worden 3 van de 4 potentiële uitgeschakeld, zodat tenslotte eentje overblijft, die over de hoeveelheid cytoplasma van 4 kernen geschikt. Bij planten gebeurt dit net zo. Wel kunnen er tien- tot honderdtallen eicellen in een vruchtbeginsel rijpen.
Bij vogels wordt aan de eicel veel voedsel meegegeven. De dooier in een vogelei is een zeer grote eicel.
- Jongens en mannen kunnen zo’n 3 miljoen zaadcellen per dag maken. Bij meisjes zijn er vanaf de geboorte ongeveer 2 miljoen potentiële eicellen. Daar moet ze haar hele vruchtbare periode mee doen. Ze hebben al meiose I gedaan en bevinden zich in rustfase, en heten primaire oöcyten. Vanaf de puberteit gaan ze meiose II doen, onder invloed van FSH. Dan worden ze oöcyten genoemd. Elke maand rijpt er zo’n oöcyt tot een eicel.
- De baarmoeder is een peervormige spier met een doorsnede van ongeveer 9 cm. Hij ligt tussen de blaas en de endeldarm, en moet een ontwikkelende vrucht vasthouden, beschermen, en voeden. Een kleine holte heet de baarmoederholte, en is bedekt met baarmoederslijmvlies (endometrium). Tijdens de menstruatiecyclus worden de hoeveelheid en de samenstelling van het slijm veranderd. Het onderste deel van de baarmoeder is nauw, en heet de baarmoederhals. Het staat in verbinding met de vagina, en dus met de buitenkant van het lichaam.

- De vagina is ongeveer 10cm diep en gekleed met bindweefsel en glas spierweefsel. Hij bevat veel bloedvaten, en kliertjes die bij seksuele opwinding slijm afgeven. Als er sperma in terecht komt, kan er bevruchting plaatsvinden. De vagina is ook het geboortekanaal, en wordt dan goed opgerekt. Aan de voorkant zijn de schaamlippen gelegen. De grote schaamlippen zijn behaarde, de kleine onbehaard. Aan de voorkant van de kleine schaamlippen ligt de clitoris, een zeer gevoelig orgaantje. Het maagdenvlies, is een huidplooi aan het begin van de vagina en sluit de vagina gedeeltelijk af.
- Bij vrouwen zorgt seksuele opwinding ervoor dat de vulva meer doorbloed wordt. De vulva bestaat uit de schaamlippen, de clitoris, en de venusheuvel.
- De klieren van Bartholin scheiden vocht af: dit maakt geslachtsgemeenschap beter mogelijk.
- De meest gebruikelijke manier van het neuken is de missionarishouding. Het meisje ligt onder en de jongen boven, en hij brengt zijn penis in de vagina. Door de ritmische bewegingen worden de vagina en de clitoris worden geprikkeld, wat kan leiden tot een orgasme. Orgasme gaat vaak samen met spiercontracties over het hele lichaam. Na een orgasme voel je je normaliter prettig ontspannen. Als je niet zwanger wil worden en geen SOA’s wil krijgen is het belangrijk dat de jongen een condoom gebruikt.

4.4
- Elke maand ondergaat de vrouw de menstruatiecyclus. Ongeveer 2 weken na het begin vindt de ovulatie plaats: dan is de vrouw vruchtbaar, want de eicel komt vrij uit de eierstok.
- Invloed op de voortplanting hebben: voeding, gedrag, ziekte, stress, leeftijd, en milieu-invloeden. (Dat laatste schijnt in China erg veel invloed te hebben!) Hoe gebalanceerder het voedselpakket, des te beter zijn de aanmaak en groei van geslachtscellen. Voor vrouwen is ijzer erg belangrijk (vlees of volkorenproducten). Dit komt omdat er tijdens de menstruatie bloed verloren gaat, waarin dus ijzer zit.
- Meisjes die in de groei zijn, kunnen onzeker worden over de veranderingen in het lichaam. Anorexia nervosa (gebrek aan eetlust door nerveuze oorzaken) kan gevolg zijn. Dat heeft weer als gevolg dat vrouwen minder oestrogeen in het bloed hebben en dat de menstruatie uitblijft! Soms komt anorexia ook bij jongens voor, dat kan ervoor zorgen dat ze seksueel minder actief blijven en geen lust meer hebben.
- Zaadcelvorming verloopt beter bij lagere temperatuur (35-36 °C). Daarom liggen de teelballen uitwendig. Strak ondergoed kan dus voor slechtere kwaliteit zorgen.

- Mogelijke oorzaken bij vruchtbaarheidsstoornis zijn bij mannen: te laat / niet ingedaalde teelballen, en littekenvorming in de zaadleiders / urinebuis. Bij vrouwen: geen eisprong door stress, aangeboren afwijkingen / hormoonafwijkingen, een blokkade van de eileiders door infectie, of poliepen in de baarmoeder. Als de stoornis gelegen is in defecte chromosomen, is behandeling niet mogelijk.
- De leeftijd waarop met kinderen wil, wordt steeds hoger. Dit verkleint kans op vruchtbaarheid, en zorgt voor een slechtere kwaliteit geslachtscellen. Daarnaast hebben oudere mensen meer last van milieu-invloeden, dat dus vruchtbaarheid verminderd.
- Vruchtbaarheidsonderzoek is bij mannen eenvoudiger van bij vrouwen. Er wordt gekeken naar: de concentratie spermacellen, de vorm van de spermacellen, en de beweeglijkheid van de zweepharen van de spermacellen. Bij vrouwen kan een opening in de buikwand worden gemaakt om de eierstokken te onderzoeken. Dit heet laparoscopie.

4.5
- Een eicel is tot ongeveer 48 uur na de ovulatie vruchtbaar. Als door een ejaculatie van de man, spermacellen in de vagina komen, kan het lichte zuur in de vagina ervoor zorgen dat veel zaadcellen inactief worden. De rest gaat verder, en velen verliezen activiteit. Uiteindelijk in de eileider, zal één van de zaadcellen versmelten met de eicel. Dit heet bevruchting.

4.6
- De bevruchte eicel (zygote) ondergaat veel klievingsdelingen (morula-stadium), en het klompje komt na 6 -7 dagen in de baarmoeder. De cellen worden steeds kleiner en bewegen naar de buitenkant, zodat een holte ontstaat. Dat heet het blastula-stadium. Eenmaal in de baarmoeder zakt het weg in het baarmoederslijmvlies (innesteling).
- De cellen aan de buitenkant vormen meerkernige cellen, en heten trofoblastcellen. Uiteindelijk worden ze éénkernig, en heten ze primaire vlokken. Deze krijgen bloedvaten, en moeten contact krijgen met de bloedvaten in het embryo. De vlokken vertakken, en er ontstaat een sterk doorbloed orgaan: de placenta, of moederkoek.
- 3 maanden na bevruchting is de placenta ‘klaar’. Tot de 35e week groeit hij verder uit en wordt schotelvormig, met een gewicht van 500g. Hij bestaat deels uit weefsel van de moeder, en deels uit weefsel van het embryo. Via de navelstreng is hij met het embryo verbonden. Daar ontwikkelt zich de navel; daarin zitten 2 slagaders, en een ader. Via de ader worden zuurstof en voedingsstoffen aan het embryo gegeven, via de slagaders komt zuurstofarm bloed terug en wordt het met diffusie afgegeven. Doordat embryo en moeder zijn gescheiden, wordt het embryo niet afgestoten als het een andere bloedgroep heeft.
- De foetus (vanaf 3 maanden na bevruchting) en het vruchtwater bevinden zich in een blaas die bestaat uit twee vliezen. Het binnenste heet amnion, buitenste chorion. Voor de geboorte breken ze en komt het vruchtwater naar buiten. Hierin bevindt zich DNA en is te zien of het kind geen erfelijke afwijkingen heeft. In het vruchtwater bevinden zich anti-bacteriële stoffen, en bovendien werkt het als stootkussen en houdt het de temperatuur constant.

- Het embryo van 5 weken heeft 35 paar somieten, die beenderen en spieren zullen leveren. De ledemaatknoppen en rudimentaire ogen worden in week 6 zichtbaar. De staart wordt kleiner, en in week 7 zijn de rudimentaire vingers zichtbaar, en de ogen voorzien van lenzen. Hierna worden oren zichtbaar, gaan de ogen open, en is de staar weg. Na 8 weken wordt het embryo een foetus, waarin de meeste organen en weefsels aanwezig zijn, net als de handen en voeten. Na maand 3 is de foetus 8cm lang, en bijna helemaal ‘compleet’. Tijdens de rest van de zwangerschap wordt de foetus langer en zwaarder, worden de organen afgemaakt, en wordt de placenta groter. Ook ondergaat de moeder kleine lichamelijke veranderingen.
- Tijdens de zwangerschap groeit de blaas, en rekt hij uit. Hij drukt dan op de blaas, daardoor moet een vrouw vaker plassen. De borsten worden ook groter en steviger. Na 18 weken kan de moeder het kind voelen bewegen. Misselijkheid treed vaak op in de eerste 3 maanden. Daarna kunnen vrouwen juist op de gekste momenten trek krijgen in haring, zure bommen, en ijs.
- Tijdens de zwangerschap worden meer hormonen en bloed aangemaakt. Daardoor kan de behoefte aan slaap toenemen. Dat verdwijnt na 3 maand, en vlak voor de zwangerschap neemt het weer toe. Mede door de hormonale verandering is het een emotionele tijd. Ook de relatie met de partner wordt op de proef gesteld.
- Vrouwen moeten verstandig eten: graan, melk, vlees(vervangers), groente en fruit, plantaardige / dierlijke vetten. Medicijnen en andere drugs (roken, drinken) zijn gevaarlijk voor het kind. Een miskraam of een te vroeg geboren kind kan het gevolg zijn. Door veel te roken wordt bloedtoevoer naar de placenta verminderd. Baby’s van moeders die aan harddrugs zijn verslaafd, komen vaak verslaafd ter wereld (ontwenningsverschijnselen).
- De zwangere meldt zich bij een gynaecoloog. Risicofactoren worden besproken. Tot de 35e week is er 2x per 4 week contact, daarna wekelijks. Hartslag, bloeddruk, en hemoglobine worden gemeten. Ook de ligging van het kindje wordt bepaald. Met echoscopie wordt gekeken naar het inwendige van de moeder. Dit is volstrekt onschadelijk.

4.7
- Na 40 weken zwangerschap wordt het kind geboren. Als er geen keizersnede wordt toegepast, zijn er 3 perioden te onderscheiden: De ontsluiting, de uitdrijving, en de nageboorte.
- De ontsluiting wordt veroorzaakt door de weeën. Als de baarmoedermond een diameter van
10cm heeft, is die volledig ontsloten. De arts controleert dit door vingers in de vagina te doen.
- De weeën gaan gepaard met een persdrang: de persweeën. Bij de uitdrijving moet het hoofdje een spildraai maken, om door het geboortekanaal te kunnen. Soms is het nodig te helpen d.m.v. lepels rondom het hoofd, of door een vacuümextractie met een zuignap. Als dit niet werkt, is een keizersnede nodig. Na de geboorte worden er 2 tangen op de navelstreng gezet, en die wordt doorgeknipt. Daarna wordt de baby gewogen en gemeten, en ingewikkeld.
- Bij de moeder moet de moederkoek worden verwijderd; soms komt deze spontaan naar buiten. Hij wordt grondig geïnspecteerd op eventuele afwijkingen.


4.8
- Na de geboorte staat de moeder onder medische controles, omdat bloedingen kunnen optreden. Belangrijk is dat er na de geboorte lichamelijk contact tussen moeder en kind is. De vader moet ook niet vergeten worden.
- De zuigeling wordt gevoed met melk: borst- of flesvoeding. Moedermelk is beter verteerbaar en bevat meer calcium. Er zijn ook aanwijzingen dat het zorgt voor een betere weerstand van de baby. Sommige vrouwen kunnen geen borstvoeding geven.
- Binnen 10 dagen komt de zuster op bezoek, en neemt de baby met een hielprikje wat bloed af, om mogelijke stofwisselingsstoornissen op te sporen. Er wordt dan ook een afspraak gemaakt voor het consultatiebureau: dit is gratis. De nadruk ligt meestal eerst op het gewicht van de baby, en er zal een goed voedingsschema worden opgesteld.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.