4.1 Keuzemenu
Richtlijnen voor gezonde voeding:
1 eet gevarieerd
2 wees matig met vet
3 eet volop zetmeel en vezels
4 Drink dagelijks tenminste 1,5 liter vocht. Maar wees matig met alcohol.
Mensen en dieren zijn heterotroof: ze voeden zich met stoffen die van een ander organisme afkomstig zijn. Mensen kunnen zo’n 50 dagen leven zonder eten, maar zonder drinken houd je het hooguit een dag of drie vol. Gezond eten en drinken ---- je lichaam blijft in een goede conditie en je voorkomt ziekten.
Gebreksziekten: Gebreksziekten krijg je bij een langdurig tekort aan een of meer voedingsstoffen. Een voorbeeld is bloedarmoede. Bij een bepaalde vorm van bloedarmoede maakt je lichaam door een gebrek aan ijzerzouten niet voldoende rode bloedcellen om de oude te vervangen. Er is niet één type voedsel dat alle voedingsstoffen bevat.
Welvaartsziekten
Een welvaartsziekte krijg je als je te vet eet en je minder lichaamsbeweging hebt en daardoor minder energie nodig hebt.
Voorbeelden van welvaartsziekten zijn: vetzucht, hart- en vaatziekten en kanker.
Voeding en hart- en vaatziekten
De voornaamste vaatziekte is aderverkalking. Er ontstaat aan de binnenkant van een bloedvat een ophoping van vetachtige stoffen waardoor de wand minder elastisch wordt en de diameter van het bloedvat afneemt. Aderverkalking in de wand van de kransslagader maakt dat een gedeelte van de hartspier geen bloed, dus geen zuurstof en voedingsstoffen meer krijgt. Dit kan leiden tot een hartinfarct.
Vooral producten met veel dierlijke vetten, met verzadigde vetzuren en cholesterol, verhogen de kans op hart- en vaatziekten. Plantaardige vetten met veel (meervoudig) onverzadigde vetzuren (o.a linolzuur) helpen mee om hart- en vaatziekten te voorkomen. Erfelijke aanleg speelt hierbij een rol. Het hangt ook af van je leefwijze. Een te hoge bloeddruk door zout eten en stress, roken, een te hoog lichaamsgewicht en te weinig lichaamsbeweging verhogen de kans op een hartinfarct.
Voeding en kanker
Er zijn aanwijzingen dat bepaalde voedingsgewoonten de kans op kanker vergroten. Wanner je vetten eet, komen er galzuren (uit je lever) in je darmkanaal. Glazuren gebruik je bij de vertering van veten. Veel glazuur kan leiden tot darmkanker.
Overmatig alcoholgebruik kan leiden tot mond, keel en slokarm kanker.
Verbrand voedsel, (zwarte korst van brood of vlees) bevat kankerverwekkende stoffen. (PAK’s (polycyclische aromatische koolwaterstoffen))
Nitraat in groenten: nitraat is niet schadelijk maar kan door bacteriën tot het giftige nitriet worden gemaakt. Nitriet kan in je darmkanaal een verbinding aangaan met bepaalde eiwitbestanddelen. Hierdoor ontstaan nitrosaminen,, kankerverwekkende stoffen. Vitamine C remt de productie van deze stoffen. Vezelrijke voeding (groente en fruit) hebben mogelijk een remmende werking op het ontstaan van kanker.
Vezels zijn zogenaamde ballaststoffen. Ze stimuleren de darmwerking. Hierdoor passeren schadelijke stoffen (waaronder galzuren) de darm sneller. Voeding met vitamine A, C en E en bepaalde mineralen, waaronder calcium en selenium, verlagen de kans op sommige soorten kanker.
4.2 Energieke voeding
Voedsel voor energie. Hoeveel energie je nodig hebt, is afhankelijk van je activiteiten, leeftijd, lichaamsgewicht en geslacht. Koolhydraten, vetten en eiwitten leveren energie. Voor het lichaam is het gunstig dat de helft van de energie van koolhydraten komt, ongeveer een derde van vetten en de rest van eiwitten. Energie komt vrij bij de afbraak van voedingsstoffen in de cellen. Deze afbraak heet dissimilatie. Een deel van de energie komt vrij al warmte, de rest wordt bewaard in ATP. Met de energie uit het ATP kan bijvoorbeeld een spiercel zich samentrekken en een darmcel suiker opnemen uit de dunne darm.
Koolhydraten
Sporters eten vooral koolhydraten. Tijdens het sporten nuttigen sporters extra koolhydraten. Bijvoorbeeld een banaan of een sportdrankje. Een voorbeeld van een koolhydraat is zetmeel. Zetmeel wordt in planten gemaakt als reservestof. Hij komt vooral in wortels, bollen, knollen en zaden en vruchten voor. Zetmeel bestaat uit lange ketens aaneengekoppelde glucosemoleculen. De lengte van de ketens, vertakt en onvertakt, kan variëren. Een ander plantaardig koolhydraat is cellulose. Dit is een bestanddeel van de celwand van plantaardige cellen. Cellulose is het belangrijkste bestanddeel van de voedingsvezels, maar levert mensen geen energie omdat we deze stof in onze darmen niet kunnen afbreken. In het verteringskanaal breken verterringssappen zetmeel af tot de afzonderlijke glucosemoleculen. Het bloed neemt de moleculen op en vervoert ze naar de cellen. Glucosemoleculen die niet direct verbruikt worden, slaat je lichaam op in de vorm van glycogeen of bouw je om tot vet. Glycogeen is ook een koolhydraat. Het is de vergelijkbaar met het zetmeel uit planten, maar komt alleen bij dieren voor waar het een reservestof is voor de korte termijn. Glycogeen ontstaat in lever en spieren door aaneenkoppeling van meer dan duizend glucosemoleculen. Een ongetraind persoon heeft een glycogeenreserve (300 tot 400 gram) dit is voldoende voor een inspanning van 1.5 uur.
Vetten
Vetten vormen de belangrijkste energiebron voor de mens. Ze zijn ook bouwstoffen voor o.a cholesterol, hormonen en celmembranen. Ze vormen ook een isolatielaag rond je lichaam. Levercellen zetten suikers om in vetten en geven ze aan het bloed af. Er hoopt zich dan vet op rond de lever en darmen en onder je huid.
Anorexia nervosa
Je bent heel dun. Het komt het meeste voor bij vrouwen tussen de 12 en 25 jaar. Over de oorzaken van anorexia is nog maar weinig bekend Psychische factoren spelen in ieder geval een belangrijke rol.
Boulimia nervosa
Deze ziekte komt vooral bij vrouwen tussen de 15 en 40 jaar voor. De ziekte heeft overeenkomsten met anorexia. Het belangrijkste verschil is dat patiënten met boulimia hun vasten afwisselen met ongeremde eetbuien. Hierdoor vermageren boulimia-patienten weinig of niet. Ook bij boulimia spelen psychische factoren een rol. Er zijn aanwijzingen dat er een verband is tussen de eetstoornis en serotonine, een stof die in de hersenen actief is. Bij afwezigheid van serotonine ontstaat er geen gevoel van verzadiging, waardoor de patiënt blijft eten.
4.3 Groei en onderhoud
Groei
Na de puberteit groei je niet meer, maar zijn er wel stoffen nodig voor herstel. Je huid schilfert en je rode bloedcellen zijn na vier maanden allemaal vervangen. Eiwitten, vitaminen en mineralen zijn nodig voor de groei en het onderhoud van je lichaam.
De samenvatting gaat verder na deze boodschap.
Verder lezen
REACTIES
:name
:name
:comment
1 seconde geleden
L.
L.
hey, heb je toevallig ook een samenvatting van h3 en h5? als je die hebt graag nog 15 april sturen
bvd leo
20 jaar geleden
Antwoorden