Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 4, Eitwitten

Beoordeling 7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 537 woorden
  • 20 december 2007
  • 3 keer beoordeeld
Cijfer 7
3 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H4 Eiwitten

Functies
Groot aantal functies: algemene bouw hetzelfde maar verschillende vorm en ruimtelijke structuur

Celniveau:
1.Opbouw v/d cellen: membranen en organellen
2.Transport van stoffen via de celmembraan: membraaneitwit vormt kanaaltje
3.Opvangen signalen: receptoreiwitten

Orgaanniveau
1. Opbouw weefsels en organen (bindweefsel / botweefsel)
2. Dieren: webben, uitwendig seklet

Functieniveau
1. Zenuwstelsel: neutrotransmitters/receptoren
2. Spierwerking:

3. Stoffentransport: transporteiwitten
4. Afweer: tegen bacteriën etc. --> afweerreactes, antistof = eiwit
5. Enzymwerking: katalyseren binnen + buiten de cel
6.Hormonale werking
7.Bloedstolling: plasma-eiwitten

De bouw
Aminozuren;

Functie:
Bouwstenen van eiwitten, 20 verschillende soorten

Algemene opbouw:
1. Hoofdketen (20 soorten), 1 C-atoom
2. Twee zijketens (carboxylgroep COOH (zuur) en aminogroep HN2(basisch))
3. Variabele restgroep (hydrofoob /hydrofiel)
Wordt: NH2- CHR - COOH

Koppelen:
Zuur-base reactie tussen COOH en HN2. Covalente (met min of meer gelijkmatig over beide atomen verdeelde elektronen) binding. H2O komt vrij --> peptidebinding (koolstof en stikstof (chemische binding tussen carboxylgroepen zoals die in eiwitten (polypeptiden) voorkomt))
(Poly)Peptideketen: CCNCCNCCNCCN etc. (aaneenschakeling aminozuren)


Naam:
Peptide: 1-100 aminozuren
Eiwit: >100 aminozuren
Alle organismen opgebouwd uit dezelfde aminozuren

Ruimtelijke structuur van eiwitten
Structuur + volgorde aminozuren bepaalt functie, verstevigd door bindingen. 4 niveaus:

1.Primaire structuur
Aantal, typen, volgorde lineair gekoppelde aminozuren in polypeptideketen
Bepaald door: DNA
Éen verandering heeft grote gevolgen

2. Secundaire structuur
Ruimtelijke spiraalvorm (α-helix) in de polypeptideketen.
Ontstaat door H-bruggen tussen O en H
Betaplaat: ketens worden tot gevouwen brede platen samengevoegd i.p.v. mooie spiraal

3. Tertiaire structuur
3d vouwpatroon van de grotendeels gespiraliseerde polypeptideketen.
Ontstaat door: bindingen tussen restgroepen: door 1. H-bruggen 2. S-S- bruggen 3. Ionbindingen

Bepaalt precieze ligging aminozuur. Hydrofiele groep aan de binnenkant

4. Quartaire structuur
Opbouw uit meerdere en/of verschillende polypetideketens (hemoglobine) niet altijd.

Eiwitsynthese
DNA bevat tripletten (code voor één aminozuur).
Gen: stukje DNA, reeks tripletten. Begin; startcondon. Einde: stopcondon
Transcriptie: overzetten DNA code van genen in mRNA-code (brengt info van binnen de kern naar buiten)
Translatie: in ribosomen overzetten mRNA – code in volgorde van aminozuren in polypeptideketen
tRNA voert losse aminozuren aan uit cytoplasma
In alle levende wezens op dezelfde manier

RNA-polymerasen: enzymen die helpen bij transcriptie
Signaal naar de kern als eiwit of enzym nodig is
Genregulatie: ingewikkeld terugkoppelingssysteem
Regulatorgen: houdt enzymvorming onder controle
Repressoreiwit: zet aanmaak enzym stop door aan operator te binden
Te veel eindproduct: regulator activeert repressor

Te weinig: repressor wordt inactief gemaakt

Junk DNA: gedeelte van het menselijk DNA (95%) dat nergens voor lijkt te coderen.
Introns: kleine stukjes DNA, van een DNA dat een eiwit codeert, tussen exons. Eerst transcriptie, dan verwijdert.
Exons: leveren uiteindelijke code voor het eiwit

Enzymen
Biokatalysatoren, versnellen chemische reacties zonder verbruikt te worden
Nodig voor alle chemische reacties: stofwisseling
Reactiespecifiek: katalyseert maar één reactie (structuur)
Substraat: stof waarop enzym inwerkt
Werking: tijdelijk binden met substraat  enzym-substraat-complex (zwakke binding: H-brug, ionisch, hydrofoob) past als sleutel in het slot
Complementaire (aanvullende) bouw
Naam (substraatspecifiek): genoemd naar substraat waar het op werkt + -ase

Enzymactiviteit: hoeveelheid substraat dat kan worden omgezet
Afhankelijk van:

Temperatuur: activiteit hoogst bij temperatuuroptimum (te hoog: denaturatie, te laag: langzaam)
Zuurgraad: hoogst bij pH-optimum
Enzym-substraat concentratie: bepalen trefkans
Denaturatie: onomkeerbare verandering ruimtelijke structuur -->werkt niet meer.

Enzymremmers: contact is niet meer kort en hecht. Gifstoffen. 2 manieren
1. Structuur lijkt op substraat. Bindt aan actieve deel enzym --> onwerkzaam
2. Hechten zich op andere plaats aan het enzym --> vorm veranderd --> onwerkzaam
Co-factor: een vitamine of metaal-ion, enzym werkt niet zonder deze factor
Co-enzym: klein organisch molecuul (sterk/zwak gebonden aan eiwit)

Structuureiwit: geven stevigheid aan organen en weefsels (collageen)
Bestaan uit aminozuren, harde structuureiwitten worden niet verteerd (geen enzymen voor)

Biotechnologie kon ontwikkelen na ontdekking eiwitsynthese

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.