Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 3 en 4

Beoordeling 6.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas vwo | 1361 woorden
  • 4 februari 2009
  • 7 keer beoordeeld
Cijfer 6.8
7 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
Biologie

Hoofdstuk 3 “Je levensstroom”

§ 1; Continu transport:

Per omloop stroomt het bloed twee keer door het hart. Via de linker-harthelft stroomt zuurstofrijk bloed van de longen naar de organen.
§ 2; In en om de bloedvaten:

Slagaders, aders en haarvaten hebben elk een eigen bouw en functie. De wanden van slagaders en aders bestaan uit een dunne binnenlaag (dekweefselcellen en elastische vezels), een middenlaag (van glad spierweefsel en elastische vezels) en een buitenlaag (van collagene en elastische vezels). De wanden van de haarvaten (of capillairen) bestaan slechts uit één laag dekweefselcellen. Bij een bloeddrukmeting meet je de bovendruk en de onderdruk in een slagader. De hersenen regelen de bloeddruk.
In de weefsels ontstaat weefselvloeistof. Een deel hiervan komt weer terug in de haarvaten. Het restant komt via de lymfevaten weer in het bloed.

§ 3; ’t Zit hem in het bloed:

Bloedplasma is water met opgeloste stoffen, waaronder voedingsstoffen en afvalstoffen. Plasmaeiwitten hebben andere functies. Er zijn drie typen bloedcellen: rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes.
EPO (erythropoietine) regelt het aantal rode bloedcellen dat je produceert. Bij gebrek aan EPO of ijzer ontstaat bloedarmoede.
§ 4: In en uit, uit en in:

Zuurstof kan aan hemoglobine binden, waarbij de hoeveelheid aan Hb gebonden zuurstof afhangt van de pO2, de pCO2 en de pH.
Koolzuuranhydrase (enzym) katalyseert het eerste deel van de reactie CO2 naar waterstofcarbonaat – en waterstof-ionen (totaal 60%). Een ander deel van de CO2 (30%) reageert direct met de globine uit het Hb tot HbCO2 (Hb-carbonaat). De rest van de CO2 lost op in het plasma en de rode bloedcellen.
Koolstofdioxidetransport vindt op drie manieren plaats. Bij dit transport en bij het handhaven van de pH spelen rode bloedcellen een grote rol.
§ 5; Met kloppend hart:

Het hart klopt door ritmische samentrekkingen van boezems en kamers. Het bloed stroomt steeds in één richting door de hartkleppen en halvemaanvormige kleppen.
Het hart bezit een eigen pacemaker in de vorm van de sinusknoop. De elektrische implusen die hier beginnen lopen achtereenvolgens over boezems, AV-knoop, bundel van His, purkinjevezels en kamers. Dit is zichtbaar te maken in een ECG (elektrocardiogram).

Hoofdstuk 4 “Voeding en vertering”

§ 1; Broodje gezond:

Je voedsel bevat naast bouwstoffen, brandstoffen en beschermende stoffen ook allerlei toevoegingen. Hiervoor zijn ADI-waarden vastgesteld.

Een gevarieerd voedselpakket is voor ieders gezondheid een eerste vereiste. Veranderde leef-en eetgewoonten en veranderende inzichten veroorzaken voortdurend nieuwe aanpassingen aan het voedsel dat op een bord komt.

§ 2; Klein, kleiner, kleinst:

Enzymen zijn eiwitten die bepaalde reacties kunnen versnellen. Ze zijn voor hun activiteit afhankelijk van pH en temperatuur.
Speeksel bestaat onder andere uit water, slijm (mucine) en het enzym amylase. Amylase breekt het zetmeel af.
Koolhydraatvertering start in de mond, eiwitvertering in de maag en vetvertering in de twaalfvingerige darm. Organen, klieren en kliercellen leveren alle benodigde hulpstoffen: enzymen, zuren, basen, water, slijm en gal. Vertering door bacteriën vindt plaats in de dikke darm.
§ 3; ‘Binnenlaten’:

De darmwand bestaat uit slijmvlies, bindweefsel en een dubbele spierlaag. De dunne darm heeft een groot oppervlak door plooien, darmvlokken en microvilli. De peristaltiek kneedt en beweegt de voedselbrij.
Voor resorptie van water en voedingsstoffen bezit de dunne darm een groot oppervlak. Vetten komen via de lymfe in de bloedbaan terecht, de andere voedingsstoffen gaan rechtstreeks naar het bloed. Ziekteverwekkers overleven speeksel en maagsap meestal niet.
§ 4; Zonder water gaat het niet:

Polymeren worden verteerd door hydrolyse en gevormd door polycondensatie. Bij de vertering van eiwitten tot aminozuren worden de peptidebindingen verbroken.
Vetvertering berust op hydrolyse van de esterbindingen tussen glycerol en vetzuren. Emulgatie van vetten gaat daaraan vooraf. Koolhydraten worden verteerd door stapsgewijs de bindingen tussen de suikereenheden met specifieke enzymen te verbreken.

§ 5; Cellen hebben altijd honger:

Alle cellen hebben bouw- en brandstoffen nodig. Als de voeding onvoldoende stoffen aanvoert, zorgen glycogeen en vetvoorraden voor een tijdelijke aanvulling.
Hersen- en rode bloedcellen hebben een constante glucose-aanvoer nodig. Bij onvoldoende aanvoer van voedingsstoffen, gaan cellen over tot afbraak van de stoffen waaruit ze zelf zijn opgebouwd, als laatste de eiwitten.

Aantekeningen hoofdstuk 3:

Alle bloedvaten (met uitzondering van haarvaten) van buiten naar binnen: Elastisch bindweefsel; glad spierweefsel (» elastische vezels «); endotheel laag
Dwarsgestreept spierweefsel komt voor in skelet. Glad spierweefsel komt voor in alle holle organen. Haarvaten hebben alleen maar de endotheel laag.
De bloeddruk na het hart is hoog, daarom hebben slagaders meer spierweefsel (en de longader). Door de veerkracht van de bloedvaten stroomt het bloed constanter door.
De bloedsomloop gaat door de haarvaten » hierdoor zakt de bloeddruk enorm. Aders bevatten klepjes » hierdoor neemt de bloedsnelheid toe.
Het stofuitwisselen komt omdat het maar één cellaag dik is (in de haarvaten/capillairen)
Diffusie is beperkt tot kleine stofjes  diffusie is te langzaam
Osmose  het gaat van een hoge naar een lage concentratie. De osmose wordt veroorzaakt door plasma-eiwitten elektrolyten kunnen de osmotische waarde verhogen.
Turgor vindt plaats op planten, het water versterkt de plant.

Celmembraan; semi permeabel, selectief permeabel (actief transport), transport eiwitten.
Het in evenwicht houden van je lichaam heet hemotease.
De stoffen worden aan het begin van een haarvaatje eruit geperst door de bloeddruk, tegen de osmotische waarde in. De bloeddruk neemt af waardoor door de osmose weer stoffen kunnen worden opgenomen. Een deel van de stoffen die eruit worden geperst wordt niet meer opgenomen en komt in je lymfe terecht.
Bloed: 55 % plasma (water (90%), afvalstoffen, voedinsstoffen, elektrolyten, plasma-eiwitten). En 45 % cellen (Rode en witte bloedcellen, erytrocyten en leukocyten) Bloedplaatjes (stukjes van cellen) bevatten stollingseiwitten; Ca 2+ en vitamine K is stolling.
Cellen uit het bloed  protroubine  trombine  fibrinogeen  fibrine.
Vitamine-K wordt gemaakt door bacteriën in de darmen.
De stapjes zijn nodig om spontane bloedstolling te voorkomen (trombose).
Witte bloedcellen; macrofagen (fagocyten) en lymfocyten.
Rode bloedcellen transporteren voornamelijk zuurstof  affiniteit, soms wel leuk dan niet.
Hemoglobyne is in staat zuurstof aan rode bloedcellen te binden.
Rode bloedcellen hebben geen kern en worden 3 à 4 maanden oud.
Koolstofdioxide (CO2) gaat rode bloedcellen in en wordt omgezet naar karbonzuur  daarna naar waterstofbicarbonaat. Waterstofbicarbonaat wordt uit de rode bloedcellen gehaald, waarna de pH waarde verandert.
Bij de longen wordt met behulp van water het waterstofbicarbonaat omgezet in koolstofdioxide  dit kan worden opgenomen door de longen wat het naar buiten transporteert.


Aantekeningen hoofdstuk 4:

Metabolisme  basaal metabolisme (minimale hoeveelheid energie die je nodig hebt om te overleven)
Endotherm (muis) Ectotherm (olifant)
Macro moleculen {er onstaat energie} monomieren.
Intracellulair: (in je cel energie/voedsel opnemen)  micro-organismen.
Gastrovasculair { enzymen } met behulp van holtes afbreken.
Je mond:
o In je mond heb je twee manieren om te verteren: Mechanisch, en chemisch.
o A: Kauwen
o B: Amilaze  Zet zetmeel om in kleinere stukjes {Polysachariden} in maltose (disachariden).
o Je produceert in het slijm wat antibacteriële stoffen.
Glad maken van voedsel
Slokdarm
o Bevat geen spijsverteringsenzymen.
o Peristaltische bewegingen  naar beneden drukken.
Maag
o Maagsap (HCl (zoutzuur) en pepsinogeen).
o Maagzuur doodt bacteriën.

o Pepsinogeen  in-actief enzym {Het werkt bij positieve terugkoppeling}
o Werkt alleen bij pH van rond de 2,5
o Als voedsel in de maag  productie van HCl  pepsinogeen wordt omgezet in pepsine (breekt eiwitten af).
o Tijdelijk opslaan van voedsel  vettig voedsel wordt langer bewaard.

Twaalfvingerige darm:

o Het meeste voedsel wordt hier al opgenomen.
o Alvleessap (gemaakt door de alvleesklier {Paucreas}, is basisch (om het zuur van de maag tegen te gaan).
o Een deel hiervan is voor het verteren van eiwitten.
o Chemo-trepsine
o Vet moet je emulgeren met behulp van gal. Wordt bewaard in de galblaas.

o Alle enzymen en sappen die worden afgegeven worden geregeld door hormonen.
o Amylase maakt van zetmeel maltase. Maltase maakt van maltose 2 glucose moleculen. Dissacharasen zijn in staat om tweevoudige suikers af te breken. Veel van de verteerde voedingsstoffen worden in de twaalfvingerige darm opgenomen.
o Carboxypeptidase: deze splitst de COOH kant af van de eiwitten (carboxylkant) Aan de andere kant is aminopeptidase.

o Nucleasen zijn in staat om DNA of RNA af te breken.
Dunne darm:
o Lipase breekt de vetten af (Dit begint al een beetje in de twaalfvingerige darm)
o De dunne en de dikke darmen
 Darmvlokjes
 Villie
 Micro villie
o In elk villie of darmvlokje lopen bloedvaten. De oppervlakte wordt vergroot door de plooien.
o De stoffen worden opgenomen door: osmose, diffusie (passief ), of ATP (actief). Bepaalde stoffen kunnen alleen door transporteiwitten door het celmembraan.
o Op het moment dat glycerol en vetzuren worden opgenomen worden ze weer aan elkaar vastgeplakt. Dit heet dan HDL of LDL.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.