Hoofdstuk 1+ 2

Beoordeling 4.7
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 4e klas havo | 473 woorden
  • 20 oktober 2001
  • 35 keer beoordeeld
Cijfer 4.7
35 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
HOOFDSTUK 1 RIJK VOEDING AANTAL CELLEN GROOTTE CELLEN CELKERN CELWAND
planten autotroof eencellig of meercellig 10 – 100 mm ja om elke cel
dieren heterotroof eencellig of meercellig 10 – 100 mm ja geen
schimmels heterotroof eencellig of meercellig 10 – 100 mm ja om elke cel
bacteriën heterotroof de meeste eencellig 1 – 10 mm nee om elke cel
Biosfeer: De ruimte op aarde waarbinnen het leven zich afspeelt. Ecosysteem: Een ruimtelijke eenheid met eigen biotische en abiotische factoren. Soort: Een groep organismen met gemeenschappelijke kenmerken, die zich onderling kunnen voortplanten. Populatie: Een groep organismen van dezelfde soort die in een bepaald gebied bijeen leven. Organisme: Een levend wezen. Orgaanstelsel: Een samenhangende groep organen die binnen een organisme een bepaalde taak verricht. Orgaan: Een samenhangend geheel van weefsels met een bepaalde functie. Weefsel: Een bij elkaar horende groep gelijke cellen. Cel: De bouwsteen van het leven, bestaande uit cytoplasma met erfelijk materiaal, omringd door een celmembraan. Organel: Gestructureerd onderdeel van een cel met een bepaalde functie. Molecuul: Kleinste deeltje van een stof, opgebouwd uit twee of meer atomen. Biotisch = levende dingen

Abiotisch = levenloze dingen
De levenskenmerken van organismen: · een of meer cellen · groeien (celdeling speelt een rol) · voortplanten · erfelijk materiaal in de celkern (DNA) · stofwisseling · waarnemen + reageren
Naamgeving = tweedelig door Carl Linnaeus
1e deel hoofdletter > de naam van het geslacht (=een groep verwante soorten) 2e deel kleine letter> soortaanduiding
3e deel naam van de onderzoeker (soms) er zijn 4 rijken: planten, dieren, bacteriën en schimmels
biosfeer > ecosysteem > populatie > organisme > orgaan > weefsel > cel > organel >molecuul
weefsel = een groep bij elkaar horende cellen met dezelfde functie
organel = klein onderdeel in een cel met een eigen taak
milieuonderzoek is onderzoek op het niveau van ecosysteem (de relaties tussen de organismen en de rol van de niet levende natuur) onderzoek op verschillende niveaus staat niet los van elkaar maar helpen elkaar te verklaren HOOFDSTUK 2 Onafhankelijke variabele = bv. tijd = x-as Y
Afhankelijke variabele = wat je onderzoekt = y-as X
Beschrijvend onderzoek : gegevens worden geordend en verbanden worden gezocht

Experimenteel onderzoek: door experimenten je eigen verklaringen testen
Menselijk genoom = de erfelijke informatie van een individu
Door practicum kun je een juist beeld van een begrip vormen ONDERZOEK: Waarneming > vragen > hypothese > voorspelling > experiment > resultaten > conclusie(s) --------Je onderzoek moet herhaalbaar zijn --------Met een controle-experiment toon je aan dat er geen andere factor in het spel is
diffusie = gas en vloeistof hebben snel bewegende deeltjes die zelf voor een goede verdeling zorgen. Van een hogen naar een lage concentratie stoffen. Half doorlatend membraan (semi-permeabel membraan) = water wel en opgeloste deeltjes worden niet doorgelaten
Selectief permeabel membraan = laat sommige opgeloste stoffen wel en andere niet door. PLANTEN: Celwand = permeabel; alle opgeloste stoffen kunnen door de cel kanaaltjes Osmotische waarde = concentratie opgeloste deeltje
Turgor = celinhoud duwt tegen de celwand, de spanning heet turgor
Plasmolyse = celmembraan scheurt los van de celwand
Dieren houden de osmotische waarde op peil door aanpassingen zoals: de zoutklier van een zeemeeuw.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.