Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Bedrijfseconomie in balans h29 tm 34

Beoordeling 8
Foto van Marit
  • Samenvatting door Marit
  • 6e klas vwo | 1538 woorden
  • 17 september 2022
  • 2 keer beoordeeld
Cijfer 8
2 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie

Hoofdstuk 29. Overige kostensoorten

Paragraaf 1. Afschrijven

Duurzame productiemiddelen zijn activa die meer dan één productieproces meegaan bv gebouwen en machines, hierop doen we afschrijvingen ivm waardevermindering.

Aanschafprijs van een duurzaam productiemiddel wordt afgeschreven. Afschrijven is het in de boekhouding tot uitdrukking brengen van de waardevermindering door gebruik / verstrijk van tijd van duurzame productiemiddelen. Is een verlies / kostenpost op de winst-verliesrekening.

Technische levensduur = de periode waarin het productiemiddel de prestaties kan leveren. De economische levensduur is de periode waarin het economisch verstandig is om het product te gebruiken ivm onderhoudskosten en reparaties. De restwaarde is de geschatte opbrengst bij verkoop aan het eind van de levensduur.  

Paragraaf 2. Afschrijven met een vast percentage van de aanschafprijs

Afschrijving per periode = (A-R)/N

A = aanschafprijs

R = restwaarde

N = perioden

De boekwaarde = de waarde waarvoor een duurzaam productiemiddel op de balans staat.

Paragraaf 3. Overige kosten van duurzame productiemiddelen

Soms zitten er interestkosten op duurzame productiemiddelen bijvoorbeeld op de huur van een gebouw.

Interestberekening over gemiddeld geïnvesteerd vermogen: x% x (A+R)/2

Complementaire kosten zijn alle kosten die samenhangen met het duurzaam productiemiddel behalve afschrijvingen en interest, bijvoorbeeld: onderhoud, reparatie, energie

29.4 personeelskosten, arbeidsuurtarief en factureertarief

Personeelskosten bestaan uit:

  • Brutoloon en salaris
  • Wettelijke sociale lasten bv werknemersverzekeringen, bijdrage zorgverzekering en vakantiegeld
  • Vrijwillige sociale lasten bv reiskostenvergoeding en voedsel
  • Pensioenpremies werkgeversdeel

Arbeidsuurtarief = personeelskosten omgerekend in een tarief per uur

Factuurtarief = arbeidsuurtarief verhoogd met een opslag voor alle niet gefactureerde kosten en winstopslag bijvoorbeeld voorrijkosten of kosten voor gebruikmaken gereedschappen

29.5 overige kosten

  • Interestkosten bijvoorbeeld korting voor contant, interest over rekening-courantkrediet
  • Kosten van grond, bijvoorbeeld gebouw of parkeerterrein. Denk aan interestkosten, eventuele waardevermindering bij bijvoorbeeld schade aan riolering of hekwerk, belastingen ivm gebruik maken grond
  • Kosten van diensten van derden, bijvoorbeeld schoonmaakbedrijf, advocaat of transportbedrijf
  • Kosten van belastingen bijvoorbeeld onroerendezaakbelasting, motorrijtuigbelasting of assurantiebelasting
  • Overige kosten bv marketingkosten

29.6 transferpricing

Shared service center = onderdeel van een organisatie dat alleen diensten verleent aan andere bedrijfsonderdelen

Transfer price = de interne verrekenprijs, de prijs die de ene afdeling in rekening brengt aan de andere afdeling voor het verlenen van deze diensten. Transferpricing = het bepalen van de interne prijs:

  • Markt gebaseerde transfer price = de prijs word gebaseerd op de prijs die een normale klant zou moeten betalen
  • Kosten gebaseerde transfer price = de transfer price word gebaseerd op de kosten om het product te maken of leveren
  • Onderhandelende transfer price = onderhandelt met meerdere bedrijven en het eigen bedrijfsonderdeel

At arm’s length = de transfer prijs is een zakelijke prijs, meestal een marktprijs

Hoofdstuk 30. Begrote en werkelijke winst

Paragraaf 1. Omzetbelasting

Berekenen omzetbelasting over de verkoopprijs: :1,21 of x1,21

De toegevoegde waarde is de waarde die een bedrijf toevoegt aan een al bestaande waarde. Als een bedrijf iets inkoopt en daarna doorverkoopt bereken je de omzetbelasting alleen over de toegevoegde waarde. Toegevoegde waarde is verkoopprijs – inkoopprijs

De vooraftrek is de aan de onderneming in rekening gebrachte omzetbelasting, oftewel wat de leverancier al betaald heeft aan omzetbelasting.

Paragraaf 2. Verkoopprijs

Verkoopprijs berekenen: inkoopprijs (exclusief omzetbelasting) + winstopslag

Verschil verkoopprijs en inkoopprijs is de brutowinst, gebruikt om bedrijfskosten terug te verdienen. Brutowinst = brutomarge = dekkingsbijdrage

Let op:

Winstopslag 150% van de inkoopprijs: verkoopprijs = inkoopprijs + 1,5 x inkoopprijs

Winstopslag 60% van de verkoopprijs: verkoopprijs = inkoopprijs + inkoopprijs : 0,4 x 0,6

Paragraaf 3. Begrote winst

Voorcalculatorische winst = de vooraf berekende winst. Nacalculatorische winst = na afloop van de periode werkelijke winst. Door deze twee met elkaar te vergelijken kun je de verschillen opsporen en iets aan de oorzaken te doen.

Omzet: afzet x verkoopprijs

Brutowinst: omzet – inkoopprijs

Winst: brutowinst – overige kosten

Totale brutowinst = totale brutomarge = verkoopresultaat

Kosten naast de inkoopprijs = bedrijfskosten

Financieringsresultaat = interestopbrengsten – interestkosten

Interestopbrengsten zijn opbrengsten van beleggingen bij cassooverschot, dit hoort niet bij de omzet. Interestkosten zijn kosten van leningen. Nooit de interestopbrengsten bij de omzet optellen, omzet is alleen van klanten ontvangen. In het financieringsresultaat staat hoe erg je afhankelijk ben van externe effecten, meestal hoog bij jonge bedrijven.

Paragraaf 4. Werkelijke winst

De werkelijke winst = nacalculatorische winst bereken je hetzelfde als de begrote winst maar dan met werkelijke cijfers ipv schattingen.

Paragraaf 5. Verschillenanalyse

Verschillenanalyse is een vergelijking tussen de nacalculatorische winst en Voorcalculatorische winst, hierin probeer je de oorzaken te achterhalen waardoor een verschil is ontstaan.

Hoofdstuk 31 break-evenanalyse

Paragraaf 1. Variabele en constante kosten

De break-evenafzet is de afzet waarbij de onderneming winst noch verlies heeft. Totale kosten = totale opbrengsten. De variabele kosten nemen direct toe als de afzet stijgt en nemen af als de afzet daalt, bijvoorbeeld materiaalkosten. De variabele kosten zijn proportioneel als de variabele kosten in dezelfde mate toe- of afnemen als de afzet. Constante kosten veranderen niet onmiddellijk als de afzet stijgt of daalt. Constante kosten = vaste kosten.

Capaciteit is het maximale aantal goederen. Met het toenemen van de productiecapaciteit nemen ook de constante kosten toe.

Bij een prijswijziging bijvoorbeeld van de huur nemen de vaste kosten toe.

Overige variabele kosten = totale variabele kosten – inkoopwaarde van de omzet

Paragraaf 2. Break-evenanalyse

De break-evenafzet is de afzet waarbij geen winst en geen verlies wordt gemaakt. Opbrengsten zijn dan gelijk aan kosten. Break-evenomzet = break-evenafzet x verkoopprijs

Dekkingsbijdrage per product is het verschil tussen de verkoopprijs en variabele kosten per product. Totale dekkingsbijdrage = afzet x (verkoopprijs – variabele kosten per product). Uit de dekkingsbijdrage dekken we de constante kosten, wanneer de totale dekkingsbijdrage lager is dan de constante kosten is er verlies, gelijk is break-even.

3 methodes om break-evenafzet te berekenen:

  1. Stel de dekkingsbijdrage gelijk aan de constante kosten
  2. TO = TK
  3. BEA = C : (p-v), C is totale constante kosten, p is verkoopprijs en v is variabele kosten

De samenvatting gaat verder na deze boodschap.

Verder lezen
Gids Eindexamens

Alles wat je moet weten over de eindexamens

3 methodes om break-evenafzet te berekenen:

  1. Stel de dekkingsbijdrage gelijk aan de constante kosten
  2. TO = TK
  3. BEA = C : (p-v), C is totale constante kosten, p is verkoopprijs en v is variabele kosten

Paragraaf 3. Grafieken van de break-evenanalyse

Je kan ook het break-evenpunt berekenen door het snijpunt van de TO en TK lijn.

Hoofdstuk 32. Kosten en resultaten bij dienstverlening

Paragraaf 1. Kostenberekening

Voorcalculatie is een raming/ schatting van de verwachte of begrote kosten. Aan het eind maak je met de werkelijke kosten een nacalculatie. Door een verschillenanalyse kan een ondernemer achterhalen waardoor verschillen zijn ontstaan en dit aanpakken.

De standaardkostprijs is de som van de toegestane of standaardkosten per product. De standaardkosten zijn de kosten die de onderneming noodzakelijkerwijs moet maken als de productie onder normale omstandigheden plaatsvindt.

Kostprijs = totale constante standaardkosten : normale productie + totale variabele standaardkosten : begrote productie

Paragraaf 2. Efficiencyresultaten

Efficiencyresultaat = van een productiemiddel is verbruikt meer/minder dan toegestaan

Prijsresultaat = voor een productiemiddel is betaald meer/minder dan toegestaan

Formule efficiencyresultaat: (sh – wh) x sp

Sh = standaard / toegestane hoeveelheid

Wh = werkelijke hoeveelheid

Sp = standaard / toegestane prijs

Kan ook zonder formule

Paragraaf 3. Prijsresultaten

Formule prijsresultaten (sp – wp) x wh

Sp = standaardprijs

Wp = werkelijke prijs

Wh = werkelijke hoeveelheid

Budget = welk bedrag mag worden besteed aan een bepaalde zaak. Het budgetresultaat is het verschil tussen de toegestane kosten en de werkelijke kosten.

Paragraaf 4. Resultaten op constante kosten

Het bezettingsresultaat geeft aan in welke mate de constante kosten worden gedekt/ terugverdient.

Verwacht bezettingsresultaat: (begrote aantallen – normale aantallen) x (constante kosten : normale aantallen)

Hoofdstuk 33. Absorption costing

Paragraaf 1. Verkoopprijs

Bij absorption costing verwerken we zowel de constante als variabele kosten in de kostprijs. We hebben de verkoopprijs door de kostprijs te verhogen met de gewenste verkoopwinst.

Paragraaf 2. Voorcalculatie

Voorcalculatorisch bedrijfsresultaat is een schatting van de verwachte of begrote winst, gemaakt voor een bepaalde periode. Te berekenen door het verkoopresultaat te vermeerderen of verminderen met het budgetresultaat. Voordeel: geeft meer informatie en is gelijk een analyse van de samenstelling van het bedrijfsresultaat. Andere berekening: alle verwachte opbrengsten – alle verwachte kosten. Makkelijker maar geeft geen informatie over de samenstelling.

Verkoopresultaat is verschil tussen verkoopprijs (exclusief omzetbelasting) en kostprijs. Verwacht verkoopresultaat = verwachte afzet x (verkoopprijs exclusief omzetbelasting – kostprijs)

Verkoopresultaat + verwacht budgetresultaat is voorcalculatorisch bedrijfsresultaat.

Paragraaf 3. Nacalculatie met werkelijke gegevens

Het gerealiseerd verkoopresultaat: werkelijke afzet x verkoopprijs – werkelijke afzet x kostprijs. Gerealiseerd budgetresultaat: werkelijke afzet x kostprijs – werkelijke kosten van afzet. Gerealiseerd verkoopresultaat + gerealiseerd budgetresultaat = nacalculatorisch bedrijfsresultaat.

Paragraaf 4. Nacalculatorisch budget, analyse en beleid

Nacalculatorisch budget = achteraf bepalen wat de kosten hadden mogen zijn bij de werkelijke productie en afzet. Een budget is een taakstellende begroting, het budget voor de betreffende periode moet aangeven welke productieomvang en afzet gehaald moeten worden en wat de maximale kosten daarbij mogen zijn.

Vast budget = vast bedrag per periode, met constante kosten.

Variabel budget = variabel bedrag per periode, met variabele kosten.

Gemengd budget = combinatie van een vast en variabel budget.

Bij nacalculatorisch kostenbudgettering stellen we achteraf het budget vast met behulp van de gerealiseerde productie en/of afzet en de toegestane kosten.

Bij een verschillenanalyse splitsen we het budgetresultaat uit naar zoveel mogelijk deelresultaten. Een onderneming neemt beleidsbeslissingen op basis van de vergelijking tussen voorcalculatie en nacalculatie.

Paragraaf 5. Nacalculatie, analyse en beleid bij opslagen

Nacalculatorisch bedrijfsresultaat kunnen we op 2 manieren berekenen:

  • Gerealiseerd verkoopresultaat plus of min gerealiseerd budgetresultaat
  • Gerealiseerde omzet min werkelijke directe en indirecte kosten

 Hoofdstuk 34. Direct costing

Paragraaf 1. Dekkingsbijdrage en bedrijfsresultaat

Hiervoor ging het alleen over de integrale kostprijs. Kostprijs volgens variabele kostencalculatie = uitsluitend met de variabele kosten opgenomen. Wat in h33 verkoopresultaat was heet nu dekkingsbijdrage of contributiemarge. Dekkingsbijdrage/ contributiemarge per product = verkoopprijs per product – toegestane variabele kosten per product.

Paragraaf 2. Nacalculatie, analyse en beleid

Bij direct costing kun je ook een verschillenanalyse maken. Voordeel direct costing: is sneller, nauwkeuriger, je kan de kosten toerekenen aan een product.

Paragraaf 3. Hulpmiddel voor keuze

Dekkingsbijdrage is een belangrijk stuurmiddel voor bedrijven.

Paragraaf 4. Verschil absorption costing en direct costing

Bij direct costing verbijzonderen we alleen de variabele kosten naar de verschillende producten. De constante kosten brengen we rechtstreeks ten laste van de winst-en-verliesrekening.

Absorption costing

Direct costing

Variabele kosten

Variabele en constante kosten

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.

Ook geschreven door Marit