Geef je mening over deze nieuwe bachelor! 

Doe je vwo en overweeg je een universitaire bachelor? Doe dan mee aan dit korte onderzoek over een nieuwe studie en  maak kans op een cadeaubon van 25 euro.

Meedoen

Godsdienst: Hoofdstuk 1 t/m 3

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • Klas onbekend | 2241 woorden
  • 29 juni 2014
  • 6 keer beoordeeld
Cijfer5.8
6 keer beoordeeld

Taal
Nederlands
Vak
ADVERTENTIE
AI, programmeren of data: wat past bij jou?

Bouw de apps van morgen, laat computers zelfstandig leren of verbeter de samenwerking tussen mens en technologie. Met de bachelor Informatica, Artificial Intelligence of Informatiekunde aan de UvA maak jij het verschil in de digitale wereld. Ontdek de mogelijkheden en kom naar de Open Campus Dag op 31 oktober!

Check de opleidingen!

H1

Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte.

Moraal is het geheel van de traditionele en heersende zeden (soort gedragsregels).

Waarden is dat wat je waardevol vindt, waaraan je waarde hecht.

Normen zijn regels of voorschriften waarnaar een mens zich kan of moet richten

Levensbeschouwing is een visie op wat belangrijk is in het leven.

Descriptieve ethiek  het onderzoekt en beschrijft  zo neutraal en objectief de waarden en normen. (oordeelt zelf niet/neutraal)

Normatieve ethiek maakt duidelijk welke waarden en normen je gebruikt en hoe je die toepast bij het beantwoorden van ethische vragen. (duidelijke mening)

Meta-ethiek denkt op filosofische wijze na over de achtergronden van overtuigingen.

Waarom belangstelling voor ethiek?

  • Moderne mens wil mondig zijn: mensen accepteren tegenwoordig niet zomaar een verbod of oordeel van een ander.
  • Vervreemding/individualisering: de invloed van de groep neemt af. Je bent niet meer zo gevoelig voor wat men er van vindt.
  • Techniek en wetenschap: gaan snel vooruit dus er wordt voortdurend een oordeel gevraagd over nieuwe zaken.
  • Media en wetenschap: je wordt geconfronteerd met zeken waar men vroeger niets van wist.

Definitie van ethiek (J. Douma):

  1. Het gaat om bezinning.

Nadenken over de moraal, over dingen die je doet of wilt doen. Je verzamelt kennis en argumenten, langzaam kom je tot een oordeel.

  1. Ethiek wil zich bezinnen op moreel handelen.

Je gaat nadenken over een bepaalde wijze van handelen. Niet elke handeling is een morele handeling.

  1. Het gaat om menselijk handelen.

Het gaat om wat de mens, wel overwogen doet of nalaat.

  1. Normatief handelen.
  • Maakt duidelijk dat je handelt naar bepaalde –door jou gekozen- normen.
  • Veronderstelt vrijheid om te kiezen.
  1. Normatief handelen onder het aspect van goed en kwaad.

Gaat om een beoordeling gekoppeld aan een levensbeschouwing of geloof.

  1. Moreel handelen hangt samen met motivatie.

Ethiek gaat niet alleen om wat je doet of laat, maar ook om de redenen waarom je iets wel of niet doet en over de gevolgen. Motivatie heeft betrekking op drie aspecten:

  • Overwegingen vooraf: waarom doe je iets?
  • Daad: wat doe je?
  • Gevolgen: wat gebeurt daarna?
  1. Met emotie.

Verantwoord handelen gaat niet alleen uit van verstandelijke overwegingen, maar kent ook persoonlijke emotionele betrokkenheid. Emoties beïnvloeden vaak een ethische stellingname. Emoties kunnen je blind maken voor verantwoord handelen.

  1. Met deugd als dispositie.

Het gaat om dat wat iemand voortdurend doet en niet om wat hij één keer heeft gedaan. Het gaat om het menselijke karakter, om de hele mens.

  1. Gerichtheid op hoogste waarden.

–> levensbeschouwing. Levensbeschouwing heeft een ruimere betekenis dat godsdienst. Voor christenen is de hoogste waarde om God te dienen en eren.

H2

Ethische stromingen:

Hedonisme: iets is goed wanneer je begeerten en verlangens worden bevredigd. (hèdonè = plezier)

Eudemonisme: geluk is goed en daar moet je naar streven. Ieder mens heeft recht op geluk. (eudaimonia = een goede geest/demon hebben)

Utilisme: het nut staat centraal. Iets is goed als het nuttig is. Dit is individueel nut. Een utilist maakt zich niet druk om het welzijn van een ander. (utilis = nuttig)

Sociaal utilisme: iets wordt goed genoemd wanneer het voor anderen ook nuttig is.

Situatie-ethiek: gaat niet uit van een vaste norm of gebod. De situatie maakt duidelijk wat hier goed is. Liefde staat centraal.

Deugdethiek: de kwaliteiten van een persoon staan centraal. Het gaat er om wie je bent en hoe je dat geworden bent. Door de deugden aan te leren kan de mens goed ethische keuzes maken.

Plichtethiek: categorische imperatief = een absoluut gebod waaraan iedereen zich moet houden wat het ook zou moeten kosten. Bijv. je moet altijd en onder alle omstandigheden de waarheid spreken ongeacht de gevolgen die eruit kunnen voortvloeien. (Immanuel Kant)

Marxistische ethiek: Marx gaat uit van de praktijk van het individu. De ethiek dient het doel om de klasse in stand te houden. Een arbeider heeft een ethiek die bij hem past en een directeur ook. Alle middelen mogen worden ingezet om je doel te bereiken, zelfs liegen en bedriegen.

Bezwaren tegen deze stromingen.

  • De mens met zijn verlangens en begeerten is middelpunt en maatstaf.
  • Is elke lust, die in ons hart leeft zuiver, goed, rein?
  • De medemens wordt niet als schepsel van god erkend.
  • Tegen situatie-ethiek: liefde is nooit eenzijdig, maar kijkt juist naar alle kanten.
  • Tegen plichtethiek: de bron voor ethische normen van Kant is niet de Bijbel.
  • Tegen marxistische ethiek: Marx’ visie is materialistisch en laat geen plaats voor God. De mens is hier geen schepsel van God, maar product van de materie.

Ethische hoofdstromen:

  • Deontologische ethiek: plicht- of beginsel ethiek. Beslissingen worde genomen op grond van een morele wet die zegt wat goed of kwaad is. (déon = plicht)
  • Utilistische ethiek: het gaat om het nuttige effect van een handeling. Het doel van handelen staat centraal.

Levensbeschouwelijke stromingen:

  • Humanistische stroming: gaat uit van de goede mens en de betrouwbare rede (verstand).
  • Rooms Katholieke stroming: stelt de kerk centraal en de onbedorven natuur.
  • Modern theologische stroming: stelt dat de gelovigen samen bepalen wat goed en kwaad is.
  • Bijbelgetrouwe stroming: erkent het gezag van de Bijbel en wil zich daardoor laten leiden.

H3

Problemen van Bijbelgebruik in de ethiek:

  • Iedereen legt de Bijbel anders uit: mensen met zelfs tegengestelde ethische opvattingen beroepen zich op dezelfde Bijbel.
  • Is de Bijbel niet gedateerd? Veel actuele kwesties speelden nog niet in de tijd van de Bijbel.
  • Is de Bijbel niet innerlijk tegenstrijdig? De Bijbel schijnt zelf ook van standpunt te veranderen.

Valkuilen bij Bijbelgebruik in de ethiek:

  • Biblicisme: het gebruik van losse Bijbelteksten die uit hun verband worden gehaald.
  • Motivisme: je laat je leiden door eigen opvattingen en zoekt daar Bijbelteksten bij.
  • Gezagsondermijning: men ziet de Bijbel als een boek vol religieuze ervaringen, maar niet meer als het levende Woord van God.

Hoe kun je de Bijbel wel in de ethiek gebruiken?

Dr. K. Schilder:

  • Vaste gronden: zaken uit de Bijbel die in alle tijden geldig zijn.
  • Wisselende bedelingen: je moet goed kijken in welk tijdvak van de heilsgeschiedenis een Bijbelgedeelte staat. Veel dingen zijn vervuld en gelden niet meer.
  • Actueel concrete bepaaldheid: je moet altijd de context in rekening brengen. Je moet vragen naar de bedoeling van de Bijbeltekst in de tijd dat het geschreven werd en in de tijd dat het gelezen wordt.

Dhr. J. Douma:

  • Gids: Bijbel vertelt ons concreet wat goed en kwaad is. (10 geboden/Bergrede)
  • Wachter: Bijbel waarschuwt ons tegen kwade ontwikkelingen.
  • Richtingswijzer: Bijbel geeft aan in welke richting we ons moeten bewegen om het antwoord te vinden op de vraag wat goed of kwaad is. (nieuwe problemen zoals IVF/DNA onderzoek)
  • Voorbeeld: Bijbel wijst op het voorbeeld dat anderen gegeven hebben.

    H1

    Ethiek (ethos = gewoonte/zede) wil nadenken over en zich bezinnen op de levenshouding, het handelen en de gewoonte.

    Moraal is het geheel van de traditionele en heersende zeden (soort gedragsregels).

    Waarden is dat wat je waardevol vindt, waaraan je waarde hecht.

    Normen zijn regels of voorschriften waarnaar een mens zich kan of moet richten

    Levensbeschouwing is een visie op wat belangrijk is in het leven.

    Descriptieve ethiek  het onderzoekt en beschrijft  zo neutraal en objectief de waarden en normen. (oordeelt zelf niet/neutraal)

    Normatieve ethiek maakt duidelijk welke waarden en normen je gebruikt en hoe je die toepast bij het beantwoorden van ethische vragen. (duidelijke mening)

    Meta-ethiek denkt op filosofische wijze na over de achtergronden van overtuigingen.

    Waarom belangstelling voor ethiek?

  • Moderne mens wil mondig zijn: mensen accepteren tegenwoordig niet zomaar een verbod of oordeel van een ander.
  • Vervreemding/individualisering: de invloed van de groep neemt af. Je bent niet meer zo gevoelig voor wat men er van vindt.
  • Techniek en wetenschap: gaan snel vooruit dus er wordt voortdurend een oordeel gevraagd over nieuwe zaken.
  • Media en wetenschap: je wordt geconfronteerd met zeken waar men vroeger niets van wist.
  • Definitie van ethiek (J. Douma):

  • Het gaat om bezinning.
  • Nadenken over de moraal, over dingen die je doet of wilt doen. Je verzamelt kennis en argumenten, langzaam kom je tot een oordeel.

  • Ethiek wil zich bezinnen op moreel handelen.
  • Je gaat nadenken over een bepaalde wijze van handelen. Niet elke handeling is een morele handeling.

  • Het gaat om menselijk handelen.
  • Het gaat om wat de mens, wel overwogen doet of nalaat.

  • Normatief handelen.
  • Maakt duidelijk dat je handelt naar bepaalde –door jou gekozen- normen.
  • Veronderstelt vrijheid om te kiezen.
  • Normatief handelen onder het aspect van goed en kwaad.
  • Gaat om een beoordeling gekoppeld aan een levensbeschouwing of geloof.

  • Moreel handelen hangt samen met motivatie.
  • Ethiek gaat niet alleen om wat je doet of laat, maar ook om de redenen waarom je iets wel of niet doet en over de gevolgen. Motivatie heeft betrekking op drie aspecten:

  • Overwegingen vooraf: waarom doe je iets?
  • Daad: wat doe je?
  • Gevolgen: wat gebeurt daarna?
  • Met emotie.
  • Verantwoord handelen gaat niet alleen uit van verstandelijke overwegingen, maar kent ook persoonlijke emotionele betrokkenheid. Emoties beïnvloeden vaak een ethische stellingname. Emoties kunnen je blind maken voor verantwoord handelen.

  • Met deugd als dispositie.
  • Het gaat om dat wat iemand voortdurend doet en niet om wat hij één keer heeft gedaan. Het gaat om het menselijke karakter, om de hele mens.

  • Gerichtheid op hoogste waarden.
  • –> levensbeschouwing. Levensbeschouwing heeft een ruimere betekenis dat godsdienst. Voor christenen is de hoogste waarde om God te dienen en eren.

    H2

    Ethische stromingen:

    Hedonisme: iets is goed wanneer je begeerten en verlangens worden bevredigd. (hèdonè = plezier)

    Eudemonisme: geluk is goed en daar moet je naar streven. Ieder mens heeft recht op geluk. (eudaimonia = een goede geest/demon hebben)

    Utilisme: het nut staat centraal. Iets is goed als het nuttig is. Dit is individueel nut. Een utilist maakt zich niet druk om het welzijn van een ander. (utilis = nuttig)

    Sociaal utilisme: iets wordt goed genoemd wanneer het voor anderen ook nuttig is.

    Situatie-ethiek: gaat niet uit van een vaste norm of gebod. De situatie maakt duidelijk wat hier goed is. Liefde staat centraal.

    Deugdethiek: de kwaliteiten van een persoon staan centraal. Het gaat er om wie je bent en hoe je dat geworden bent. Door de deugden aan te leren kan de mens goed ethische keuzes maken.

    Plichtethiek: categorische imperatief = een absoluut gebod waaraan iedereen zich moet houden wat het ook zou moeten kosten. Bijv. je moet altijd en onder alle omstandigheden de waarheid spreken ongeacht de gevolgen die eruit kunnen voortvloeien. (Immanuel Kant)

    Marxistische ethiek: Marx gaat uit van de praktijk van het individu. De ethiek dient het doel om de klasse in stand te houden. Een arbeider heeft een ethiek die bij hem past en een directeur ook. Alle middelen mogen worden ingezet om je doel te bereiken, zelfs liegen en bedriegen.

    Bezwaren tegen deze stromingen.

  • De mens met zijn verlangens en begeerten is middelpunt en maatstaf.
  • Is elke lust, die in ons hart leeft zuiver, goed, rein?
  • De medemens wordt niet als schepsel van god erkend.
  • Tegen situatie-ethiek: liefde is nooit eenzijdig, maar kijkt juist naar alle kanten.
  • Tegen plichtethiek: de bron voor ethische normen van Kant is niet de Bijbel.
  • Tegen marxistische ethiek: Marx’ visie is materialistisch en laat geen plaats voor God. De mens is hier geen schepsel van God, maar product van de materie.

Ethische hoofdstromen:

  • Deontologische ethiek: plicht- of beginsel ethiek. Beslissingen worde genomen op grond van een morele wet die zegt wat goed of kwaad is. (déon = plicht)
  • Utilistische ethiek: het gaat om het nuttige effect van een handeling. Het doel van handelen staat centraal.

Levensbeschouwelijke stromingen:

  • Humanistische stroming: gaat uit van de goede mens en de betrouwbare rede (verstand).
  • Rooms Katholieke stroming: stelt de kerk centraal en de onbedorven natuur.
  • Modern theologische stroming: stelt dat de gelovigen samen bepalen wat goed en kwaad is.
  • Bijbelgetrouwe stroming: erkent het gezag van de Bijbel en wil zich daardoor laten leiden.

H3

Problemen van Bijbelgebruik in de ethiek:

  • Iedereen legt de Bijbel anders uit: mensen met zelfs tegengestelde ethische opvattingen beroepen zich op dezelfde Bijbel.
  • Is de Bijbel niet gedateerd? Veel actuele kwesties speelden nog niet in de tijd van de Bijbel.
  • Is de Bijbel niet innerlijk tegenstrijdig? De Bijbel schijnt zelf ook van standpunt te veranderen.

Valkuilen bij Bijbelgebruik in de ethiek:

  • Biblicisme: het gebruik van losse Bijbelteksten die uit hun verband worden gehaald.
  • Motivisme: je laat je leiden door eigen opvattingen en zoekt daar Bijbelteksten bij.
  • Gezagsondermijning: men ziet de Bijbel als een boek vol religieuze ervaringen, maar niet meer als het levende Woord van God.

Hoe kun je de Bijbel wel in de ethiek gebruiken?

Dr. K. Schilder:

  • Vaste gronden: zaken uit de Bijbel die in alle tijden geldig zijn.
  • Wisselende bedelingen: je moet goed kijken in welk tijdvak van de heilsgeschiedenis een Bijbelgedeelte staat. Veel dingen zijn vervuld en gelden niet meer.
  • Actueel concrete bepaaldheid: je moet altijd de context in rekening brengen. Je moet vragen naar de bedoeling van de Bijbeltekst in de tijd dat het geschreven werd en in de tijd dat het gelezen wordt.

Dhr. J. Douma:

  • Gids: Bijbel vertelt ons concreet wat goed en kwaad is. (10 geboden/Bergrede)
  • Wachter: Bijbel waarschuwt ons tegen kwade ontwikkelingen.
  • Richtingswijzer: Bijbel geeft aan in welke richting we ons moeten bewegen om het antwoord te vinden op de vraag wat goed of kwaad is. (nieuwe problemen zoals IVF/DNA onderzoek)
  • Voorbeeld: Bijbel wijst op het voorbeeld dat anderen gegeven hebben.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.