Paragraaf 1 -Thailand: een andere wereld
Warm en vochtig
Thailand: andere natuur dan in Nederland.
Tropisch klimaat: altijd warm en veel neerslag in de regentijd.
Twee vormen: savanneklimaat en moessonklimaat.
Verschil: de lengte van de droge tijd.
Dankzij de vochtige warmte zijn er tropisch regenwouden.
Eén overheersend gewas: rijst.
De cultuur van Thailand
Kenmerken van cultuur:
1. godsdienst
2. voedsel
3. taal
4. kleding
5. inrichting van het landschap
Belangrijkste godsdienst: boeddhisme. Geloof in reïncarnatie en straatbeeld met boeddhistische tempels.
In het dagelijkse leven zijn andere kenmerken zichtbaar, bijvoorbeeld op de markt.
Overeenkomsten met Nederland: bijvoorbeeld grote moderne winkelcentra.
Volk: groep mensen die al eeuwenlang samenwoont en dezelfde cultuur heeft. In Thailand: voornamelijk Thai. Ook andere volken woonachtig in de berggebieden. Veel Chinezen in Bangkok en andere steden in het zuiden van Thailand.
Paragraaf 2 - De cultuur van Zuidoost-Azië
Eén cultuurgebied
Zuidoost-Azië: 600 miljoen inwoners verdeeld over twee delen:
1. Schiereiland begrensd door India en China.
2. Duizenden eilanden tussen de Grote Oceaan en de Indische Oceaan. Landen: Indonesië en de Filipijnen.
Een multicultureel gebied: honderden volken en culturen.
Verschillende godsdiensten: Thailand is boeddhistisch, Indonesië is islamitisch, de Filipijnen zijn katholiek en Cambodja heeft de grootste hindoeïstische tempel (maar de meeste Cambodjanen zijn boeddhist).
Invloeden van buitenaf
Verspreiding van mensen, ideeën en cultuur door gemakkelijke bereikbaarheid.
Chinezen vormen een belangrijke etnische in kustplaatsen. Een minderheid in aantal, maar een hoofdrol in de economie.
Immigranten en handelaren uit India brachten het hindoeïsme en het boeddhisme.
Arabische handelaren brachten de islam naar Maleisië en Indonesië.
Ook nu uitwisseling: naar Thailand, Singapore en Maleisië komen migranten, want dankzij groeiende industrie is er een tekort aan arbeiders.
Koloniën
Zestiende eeuw: Europeanen vormen koloniën: gebieden in een ander werelddeel in bezit van een Europees land.
Nederlands-Indië: van meer dan 17.000 eilanden naar één kolonie. Functies kolonie:
1. leverancier van grondstoffen, te verdelen in landbouwproducten en delfstoffen.
2. Afzetmarkt van industrieproducten uit Europa.
Op een plantage werd op grote schaal één gewas verbouwd. Ook werden er wegen en gebouwen neergezet.
Elf staten
Twintigste eeuw: elf zelfstandige staten, getrokken grenzen bleven bestaan.
Problemen tussen bevolkingsgroepen, bijvoorbeeld door de godsdienst.
Economische samenwerking en ontwikkeling in de ASEAN.
Paragraaf 3 - Arm en rijk in Zuidoost-Azië
Rijkdom en armoede
Manieren om rijkdom en armoede te herkennen:
- Je kunt het zien aan bijv. kleding, straatbeeld en vervoersmiddelen.
- Je kunt het meten aan de hand van kenmerken van ontwikkeling.
Ontwikkelingspeil
Twee manieren om te meten met getallen:
Een belangrijk ontwikkelingskenmerk is inkomen, vooral de koopkracht. Dat is wat je kunt kopen met je geld.
Basisbehoeften zijn de dingen die iedereen echt nodig heeft om redelijk te leven.
Beide kenmerken zeggen iets over het ontwikkelingspeil van een land.
Zuidoost-Azië: drie gezichten
Drie gezichten van Zuidoost-Azië:
Rijke landen: Singapore en Brunei. Beide landen zijn klein en hebben een hoog ontwikkelingspeil.
Groeilanden, voorbeeld: Thailand. Lage lonen → internationale bedrijven → toename welvaart. Versterking groei door verbeteringinfrastructuur en onderwijs. Infrastructuur: alle voorzieningen die nodig zijn om personen, goederen of informatie te vervoeren.
Achterblijvers, zoals Myanmar. Veel mensen kunnen er niet in hun basisbehoeften voorzien.
Paragraaf 4 - De Mekong
De Mekong
De rivier de Mekong ontspringt in Tibet, stroomt langs vijf landen en heeft een groot stroomgebied.
De Mekong begint als gletsjerrivier. Verderop wordt het een gemengde rivier, afhankelijk van smeltwater en regenwater.
Wisselende afvoer
Het regiem wisselt enorm door verschillen in smeltwater en neerslag. Het klimaat kent een droge periode van december tot april en een natte periode met veel neerslag en een hoog debiet.
De Mekong mondt uit in Vietnam, waar het Tonle Sap zorgt voor meer stabiliteit.
Natte periode: water uit de Mekong naar Tonle Sap. Droge periode: water uit Tonle Sap naar de Mekong.
Dankzij het Tonle Sap is er geen verzilting.
Vis en rijst
De Mekong levert voedsel voor de 55 miljoen mensen die in het stroomgebied wonen.
Het is een van de rijkste visgebieden ter wereld. Bij de monding veel waterlopen: delta.
Twee tot drie rijstoogsten per jaar dankzij het rivierwater, het slib en de hoge temperaturen.
Wel of geen stuwdammen
Er zijn voor- en nadelen aan stuwdammen.
Voordelen:
1 Het stuwmeer slaat water op voor in de droge tijd.
2 De waterafvoer is gelijkmatiger, dus minder gevaar voor overstromingen.
3 Er kan elektriciteit worden opgewekt.
Nadelen:
1 Vruchtbaar slib wordt tegengehouden.
2 De rijkdom aan vis loopt gevaar.
3 Het Tonle Sap komt wellicht droog te staan.
REACTIES
1 seconde geleden