Migratie en Vervoer

Beoordeling 7.6
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 5e klas havo | 560 woorden
  • 1 februari 2008
  • 5 keer beoordeeld
Cijfer 7.6
5 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
H1

Geografische mobiliteit: verplaatsen met ruimtelijk of tijdelijk aspect.
Circulatie: terugkeren naar je oude woonplaats.
Ruraal: platteland en Urbaan is stad.
Emigratie: weggaan en Immigratie is binnenkomen.
Migratiesaldo: verschil tussen im- en emigratie.

Migratie ging na 1945 vooral naar Noord-Amerika. Pushfactoren: afstotende redenen zoals oorlog.
Pullfactoren: aantrekkende redenen zoals werkgelegenheid.
Intermediaire factoren: positieve of negatieve factoren die de keuze om te migreren beïnvloeden zoals grenscontroles of toelatingsbeleid.

Er zijn 4 groepen factoren (push/pull):
Economisch, voedsel tekort/ veel werkgelegenheid.
Politiek, dictatuur/ soepel toelatingsbeleid.
Sociaal Cultureel, discriminatie/ verschillende culturen.
Ecologisch, natuurrampen/ vruchtbare bodem.

Compartimentering is het opdelen van een land in meerdere kleine landen. Het meest recente voorbeeld is voormalig Joegoslavië of de Sovjet Unie. Decompartimentering is juist het samengaan van landen in een groter land zoals West en Oost Duitsland. Ook kan er politieke decompartimentering plaatsvinden, zoals nu in de Europese Unie.
Segregatie: het ontstaan van een ruimtelijke scheiding tussen verschillende bevolkingsgroepen.

H2

In de stad groeit de bevolking veel sneller dan op het platteland, dit komt door migratie van het platteland naar de stad. Dit heet urbanisatie. Positieve effecten voor het vertrekgebied: armoede neemt af, meer ruimte voor huizen en beter onderwijs. Negatief effect: meest ondernemende mensen vertrekken, dit heet braindrain. Om de leefomstandigheden te verbeteren, moet de overheid de illegale sloppenwijken eerst goedkeuren. Dit doen ze nu niet, omdat de trek naar de stad dan nog meer wordt.
Toelatingscriteria van Nederland:

Internationale verplichtingen, de Conventie van Geneve. Economische belangen voor Nederland, we laten alleen arbeidsmigranten binnen als we ze zelf nodig hebben. Humanitaire redenen, we laten vluchtelingen toe.
Schengen-akkoord:
- De asielzoeker moet in het eerste Schengenland waar hij binnenkomt asiel aanvragen.
- Als ze via veilige landen een ander land binnen zijn gekomen (bv in Nederland via Engeland) moeten ze terug naar het eerst land.

H3

Global shift: het verplaatsen van de handelsplekken. Zo was vroeger de meeste handel aan de Eastcoast van de VS, nu is dat de Westcoast (^^).

Theorie Ullman:
Complementariteit: landen die elkaar goed aanvullen, zullen meestal veel handel met elkaar drijven.
Transferbility: de mogelijkheden om een product te vervoeren zoals infrastructuur en kosten.
Intervening opportunities: belemmeringen in de handel tussen verschillende landen, zodat er meer wordt gehandeld met landen die verder weg liggen.

Collectienetwerk: deel van transportnetwerk waarvoor de goederen bij de fabriek worden opgehaald en vervoerd naar de mainport.
Distributienetwerk: deel van transportnetwerk waarvoor de goederen vanuit de mainport bij de eindgebruiker worden afgeleverd.

Hub: een haven of luchthaven (mainport) die vanuit alle richtingen goederen en mensen ontvangt en die vervolgens weer in alle richtingen doorstuurt.
Mainports liggen altijd economisch en geografisch gunstig.
Schaalvoordelen: Economies of
Size: grotere hoeveelheden.
Density: intensiever gebruik van infrastructuur.
Scope: samenvoegen van vervoer naar 1 plek.

H4

In vergelijking met het buitenland is transport belangrijker in Nederland, dit komt vooral door de Rotterdamse haven en Schiphol. Het levert bij ons een grote bijdrage aan het BNP.
Nederland gebruikt vaak het just-in-time-principe. Dit houdt in dat de goederen pas op het laatste moment worden verzonden naar de producent. Distributiecentra zijn plekken waar de goederen worden opgeslagen. Logistiek is alles wat te maken heeft met het plannen van transportstromen. Corridors zijn plekken waar de producent zit die een stuk buiten de mainports liggen, een overlaadpunt.
Gebruikerswaarde: de functies die een ruimte kan vervullen. Belevingswaarde: wat de mening is van mensen over de ruimte. Toekomstwaarde: wat kan de ruimte betekenen voor de toekomst.

REACTIES

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.