Ben jij 16 jaar of ouder? Doe dan mee aan dit leuke testje voor het CBR. In een paar minuten moet je steeds kiezen tussen 2 personen.

Meedoen

Hoofdstuk 6, Ecosysteem

Beoordeling 5.8
Foto van een scholier
  • Samenvatting door een scholier
  • 2e klas havo/vwo | 567 woorden
  • 10 juni 2009
  • 18 keer beoordeeld
Cijfer 5.8
18 keer beoordeeld

ADVERTENTIE
Overweeg jij om Politicologie te gaan studeren? Meld je nu aan vóór 1 mei!

Misschien is de studie Politicologie wel wat voor jou! Tijdens deze bachelor ga je aan de slag met grote en kleine vraagstukken en bestudeer je politieke machtsverhoudingen. Wil jij erachter komen of deze studie bij je past? Stel al je vragen aan student Wouter. 

Meer informatie
B88
Abiotische (dode) elementen:
Bijvoorbeeld water, gebergten en bodems.

Biotische (levende) elementen:

De flora(planten), fauna(dieren) en de mensen.

Ecosysteem:
Het systeem waarin alle biotische en niet-biotische elementen met elkaar in verband staan, door voortdurende uitwisseling van energie en materialen onder invloed van de zon.

Biosfeer:

Het leven op aarde. (planten, bomen, dieren en mensen)

Hydrosfeer:

Het water op aarde. (zeeën, meren, rivieren, grondwater, land- en drijfijs


Lithosfeer:

De aardkorst. (bodem)

Atmosfeer:

De lucht om ons heen.

B89
Milieuvervuiling (of milieuverontreiniging):
Dat je het milieu gebruikt als afvalbak, waarin te veel schadelijke stoffen komen.

Milieu-uitputting:

Het opraken van natuurlijke voorraden zoals steenkool, aardolie en aardgas.

Milieu-aantasting:
Grote veranderingen in landschappen en ecosystemen, bijvoorbeeld verwoestijning.

B90
Condensatie:
De overgang van water in gasvormige toestand naar vloeibare toestand.

Waterkringloop:
Het voortdurend overgaan van water van de ene naar de andere toestand.

Korte kringloop:
Dat de neerslag weer in zee terecht komt. Dit komt het meeste voor want de aarde bestaat voor twee derde uit zee.

Lange kringloop:
Dat de neerslag op het land valt en via een ‘omweg’ terug naar zee gaat. Dat kan via rivieren, verdamping en grondwater.


Transpiratie:
Als planten en bomen via hun bladeren water afgeven aan de lucht.

Evaporatie:
‘Gewone’ verdamping.

Evapotranspiratie:
De totale verdamping boven land.

B92
Grondwater:
Het water in de grond.

Poriën:
De openingen tussen zandkorrels (waar het water zich meestal bevind)

Poreuze grond:
Als er veel poriën in de grond zitten.

Infiltreren:

Het wegzakken van water in de grond.

Grondwaterspiegel/ grondwaterpeil:

De bovenkant van het grondwater.

Maaiveld:

De afstand van het oppervlak tot de grondwaterspiegel.

B93:
Draineren:
Het kunstmatig verlagen van het grondwaterpeil.

Irrigeren:

Bevloeien of water opbrengen. (besproeien met water)


Druppelirrigratie:
Dat elke plant via een buisje precies voldoende water krijgt. (hierbij gaat minder water verloren)

Oppervlakte-irrigratie:

Wateraanvoer via kanaaltjes of sloten.

Beregening:

Wateraanvoer via een buizenstelsel met sproeiers.

Verzilting:
Het zout worden van de bodem. Dit komt omdat er in water altijd zouten zitten. Stel dat er ergens te veel water ligt(er een plas ontstaat) terwijl de zon schijnt. Dit water verdampt dan maar het zout blijft liggen. De zouten vormen een korst aan het oppervlak en kan er niet meer verbouwd worden.

B94:
Regenrivieren:
Rivieren die regenwater vervoeren.

Gletsjerrivieren:

Rivieren die het smeltwater van gletsjers ontvangen.

Gemengde rivieren:

Het vervoeren van regen en smeltwater. (bijvoorbeeld de Rijn)


Stroomgebied:

Het gebied dat afwatert op een bepaalde rivier en zijn zijrivieren.

Waterscheiding:

De grens tussen twee stroomgebieden.

Debiet:

De hoeveelheid water gemeten in m3 die op een bepaald punt de rivier passerd.

Wadi’s:
Rivieren die in een deel van het jaar helemaal droogvallen.

Regiem:
De schommeling in de waterafvoer.

B95:
Bovenloop:
Boven in de bergen of heuvels.

Benedenloop:

Beneden in laagland, waar het in de zee eindigt.

Verval:

Het hoogteverschil tussen twee plaatsen op de rivier.

Verhang:

Het verval per kilometer.

Delta:

Een vertakking van een rivier in een aantal rivierlopen, vlak voor de monding.

Estuarium/ trechtermond:

Een brede riviermonding, vaak in de vorm van een trechter. Dit is ontstaan door eb en vloed.


B96:
Waterzuivering:
Het water schoonmaken.

B97:
Grensoverschrijdende vervuiling:
Dat bijvoorbeeld giftige stoffen via de rijn uit Duitsland komen.

B98:
Bodemerosie:
Het verdwijnen van de bovenste vruchtbare laag.

B99:
Ontbossing:
Het kappen van bossen.

B100:
Overbeweiding:
Als planten geen kans krijgen om opnieuw te groeien doordat het vee er graast.

Verwoestijning:

Het uitbreiden van de woestijn. Dat komt doordat de planten verdwijnen


REACTIES

H.

H.

goede samenvatting! bedankt

14 jaar geleden

Log in om een reactie te plaatsen of maak een profiel aan.